ECLI:NL:RBROT:2024:12947

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 december 2024
Publicatiedatum
19 december 2024
Zaaknummer
ROT 23/5684
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van verzet tegen de hoogte van de dwangsom in bestuursrechtelijke procedure

In deze uitspraak op het verzet van [Naam] gaat het om de beoordeling van de hoogte van de dwangsom die door de rechtbank is opgelegd in een eerdere uitspraak van 29 augustus 2024. In die uitspraak werd bepaald dat de Dienst Toeslagen binnen zes weken moest beslissen op een verzoek om aanvullende compensatie voor werkelijke schade, met een dwangsom van € 50 per dag, tot een maximum van € 15.000. [Naam] heeft verzet aangetekend tegen deze dwangsom, omdat hij deze te mild achtte. De rechtbank heeft in deze uitspraak de argumenten van [Naam] beoordeeld en geconcludeerd dat de hoogte van de dwangsom voldoende gemotiveerd is. De rechtbank verwijst naar eerdere uitspraken waarin dezelfde lijn is gevolgd en stelt dat de keuze voor de dwangsom van € 50 per dag gerechtvaardigd is, ondanks dat andere rechtbanken mogelijk hogere dwangsommen hanteren. De rechtbank benadrukt dat het aan de bestuursrechter is om de hoogte van de dwangsom vast te stellen en dat de omstandigheden van de zaak in overweging zijn genomen. De rechtbank komt tot de conclusie dat het verzet ongegrond is en dat de eerdere uitspraak in stand blijft. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. A. Dingemanse, rechter, en is openbaar uitgesproken op 20 december 2024.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 23/5684 V

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 december 2024 op het verzet van

[Naam] ([Naam]), uit [Plaats], opposante

(gemachtigde: mr. M. van Tiel),
tegen de uitspraak van de rechtbank van 29 augustus 2024 in het geding tussen
[Naam]
en

Dienst Toeslagen, verweerder.

Inleiding

1. Deze uitspraak op het verzet van [Naam] gaat over de uitspraak van de rechtbank van 29 augustus 2024 waarin de rechtbank onder meer heeft bepaald dat verweerder binnen zes weken alsnog dient te beslissen op het verzoek om aanvullende compensatie voor de werkelijke schade onder verbeurte van een dwangsom van € 50,- per dag met een maximum van € 15.000,-.
2. [Naam] heeft niet verzocht om op een zitting te worden gehoord.

