ECLI:NL:RBROT:2024:13420

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
31 december 2024
Publicatiedatum
20 januari 2025
Zaaknummer
C/10/688792 / KG ZA 24-1047
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot verlenging van de opzegtermijn van een overeenkomst en nakoming van verplichtingen

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op 31 december 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Telene S.A.S. en Hoyer Liquid Drumming B.V. Telene, eiseres, vorderde een gebod tot verlenging van de opzegtermijn van de overeenkomst met HLD en een veroordeling tot nakoming van de verplichtingen onder de overeenkomst en het addendum. HLD had de overeenkomst opgezegd per 14 februari 2025, met inachtneming van een opzegtermijn van 7,5 maand. Telene stelde dat deze termijn naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar kort was. De voorzieningenrechter oordeelde dat de opzegtermijn niet onaanvaardbaar kort was, gezien de omstandigheden van het geval en de lange duur van de overeenkomst. De voorzieningenrechter wees de vorderingen van Telene af en veroordeelde haar in de proceskosten van HLD, die op € 1.973,00 werden begroot. De uitspraak benadrukt het belang van redelijkheid en billijkheid in contractuele relaties en de verantwoordelijkheid van partijen om tijdig alternatieven te onderzoeken en bufferstock op te bouwen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/688792 / KG ZA 24-1047
Vonnis in kort geding van 31 december 2024
in de zaak van
TELENE S.A.S.,
vestigingsplaats: Bondues (Frankrijk),
eiseres,
advocaten mrs. G. te Winkel en N.D. Milheiro Anselmo te Amsterdam,
tegen
HOYER LIQUID DRUMMING B.V.,
vestigingsplaats: Oosterhout,
gedaagde,
advocaten mrs. M.A. Jacobs en I.C.J. Brinkhof te Rotterdam.
De partijen worden hierna Telene en HLD genoemd.

1.Waar gaat de zaak over?

1.1.
HLD verricht al ruim dertien jaar het afvullen en mengen van een groot deel van de Producten van Telene. HLD heeft de Overeenkomst op grond waarvan zij dit voor Telene deed op 26 juni 2024 per 14 februari 2025 opgezegd. Volgens Telene heeft HLD daarbij een naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar korte opzegtermijn gehanteerd. Daarom vordert Telene in deze zaak HLD (onder druk van een dwangsom) te gebieden om de opzegtermijn te verlengen tot 14 februari 2026 en te veroordelen om haar verplichtingen onder de Overeenkomst en het Addendum daarop tot die datum volledig na te komen, althans totdat Telene een alternatieve locatie voor de werkzaamheden van HLD heeft gevonden en veroordeling van HLD in de proceskosten. HLD is het niet eens met de vorderingen van Telene. De voorzieningenrechter wijst de vordering van Telene af, omdat het naar haar voorlopig oordeel niet naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat HLD een opzegtermijn van feitelijk in ieder geval 7,5 maand heeft gehanteerd. Dit wordt hierna uitgelegd.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 13 november 2024, met bijlagen 1 tot en met 34;
  • de bijlagen 35 tot en met 39 van Telene;
  • de conclusie van antwoord, met bijlagen 1 tot en met 18;
  • de mondelinge behandeling op 20 december 2024;
  • de pleitnotities van mrs. te Winkel en Milheiro Anselmo;
  • de pleitaantekeningen van mr. Brinkhof;
  • de tijdens de mondelinge behandeling door HLD in het geding gebrachte e-mail, met één bijlage.

3.Enkele feiten

3.1.
Telene specialiseert zich in de marketing en verkoop van variaties op DCPD-hars (de Producten). Telene behoort tot het Japanse chemieconcern van Zeon Corporation. De Producten worden geproduceerd door een groepsvennootschap van Telene in Japan. De Producten worden in vloeibare vorm verkocht aan klanten van Telene.
3.2.
HLD behoort tot de Hoyer Groep en is een logistieke dienstverlener die hoofdzakelijk actief is in de chemie-, gas-, minerale oliën en levensmiddelensector.
3.3.
