In deze zaak heeft eiseres, een inwoner van [plaats], een verzoek ingediend bij de Belastingdienst/Toeslagen voor herbeoordeling van haar recht op kinderopvangtoeslag. Eiseres heeft beroep ingesteld omdat er geen tijdig besluit is genomen door de verweerder. De verweerder heeft op 11 december 2023 een verweerschrift ingediend, maar de rechtbank heeft partijen niet uitgenodigd voor een zitting, omdat de zaak zich leent voor een beslissing op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft vastgesteld dat de beslistermijn voor het verzoek tot herbeoordeling is overschreden, aangezien verweerder uiterlijk op 4 april 2023 een besluit had moeten nemen. Eiseres heeft verweerder in gebreke gesteld, maar er is geen besluit genomen. Het beroep is gegrond verklaard.
De rechtbank heeft de hoogte van de verbeurde dwangsom vastgesteld op € 1.442,-, omdat verweerder geen dwangsombeschikking heeft afgegeven. De rechtbank heeft verweerder opgedragen om binnen zes weken na verzending van de uitspraak een schriftelijke vooraankondiging bekend te maken en binnen twee weken na ontvangst van een zienswijze een besluit over (aanvullende) compensatie te nemen. De rechtbank heeft ook bepaald dat verweerder een dwangsom van € 100,- per dag verbeurt bij overschrijding van de gestelde termijnen, met een maximum van € 15.000,-.
Daarnaast is verweerder veroordeeld tot vergoeding van het door eiseres betaalde griffierecht van € 50,- en de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 437,50. De rechtbank heeft geoordeeld dat de zaak van licht gewicht is, maar dat de wegingsfactor voor de proceskosten op 0,5 moet worden vastgesteld, in tegenstelling tot het standpunt van verweerder. De uitspraak is gedaan door mr. M. Zoethout op 5 maart 2024.