ECLI:NL:RBROT:2024:11871

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 november 2024
Publicatiedatum
28 november 2024
Zaaknummer
10/032333-23/ TUL VV: 16/295889-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van medeplegen van strafbare voorbereidingshandelingen met het oog op moord

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 25 november 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het medeplegen van strafbare voorbereidingshandelingen met het oog op moord. De verdachte was in december 2022 samen met een medeverdachte betrokken bij observaties van een persoon genaamd [slachtoffer]. De observaties werden uitgevoerd vanuit een gestolen auto, en er werd beeldmateriaal op een telefoon aangetroffen dat de verdachte en de medeverdachte toonde terwijl zij het slachtoffer observeerden. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van vijf jaar, maar de rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om te concluderen dat de verdachte opzet had op de moord op het slachtoffer. De rechtbank stelde vast dat de observaties en het beeldmateriaal niet met voldoende bepaaldheid konden worden gekoppeld aan een crimineel doel, en dat er geen bewijs was dat de verdachte wist van een plan om het slachtoffer te doden. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de tenlastegelegde feiten en verklaarde de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding, aangezien er geen straf of maatregel was opgelegd aan de verdachte. De voorlopige hechtenis van de verdachte was al opgeheven voordat de uitspraak werd gedaan.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/032333-23
Parketnummer vordering TUL VV: 16/295889-22
Datum uitspraak: 25 november 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2003,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] , [postcode] [woonplaats] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [naam PI]
.
Raadsvrouw mr. J.E. de Glopper, advocaat te Goes.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 11 november 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officieren van justitie mr. X.C. van Balen en mr. E. Blanken hebben gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaar met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Feiten en omstandigheden
Op 29 december 2022 is de verdachte in Den Haag aangehouden op verdenking van het voorhanden hebben van een vuurwapen. De gestolen Nissan Qashqai waarin hij op dat moment reed, werd in beslag genomen, alsmede een telefoon. Op 6 januari 2023 is deze telefoon uitgelezen en de politie trof daarop foto's en video’s aan waaruit kan worden afgeleid dat de verdachte samen met de medeverdachte [medeverdachte] (hierna: de medeverdachte) een persoon genaamd [slachtoffer] op meerdere momenten in december 2022 heeft geobserveerd. Die observaties vonden plaats vanuit de gestolen Nissan Qashqai.
Op de foto’s en video’s zijn onder meer de Hoge Filterweg in Rotterdam of de nabije omgeving hiervan, [slachtoffer] , zijn auto en zijn familie en vrienden zichtbaar. Hierop is door de politie een waarschuwingsgesprek met [slachtoffer] gevoerd. Een dag later, op
7 januari 2023, vond er een schietincident plaats op een parkeerterrein aan de Hoge Filterweg. Hierbij werd met een vuurwapen vijf keer gericht geschoten op [slachtoffer] , die net daarvoor zijn woning aan de Hoge Filterweg had verlaten en in een auto was gestapt. [slachtoffer] is twee keer getroffen, raakte daardoor gewond aan zijn borst en liep een klaplong en een gebroken sleutelbeen op.
Uit het opsporingsonderzoek naar de daders van de schietpartij kwamen twee verdachten naar voren. Bij niet onherroepelijk vonnis van 6 juni 2024 (ECLI:NL:RBROT:2024:5256) heeft de rechtbank één van die verdachten inmiddels veroordeeld voor het medeplegen van een poging tot moord. De andere is vrijgesproken van medeplichtigheid aan poging tot moord (ECLI:NL:RBROT:2024:5257).
Niet is vastgesteld dat er contact was tussen deze personen en de verdachte of de medeverdachte. Ook is niet gebleken dat de gemaakte opnamen voorafgaand aan de inbeslagname van de telefoon zijn gedeeld met eventuele opdrachtgevers of anderen. Verder kan uit het onderzoek worden afgeleid dat de verdachten al voorafgaand aan de observaties beschikten over afbeeldingen van [slachtoffer] , zijn auto en zijn adres.
De vraag waar de rechtbank voor staat, is of de verdachte in december 2022 samen met de medeverdachte strafbare voorbereidingshandelingen met het oog op moord van [slachtoffer] heeft gepleegd.
4.2.
Het standpunt van de officier van justitie
Bewezen kan worden dat de verdachte het feit samen met de medeverdachte heeft gepleegd. De verdachte en de medeverdachte hebben zich schuldig gemaakt aan het doen van voorverkenningen en observaties in de periode van 5 december 2022 tot en met
29 december 2022 te Rotterdam, door met genoemde Nissan naar de woning van [slachtoffer] te gaan en vanuit die Nissan genoemde foto’s en video’s te maken. Door voorverkenningen uit te voeren en het slachtoffer gedurende een langere periode, op verschillende dagen, vanuit een auto te observeren en hier foto’s en filmpjes van te maken, is een nauwkeurig beeld van het leven en de omgeving van het slachtoffer verkregen. Deze informatie is van grote waarde voor de latere schutter. Het gaat dan ook om voorwerpen die van betekenis zijn voor de uitvoering van het misdrijf dat wordt voorbereid (de objectieve component).
Dat ook de intentie van de verdachte gericht was op het criminele karakter van de voorbereidingshandelingen (de subjectieve component) blijkt onder meer uit de afgeluisterde telefoongesprekken tussen de verdachte en de medeverdachte die na de poging moord hebben plaatsgevonden. De medeverdachte is bovendien niet onbekend met geweldsklussen.
Nu voldaan is aan de bewijslevering van de objectieve en subjectieve component kan tevens bewezen worden dat de verdachte en de medeverdachte (minstens voorwaardelijk) opzet hebben gehad op het gronddelict, te weten de moord op [slachtoffer] .