Telene en (de rechtsvoorganger van) HLD zijn op 14 februari 2011 een zogeheten Processing Agreement aangegaan (de Overeenkomst). Op grond van de Overeenkomst heeft HLD een afvul- en menginstallatie voor Telene ingericht. Daarnaast moet HLD de Producten – die in ISO-containers van 23.000 liter vanuit Japan worden verscheept – mengen, afvullen en opslaan in zogeheten IBC’s van 2.000 liter. Op 12 september 2018 zijn de partijen een addendum op de Overeenkomst overeengekomen (het Addendum). Op grond van het Addendum moet HLD een deel van de Producten ook afvullen in Drums (vaten) van 200 liter. Daarvoor was een aanpassing van de installatie nodig. HLD verricht het afvullen, mengen en opslaan van de Producten op haar locatie in Oosterhout (de Oosterhout Site).
3.4.
De Overeenkomst is aangegaan voor een initiële looptijd van vijf jaar. Na het verstrijken van deze termijn is de Overeenkomst telkens automatisch verlengd met een periode van twaalf maanden, voor het laatst op 14 februari 2024 tot 14 februari 2025. De Overeenkomst bevat een opzegtermijn van zes maanden vóór het begin van iedere nieuwe periode van twaalf maanden welke termijn nooit is aangepast.
3.5.
Eind 2022 lanceerde HLD het zogeheten One Hoyer Project (het Project). Het Project was erop gericht om de volledige logistieke dienstverlening van haar klanten door en onder regie van HLD te verzorgen. HLD is in het kader van het Project ook met Telene in overleg getreden. In dat kader hebben HLD en Telene mogelijke nieuwe locaties voor de uit te breiden werkzaamheden van HLD voor Telene bezocht.
3.6.
Tijdens een gesprek in maart 2024 heeft HLD aan Telene medegedeeld dat zij de mogelijkheden van een joint venture met Rotterdam Blending en Filling (RBF) zou gaan verkennen als vervanging voor de Oosterhout Site, die op termijn zou sluiten. Daarbij is van de naderende sluiting ook mededeling gedaan. Het doel van de joint venture zou zijn om de werkzaamheden van HLD op de Oosterhout Site te verplaatsen naar een locatie van RBF in Rotterdam. HLD heeft daarbij verder nog aangekondigd dat zij de Overeenkomst na afloop van het lopende jaar niet meer zou verlengen.
3.7.
Op 22 mei 2024 hebben HLD en Telene een bezoek gebracht aan de locatie Schkopau van HLD. Die locatie was een mogelijk alternatief voor de Oosterhout Site.
3.8.
Op 19 juni 2024 gaf HLD in een telefoongesprek met Telene aan dat (i) de onderhandelingen over het oprichten van een joint venture met RBF waren gestaakt maar dat Telene zelf (verder) in gesprek kon met RBF, (ii) de Oosterhout Site desondanks zou sluiten en (iii) het Project definitief van de baan was.
3.9.
Op 26 juni 2024 heeft Telene de officiële opzeggingsbrief van HLD ontvangen, waarin HLD de Overeenkomst opzegt per 14 februari 2025.
3.10.
Op 25 september 2024 hebben partijen, op initiatief van HLD, gesproken over het opbouwen van een buffervoorraad van de Producten, om na 13 februari 2025 nog enige tijd door te kunnen leveren en zo de gevolgen van de sluiting van de Oosterhout Site op te vangen. Telene heeft eind oktober 2024 ingestemd met het opbouwen van een buffervoorraad van de Producten door HLD.

4.De beoordeling

4.1.
Het uitgangspunt is dat partijen in de Overeenkomst een opzegtermijn van zes maanden vóór het begin van iedere nieuwe verlengingsperiode van twaalf maanden zijn overeengekomen. HLD heeft de Overeenkomst met inachtneming van een ruimere opzegtermijn van in ieder geval 7,5 maand opgezegd per 14 februari 2025. HLD kan Telene in principe aan die einddatum houden (vgl. ECLI:NL:GHARN:2009:BH4601, r.o. 4.19).
4.2.