Beoordeling door de rechtbank

3. In verzet dient de rechtbank te beoordelen of een behandeling van de zaak ter zitting tot een andere uitkomst had kunnen leiden dan de vereenvoudigde afdoening die heeft plaatsgevonden.
4. Het verzet is uitsluitend gericht tegen de hoogte van de dwangsom die de rechtbank heeft bepaald. Volgens [Naam] is een dwangsom van € 50,- per dag met een maximum van € 15.000,- te mild (dit ook gelet op het tijdstip waarop de rechtbank uitspraak heeft gedaan) en heeft de rechtbank niet gemotiveerd waarom de standaard dwangsom van
€ 100,- per dag buitenproportioneel is. Volgens [Naam] is in de uitspraak van de rechtbank van 15 juli 2024 (ECLI:NL:RBROT:2024:6560) waarin is gekozen voor een dwangsom van € 50,- per dag, niet goed gemotiveerd. Dat de nadere beslistermijnen door de Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (UHT) niet worden gehaald, was namelijk al bekend ten tijde van de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 23 augustus 2023 (ECLI:NL:RVS:2023:3208 en ECLI:NL:RVS:2023:3209), terwijl het aantal aanmeldingen sinds november 2022 niet meer significant is gestegen en de capaciteit van het UHT juist is toegenomen. Gelet hier was er geen aanleiding om af te wijken van de lijn van de Afdeling om de dwangsom vast te stellen op € 100,- per dag met een maximum van € 15.000,-. Voorts wijst [Naam] er op dat de afwijkende lijn van de rechtbank leidt tot rechtsongelijkheid, omdat andere rechtbanken wel een dwangsom van
€ 100,- per dag hanteren.
5. De rechtbank komt tot de volgende beoordeling.
6. Uit artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb volgt dat het aan de bestuursrechter wordt gelaten om de hoogte van de dwangsom vast te stellen. In haar uitspraak van 15 juli 2024 heeft een meervoudige kamer van de rechtbank onder punt 4.5 het volgende overwogen met betrekking tot onder meer de keuze om de dwangsom voortaan vast te stellen op € 50,- per dag met een maximum van € 15.000,- (citaat zonder voetnoot):
“De rechtbank rekent het wel tot haar taak om bij het bepalen van de hoogte van de dwangsom rekening te houden met alle relevante omstandigheden. Hiervoor onder 1.8 heeft de rechtbank geïllustreerd dat de Dienst Toeslagen ten aanzien van dezelfde aanvrager meerdere dwangsommen kan verbeuren. Hoewel het zeer onwenselijk is dat aanvragers lang moeten wachten op beslissingen, acht de rechtbank het disproportioneel dat de Dienst Toeslagen meermaals € 15.000,- aan dwangsommen ten aanzien van dezelfde aanvrager kan verbeuren. Dit is in de gegeven omstandigheden niet meer in overeenstemming met het hiervoor geschetste karakter van de dwangsom. De rechtbank ziet, alles afwegende, aanleiding de hoogte van de dwangsom in alle beroepen niet-tijdig beslissen over besluiten op grond van de Wht te bepalen op € 50,- per dag met een maximum van € 15.000,-. Dat van een dwangsom van € 50,- onvoldoende prikkelwerking uitgaat, acht de rechtbank niet aannemelijk, gelet op de grote inspanningen die de Dienst Toeslagen verricht om de processen te versnellen en de hersteloperatie spoedig af te ronden. Het bepalen van de dwangsom op € 50,- per dag heeft ook tot gevolg dat het maximum niet al na 150 dagen maar pas na 300 dagen wordt bereikt, waarmee de noodzaak tot het instellen van een herhaald beroep niet-tijdig beslissen over hetzelfde uitblijvende besluit wordt verminderd.”
7. De rechtbank is van oordeel dat hiermee toereikend is gemotiveerd waarom voortaan door de rechtbank in deze zaken de dwangsom wordt bepaald op € 50 per dag met een maximum van € 15.000. Deze lijn heeft een meervoudige kamer van de rechtbank nadien herhaald (ECLI:NL:RBROT:2024:7458). Dat andere rechtbanken een hogere dwangsom per dag hanteren (en een andere nadere termijn), brengt de rechtbank niet tot een ander oordeel. Indien de Afdeling in het hoger beroep tegen de uitspraak van 15 juli 2024 tot een andere afweging komt, zal de rechtbank bezien welke gevolgen dit voor toekomstige gevallen heeft. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat de rechtbank terecht toepassing heeft gegeven aan artikel 8:54 van de Awb door de zaak zonder zitting af te doen.
8. Dat de rechtbank daarbij de termijn van artikel 8:55b, eerste lid, van de Awb niet in acht heeft genomen is betreurenswaardig, maar kan niet tot een ander resultaat leiden. Dat deze zaak veel te lang bij de rechtbank heeft gelegen, illustreert overigens wel dat het bestuur en de rechtspraak worden overspoeld met een grote hoeveelheid zaken die samenhangen met de hersteloperatie.

Conclusie en gevolgen

9. De gronden van het verzet slagen niet. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding anders te oordelen dan in de uitspraak van 29 augustus 2024. Het verzet is ongegrond. Dat betekent dat die uitspraak in stand blijft.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Dingemanse, rechter, in aanwezigheid van
mr. R. Stijnen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 20 december 2024.
De griffier en de rechter zijn verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen in de bodemzaak op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.