ECLI:NL:RBROT:2024:2055
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van niet-ontvankelijkheid van beroep inzake WOZ-waarde en verzoek om schadevergoeding
In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam op 8 maart 2024, wordt het beroep van [naam eiseres] B.V. tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente [naam gemeente] beoordeeld. De heffingsambtenaar had de waarde van de onroerende zaak op 1 januari 2021 vastgesteld op € 1.158.000,- en de eigenarenbelasting voor het belastingjaar 2022 opgelegd. Het bezwaar van Bartels, die als gemachtigde optrad, werd door de heffingsambtenaar niet-ontvankelijk verklaard, waarna Bartels beroep instelde. De rechtbank heeft het beroep behandeld op 30 januari 2024, waarbij zowel Bartels als de gemachtigde van de heffingsambtenaar aanwezig waren.
De rechtbank oordeelt dat het beroep niet-ontvankelijk is, omdat Bartels niet de juiste machtiging had om namens [naam eiseres] B.V. beroep in te stellen. De rechtbank legt uit dat op grond van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een beroepschrift de naam en het adres van de indiener moet bevatten, en dat een gebrek in de ondertekening van het beroepschrift kan leiden tot niet-ontvankelijkheid. De rechtbank kon niet vaststellen wie op het moment van het instellen van beroep de bevoegde bestuurders van [naam eiseres] B.V. waren, waardoor de machtiging niet rechtsgeldig was.
Daarnaast heeft Bartels verzocht om een vergoeding van immateriële schade wegens een onredelijk lange procedure. De rechtbank concludeert dat de redelijke termijn van twee jaar niet is overschreden, en wijst het verzoek om schadevergoeding af. De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk en wijst het verzoek om schadevergoeding af, zonder aanleiding voor een proceskostenveroordeling.