Dit kan anders zijn in het geval dat de gehanteerde opzegtermijn, gelet op alle omstandigheden van het geval, naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is (vgl. ECLI:NL:HR:2014:2929, r.o. 3.5.2, ECLI:NL:HR:2016:1134, r.o. 4.4.2, en ECLI:NL:HR:2018:141, r.o. 3.6.4). Dit is een hoge drempel, waarbij onder meer de volgende omstandigheden een rol spelen: de termijn die nodig is voor een omschakeling in de bedrijfsvoering naar de nieuwe situatie die door de opzegging ontstaat en het terugverdienen van gedane investeringen, de tijd en kosten die overigens met die omschakeling gemoeid zijn, de mate van afhankelijkheid van de opgezegde partij, de tijd die de overeenkomst geduurd heeft en de redenen van de opzegging (vgl. ECLI:NL:GHDHA:2017:2764, r.o. 7.2). In de beoordeling van de vraag of de gehanteerde opzegtermijn naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is, zit al een belangenafweging. Dat neemt niet weg dat de belangen van partijen hierna wel worden besproken.
4.3.
De voorzieningenrechter beoordeelt hierna de hiervoor bedoelde omstandigheden en bespreekt de gestelde belangen van partijen. Op grond daarvan komt zij tot het voorlopig oordeel dat de door HLD in acht genomen opzegtermijn van feitelijk in ieder geval 7,5 maand naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet onaanvaardbaar kort is.
4.4.
De Overeenkomst loopt inmiddels meer dan dertien jaar en heeft daarmee een duurzaam karakter waardoor meer eisen aan de lengte van de opzegtermijn mogen worden gesteld. Een belangrijk aspect is voorts dat Telene voor 65% of 69% (Telene noemt in haar processtukken verschillende percentages) van het leverklaar maken van de Producten afhankelijk is van HLD. HLD heeft deze percentages in eerste instantie betwist, maar die betwisting na uitleg van Telene tijdens de mondelinge behandeling niet herhaald zodat het ervoor wordt gehouden dat HLD die betwisting niet handhaaft. Telene is voor haar bedrijfsvoering dus buitengewoon afhankelijk van HLD. Deze omstandigheid weegt echter niet op tegen wat hierna wordt overwogen.
4.5.
Vaststaat dat HLD Telene in maart 2024 heeft meegedeeld dat de Oosterhout Site op termijn gaat sluiten. Zoals Telene tijdens de mondelinge behandeling heeft erkend, hangt het, ook medegedeelde, niet verlengen van de Overeenkomst na afloop van de lopende termijn daarmee samen, volgens Telene omdat een nieuwe site een nieuwe overeenkomst vergt. Hoewel aan Telene kan worden toegegeven dat partijen in afwachting waren van de uitkomsten van (a) onderhandelingen over een joint venture tussen HLD en RBF en (b) een mogelijke verplaatsing van de activiteiten van HLD naar de Antwerpse Haven of Schkopau, miskent Telene dat deze situatie een grote mate van onzekerheid voor haar betekende voor wat betreft de vraag of HLD de gewenste werkzaamheden in de toekomst nog steeds (en elders) zou kunnen verrichten. HLD kon niet garanderen dat de joint venture tot stand zou komen en heeft dat ook niet gedaan. Voorts was (nog) niet duidelijk of verplaatsing naar de Antwerpse haven of Schkopau een reële optie was en evenmin of het Project weer zou worden opgepakt als de joint venture niet tot stand zou komen. Telene mocht er om die reden niet gerechtvaardigd op vertrouwen dat de relatie met HLD zou blijven voortduren. Integendeel, van Telene mocht worden verwacht dat zij zodanige acties zou ondernemen dat het risico dat zij in de toekomst de Producten (mogelijk enige tijd) niet meer aan haar klanten kan leveren minimaal zou zijn. Telene heeft echter onvoldoende gedaan om zo’n plan B (en eventueel een plan C) te realiseren als alternatief voor de gesloten Oosterhout Site en het nog niet gereed zijn van een nieuwe locatie en (mogelijk nodig zijnde) nieuwe installatie.
