In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank Rotterdam het beroep van eiseres tegen een bestuurlijke boete van € 12.500,- die door de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit is opgelegd wegens overtreding van de Wet dieren. De minister had op 16 december 2022 besloten om de boete op te leggen na een controle door de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) op 22 juni 2022, waarbij fecale bezoedeling op een kalverkarkas werd aangetroffen. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar de minister handhaafde zijn besluit op 21 februari 2023.
De rechtbank heeft het beroep op 4 maart 2024 behandeld, waarbij de gemachtigden van beide partijen aanwezig waren. De rechtbank oordeelt dat de minister terecht heeft vastgesteld dat eiseres de overtreding heeft begaan, omdat de bezoedeling is aangetroffen na het slachtproces en vóór het stempelen van het karkas, wat in strijd is met de hygiënevoorschriften van de Verordening (EG) nr. 852/2004. De rechtbank wijst erop dat de bewijslast bij de minister ligt, maar dat de bevindingen van de toezichthouder niet lichtvaardig terzijde kunnen worden geschoven.
Eiseres betoogt dat de bezoedeling mogelijk pas in de koelcel heeft plaatsgevonden, maar de rechtbank oordeelt dat dit onwaarschijnlijk is en dat de minister de boete terecht heeft verhoogd vanwege recidive. De rechtbank concludeert dat de opgelegde boete evenredig is en dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die tot matiging van de boete zouden moeten leiden. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, waardoor de boete in stand blijft.