4.6.
In de eerste plaats is Telene niet, althans te laat in gesprek gegaan met relevante bedrijven die het leverklaar maken van de Producten van HLD konden overnemen. Dit betreft in ieder geval De Rijke, Tigro en Essers. De stelling van Telene dat De Rijke niet geschikt was, heeft zij niet onderbouwd en HLD betwist de ongeschiktheid van dat bedrijf. Verder heeft Telene erkend dat zij Essers niet heeft benaderd. Dat Tigro een nieuwe naam voor Telene is, is een omstandigheid die voor haar rekening komt. Van Telene mocht in het kader van het minimaliseren van risico’s voor de toekomst namelijk worden verwacht dat zij actief op zoek ging naar alternatieven voor HLD. Daarbij past dat Telene aan HLD vraagt of zij zicht heeft op realistische alternatieven en die alternatieven vervolgens serieus onderzoekt. Dat Telene dit heeft gedaan, is onvoldoende aannemelijk. Uit de stukken komt eerder een afwachtende houding van Telene naar voren. Het mag verder zo zijn dat HLD Telene had verzocht om vertrouwelijk om te gaan met het nieuws dat de Oosterhout Site zou sluiten, maar dit heeft Telene er niet van weerhouden om in ieder geval op 1 juli 2024 in gesprek te gaan met partijen die de werkzaamheden van HLD mogelijk konden overnemen. Telene kan de gevraagde vertrouwelijkheid dan ook niet aan HLD tegenwerpen.
4.7.
Een belangrijk aspect van een nieuwe locatie is volgens Telene dat er een nieuwe installatie moet worden gebouwd en de tijd die dat kost. Telene stelt in de dagvaarding dat zij haar (nieuwe) productielijnen op zijn vroegst in de zomer van 2025 operationeel kan hebben, maar dat een realistischer scenario is dat dit ten minste een jaar zal duren. Niet duidelijk is echter vanaf welk moment Telene rekent en iedere onderbouwing van een periode ontbreekt. De directeur van HLD noemt een periode van zes tot acht maanden om een installatie operationeel te krijgen. Anders dan Telene stelt, erkent HLD niet dat daaraan voorafgaand nog de engineering moet plaatsvinden. Daar komt bij dat HLD stelt van RBF, met wie Telene naar eigen zeggen vrijwel zeker in zee gaat, te hebben vernomen dat de nieuwe productielijn voor Telene luxueuzer wordt met veel handelingen die, anders dan nu, automatisch zullen gaan. De bouw daarvan kost, zo begrijpt de voorzieningenrechter, meer tijd. Telene heeft dit laatste – de luxe – tijdens de mondelinge behandeling afgedaan als onzin, maar zoals hiervoor al is benoemd laat zij na de daadwerkelijk benodigde periode
– maar ook wanneer zij is begonnen met de voorbereidingen – te onderbouwen.
4.8.
Als wordt uitgegaan van een periode van meer dan 7,5 maanden die het kost om een nieuwe installatie operationeel te krijgen, wordt relevant of van Telene verwacht kon worden dat zij (tijdig) voorbereidingen trof om een, naar het zich laat aanzien beperkte, overbruggingsperiode uit te kunnen zingen. In dat kader is de voorzieningenrechter van oordeel dat het op de weg van Telene lag om zo snel mogelijk te beginnen met het opbouwen van bufferstock van de Producten. Telene is hier te laat mee begonnen en heeft pas eind oktober 2024 aan HLD opdracht gegeven om hiermee te beginnen. HLD had Telene hier eerder al op gewezen. Het lag bovendien op de weg van Telene om hier in het kader van schadebeperking, maar ook in het kader van een Plan B, nog (veel) eerder zelf over en mee te beginnen. Tijdens de mondelinge behandeling is bovendien gebleken dat er enige rek in de productie in Japan zit, zij het dat niet heel duidelijk en niet onderbouwd is wat er nou wel en echt niet (financieel) kan, zowel op het punt van productie als op het punt van vervoer (in IBC’s of juist niet) vanuit Japan naar Nederland. Die onduidelijkheid
– wegens het ontbreken van onderbouwing – is er ook op het punt van zowel de (omvang van de lopende en/of toekomstige) verplichtingen van Telene jegens haar klanten en over het al dan niet accepteren van Drums (in plaats van IBC’s) als, eventueel tijdelijke, verpakking van de Producten.
4.9.
Volgens Telene is er per 14 februari 2025 voor anderhalve maand IBC’s en minder dan drie maanden Drums aan bufferstock opgebouwd (wat min of meer overeenkomt met 1/3 van de totale jaarbehoefte zoals HLD die heeft berekend). Nog afgezien van het hiervoor al besproken gebrek aan informatie over de verplichtingen van Telene, had de bufferstock veel omvangrijker kunnen zijn als Telene HLD eerder – zowel in het kader van een Plan B, in maart, als na opzegging vanaf juli – opdracht had gegeven om bufferstock op te bouwen in plaats van zich op het onjuist gebleken standpunt te stellen dat het opbouwen daarvan onhaalbaar was.
Bovendien komt hier nog bij dat Telene blijkbaar – HLD stelde dat in haar pleidooi en Telene heeft daar niet op gereageerd – inmiddels beschikt over ongeveer dertig tankcontainers van in totaal ongeveer 650 MT aan kant-en-klare Producten in Nederland. Als die tankcontainers worden afgevuld in IBC’s en/of Drums, waarvan aannemelijk is dat Telene daar vrij gemakkelijk een derde partij voor kan vinden, beschikt Telene over nog eens twee maanden aan bufferstock en dus in totaal over ruim zes maanden aan bufferstock. Overigens zijn ook de hoge kosten van het opbouwen van bufferstock waar Telene zich in de dagvaarding nog op beriep inmiddels blijkbaar geen probleem meer, aangezien toch is besloten bufferstock op te bouwen. Bovendien kan eventuele schade die het gevolg is van het opbouwen van bufferstock om de sluiting van de Oosterhout Site op te vangen in een bodemprocedure aan de orde worden gesteld; een reden voor een langere opzegtermijn is dit niet.
4.10.
Gelet op dit alles komt het voor een belangrijk deel door het handelen en nalaten van Telene dat zij het niet voor elkaar krijgt om voor 14 februari 2025 een alternatieve locatie operationeel te hebben om de Producten leverklaar te laten maken, althans om te beschikken over voldoende bufferstock tot het moment dat een nieuwe productielijn gereed is. De voorzieningenrechter wil aannemen dat Telene bij RBF een met HLD vergelijkbare productielijn wil laten bouwen en dat het gehele traject sowieso een langere termijn dan de overeengekomen opzegtermijn van zes maanden in beslag neemt, maar als Telene eerder serieus naar alternatieven was gaan zoeken en eerder bufferstock was gaan opbouwen, dan was mogelijk geen sprake geweest van enige overbruggingsperiode althans in ieder geval van een (veel) korte(re) overbruggingsperiode dan nu het geval is. Hierbij speelt ook mee dat HLD onweersproken heeft gesteld dat een met Telene vergelijkbaar complexe klant van haar, Nouryon, in minder dan drie maanden tijd een alternatief heeft gevonden in Tigro en Essers. Van welke overbruggingsperiode concreet sprake is, heeft Telene overigens niet toegelicht. In eerste instantie zouden alternatieve productielijnen bij RBF op zijn vroegst in de zomer van 2025 gereed zijn, maar later heeft Telene gesteld dat dit pas op zijn vroegst in oktober/november 2025 en mogelijk zelfs pas begin 2026 het geval is. Hoe dan ook had (een belangrijk deel van) die overbruggingsperiode kunnen worden opgevangen door eerder serieus naar een alternatief te gaan zoeken èn eerder bufferstock op te gaan bouwen. De voorzieningenrechter acht het overigens wel aannemelijk dat klanten die Telene verliest doordat zij de Producten (enige tijd) niet kan leveren naar een andere leverancier overstappen en niet meer terugkomen.
4.11.
Niet onvermeld mag blijven dat Telene het (mede) aan zichzelf te wijten heeft dat de overeengekomen opzegtermijn nooit is aangepast. In de aanloop naar, althans tijdens, een bespreking op 24 november 2020 heeft Telene weliswaar laten noteren dat de in 2011 overeengekomen opzegtermijn van zes maanden onrealistisch kort is, en dat zij dit wil herzien, maar tot een aanpassing van de overeengekomen opzegtermijn of tot (serieuze) verzoeken en onderhandelingen op dit punt is het blijkbaar nooit gekomen. Als HLD in de loop van de tijd was uitgegroeid tot de belangrijkste externe dienstverlener van Telene en Telene wist dat het vinden van een alternatief voor HLD nooit zou lukken binnen de overeengekomen opzegtermijn van zes maanden, dan komt het voor rekening en risico dat Telene op dit punt nooit heeft doorgepakt. Telene stelt (en onderbouwt) in ieder geval niet dat zij na 2020 de opzegtermijn ooit nog ter sprake heeft gebracht.
4.12.
Voor de beoordeling van de vordering is verder relevant dat aannemelijk is dat de Oosterhout Site al jaren verlieslatend was. HLD had er daarom een economisch gerechtvaardigd belang bij om de Oosterhout Site te sluiten. Dit geldt te meer omdat het langer openhouden van de Oosterhout Site zou betekenen dat HLD investeringen moest doen, die noodzakelijk zijn vanwege het feit dat de Oosterhout Site een zogenaamde Seveso-inrichting is. HLD hoefde die investeringen in overleg met het bevoegd gezag nu nog niet uit te voeren, omdat een sluiting van de Oosterhout Site op korte termijn op handen was. Aannemelijk, althans niet uitgesloten, is dat dit verandert als de Oosterhout Site langer open zou (moeten) blijven. In dat geval lopen ook de kosten die HLD voor de Oosterhout Site moet maken door. Hoewel op de door HLD gestelde hoogte van die kosten mogelijk het één en ander valt af te dingen, staat voor de voorzieningenrechter als een paal boven water dat de kosten van het langer openhouden van de Oosterhout Site – waar Telene vanaf 1 januari 2025 de enige nog overgebleven klant is – de inkomsten van de werkzaamheden die HLD voor Telene verricht fors overstijgen. Dat HLD in dat geval op de Oosterhout Site ook inkomsten zou kunnen genereren door op ad hoc basis of tijdelijk werkzaamheden voor derden te verrichten, is puur speculatief en brengt bovendien ook meer kosten met zich mee voor HLD. Los van de kosten van het langer openhouden van de Oosterhout Site vergen ook het opnieuw vinden van voldoende gekwalificeerd personeel voor de Oosterhout Site, het opleiden van dat personeel en het verkrijgen van toestemming van het bevoegd gezag (en de benodigde vergunningen) om de Oosterhout Site langer open te houden een heleboel tijd en geld van HLD; tijd en geld dat zij niet meer in de Oosterhout Site wil investeren. Het is niet aannemelijk dat bij HLD sprake is van kwaad opzet door het ernaar te maken dat er vanaf 14 februari 2025 geen gekwalificeerd personeel meer op de Oosterhout Site aanwezig is en door nog niet met het bevoegd gezag te spreken over het langer openhouden van de Oosterhout Site. Het is wel aannemelijk dat de Oosterhout Site daadwerkelijk sluit per 14 februari 2025 en dat HLD niet gemakkelijk met het bevoegd gezag kan afspreken dat de Oosterhout Site nog langer open mag blijven zonder dat daar aanzienlijke en door het bevoegd gezag geëiste investeringen in veiligheid en installaties moeten worden gedaan. Het aanbod van HLD van 30 september 2024 om de Oosterhout Site onder bepaalde voorwaarden toch langer open te houden, kan niet los worden gezien van het feit dat destijds nog een periode van 4,5 maand resteerde tot aan de beoogde sluiting van de Oosterhout Site. Het is aannemelijk dat HLD dit, blijkbaar niet aanvaarde, aanbod op dit moment niet meer gestand kan doen. Dat kan Telene dus niet aan HLD tegenwerpen.
4.13.
Dat Telene nog in de Oosterhout Site gedane investeringen zou moeten terugverdienen, kan niet in het voordeel van Telene worden meegewogen. Telene stelt wel dat gedane investeringen vervroegd moeten worden afgeschreven, maar onderbouwt op geen enkele manier welke investeringen nog moeten worden afgeschreven en wat precies haar schade op dit punt is. Tegelijkertijd betwist HLD dat er nog investeringen moeten worden afgeschreven; volgens haar zijn de productielijnen allang afgeschreven en terugverdiend door Telene. Het feit dat Telene moet investeren in nieuwe productielijnen weegt evenmin in haar voordeel mee. Als HLD een langere opzegtermijn had aangehouden, had Telene ook moeten investeren in nieuwe productielijnen. De voorzieningenrechter wil aannemen dat die investering dan mogelijk minder groot zou zijn als HLD bestaande installaties zou kunnen meenemen, maar Telene heeft niet toegelicht wat in dat geval haar financiële voordeel zou zijn en de voorzieningenrechter kan dit om die reden niet laten meewegen. Daarbij speelt ook mee dat Telene niet heeft gesteld dat zij de benodigde investeringen in een nieuwe productielijn niet kan betalen of dat dit niet van haar kan worden gevergd. Tot slot vormt de mogelijkheid dat klanten van de klanten van Telene schade kunnen leiden als Telene de Producten (enige tijd) niet meer kan leveren en dat werknemers van die klanten als gevolg daarvan mogelijk worden ontslagen geen rechtstreeks belang van Telene. Om die reden kan ook dit niet in het voordeel van Telene worden meegewogen.
4.14.
Alle hiervoor besproken omstandigheden van het geval tegen elkaar afwegend, komt de voorzieningenrechter tot de conclusie dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet onaanvaardbaar is dat HLD de Overeenkomst met inachtneming van een opzegtermijn van feitelijk in ieder geval 7,5 maand heeft opgezegd. HLD heeft een (economisch) gerechtvaardigd belang bij het sluiten van de Oosterhout Site per 14 februari 2025, terwijl Telene voor een belangrijk deel zelf de huidige situatie heeft gecreëerd waarin onzeker is of zij de Producten aan haar klanten kan blijven leveren totdat zij een alternatief voor HLD heeft gerealiseerd. De voorzieningenrechter schat op basis van de bufferstock waar Telene medio februari 2025 over beschikt, het kant-en-klare product waar Telene nu al over beschikt en dat alleen nog hoeft te worden afgevuld en de verwachte realisatie van een alternatief voor HLD in oktober/november 2025, dat Telene nog slechts twee maanden moet zien te overbruggen. Als Telene eerder serieus alternatieven voor HLD had onderzocht en eerder opdracht had gegeven voor het opbouwen van bufferstock, dan was naar inschatting van de voorzieningenrechter helemaal geen sprake geweest van een overbruggingsperiode. Telene kan het mogelijke bestaan van een overbruggingsperiode in deze in belangrijke mate door haarzelf gecreëerde situatie in ieder geval niet op HLD afwentelen.
4.15.
Als in het ongelijk gestelde partij moet Telene moet de proceskosten (inclusief nakosten) van HLD betalen. De proceskosten van HLD worden begroot op:
- griffierecht € 688,00
- salaris advocaat € 1.107,00 (tarief gemiddeld complexe zaak)
- nakosten €
178,00(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal € 1.973,00
4.16.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
4.17.
De proceskostenveroordeling en de veroordeling om de wettelijke rente over de proceskosten te betalen worden uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
wijst de vorderingen van Telene af;
5.2.
veroordeelt Telene in de proceskosten van € 1.973,00, te betalen binnen veertien dagen na vandaag. Als Telene de proceskosten niet op tijd betaalt en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet Telene € 92,00 extra betalen, plus de kosten van betekening;
5.3.
veroordeelt Telene in de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na vandaag zijn betaald;
5.4.
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. de Bruin en in het openbaar uitgesproken op 31 december 2024.
3349 / 2009