Er is ook sprake van een nauwe en bewuste samenwerking.
Gevorderd wordt om de verdachte partieel vrij te spreken voor de ten laste gelegde voorbereidingshandeling die bestaat in het voorhanden hebben van een vuurwapen, nu dit vuurwapen niet in directe relatie staat tot de uitvoering van het beoogde delict.
4.3.
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1.
Algemene overwegingen
Voorbereiding van een misdrijf is alleen onder bepaalde voorwaarden strafbaar. In de eerste plaats moet het gaan om de voorbereiding van een misdrijf waarop een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld (artikel 46, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht). Verder moet volgens die bepaling worden vastgesteld dat de verdachte (in deze zaak) een voorwerp en/of vervoermiddel opzettelijk voorhanden heeft gehad en dat dit bestemd was tot het begaan van dat misdrijf. Vaste rechtspraak [1] is ook dat voor strafbare voorbereiding vereist is dat met voldoende bepaaldheid blijkt op welk misdrijf de voorbereidingshandelingen en voorbereidingsmiddelen waren gericht en dat het opzet van de verdachte op het begaan daarvan was gericht. Onder dit opzet is voorwaardelijk opzet begrepen.
4.3.2.
Serieuze verdenking
De rechtbank is van oordeel dat de hiervoor onder de feiten en omstandigheden beschreven gedragingen van de verdachte een serieuze verdenking opleveren voor het verrichten van de voorbereidingshandelingen zoals ten laste gelegd. Dat is ook de reden waarom de verdachte geruime tijd in voorlopige hechtenis heeft verbleven. Daaraan heeft bijgedragen dat de verdachte zich in zijn verhoren voornamelijk op zijn zwijgrecht heeft beroepen.
Het vervoermiddel waarmee de voorverkenningen/observaties van [slachtoffer] zijn uitgevoerd en de telefoon waarop heimelijk gemaakte foto’s en video’s van hem en zijn omgeving staan, kúnnen naar het oordeel van de rechtbank ook bestemd zijn tot het begaan van de tenlastegelegde moord.
4.3.3.
Bewijs opzet op moord
De vraag is echter of met voldoende bepaaldheid is gebleken welk misdadig doel de verdachte en zijn medeverdachte met het gebruik van die voorwerpen voor ogen hadden. Hierbij hoeft het weliswaar nog niet te gaan om een naar tijd en plaats gespecificeerd misdrijf, maar moet wel sprake zijn van een min of meer concreet strafbaar feit.
Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat niet met voldoende bepaaldheid is gebleken welk crimineel doel de verdachte en zijn medeverdachte voor ogen hebben gehad.
Dat achteraf – acht dagen na afloop van de tenlastegelegde periode – een poging tot moord heeft plaatsgevonden, is geen bewijs voor het opzet. Beoordeeld dient te worden of de verdachten toen – in december 2022 – opzet op moord hadden. Dat kan hier, gelet op het dossier en het onderzoek ter terechtzitting, niet worden vastgesteld.
Het dossier bevat onvoldoende aanknopingspunten voor de aanname dat de observaties vanuit de auto en het beeldmateriaal op de telefoon enkel tot doel hadden om [slachtoffer] te doden en dat de verdachte ook daadwerkelijk wist van dit plan. Ook uit het onderzoek ter terechtzitting is dit niet gebleken. Dat de verdachte (vol) opzet op de moord had, kan dus niet worden bewezen.
Ook voor opzet in voorwaardelijke zin is onvoldoende bewijs, omdat de rechtbank op basis van het dossier niet kan vaststellen dat de verdachte de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de door hem uitgevoerde observaties en het beeldmateriaal op de telefoon waren bedoeld voor moord. Ook uit de uiterlijke verschijningsvorm van het handelen van de verdachte kan de rechtbank dit niet afleiden. Daarbij is van belang dat observaties vanuit een auto en foto’s/video’s op een telefoon niet uitsluitend worden verricht/gebruikt voor het voorbereiden van een moord. Het hebben van een crimineel doel is niet voldoende. Het kan zijn dat [slachtoffer] zou moeten worden vermoord en dat het opzet van de verdachte en de medeverdachte daarop was gericht, maar naar uiterlijke verschijningsvorm behoort bijvoorbeeld een gijzeling/wederrechtelijke vrijheidsberoving, zware mishandeling, afpersing of bedreiging ook tot de mogelijkheden. Het zwijgen van de verdachte kan niet tot de conclusie leiden dat het zwaarste misdrijf werd voorbereid.
Uit de communicatie achteraf kan dit evenmin met voldoende zekerheid blijken. Het chatgesprek met een derde, [persoon A] , waarin de medeverdachte een locatie en een video deelde, vond de dag ná de poging tot liquidatie plaats. Opzet op moord bij de verdachte blijkt er niet uit. Dat de medeverdachte desgevraagd bevestigde dat hij [persoon A] een bericht zal sturen “voor de eerstvolgende optie” zegt niet dat dit over een nieuwe poging jegens [slachtoffer] gaat, omdat er ook over andere “klussen’ wordt gesproken. Het gegeven dat de medeverdachte niet onbekend was met geweldsklussen, wat een ruim begrip is, levert ook geen bewijs van opzet op moord, nog daargelaten dat dit niet de verdachte betreft. Ook de gesprekken in januari en februari 2023 tussen de verdachte en de medeverdachte waarin mogelijk wordt uitgewisseld dat [slachtoffer] nog leeft en dat de medeverdachte foto’s moest verwijderen, maken niet dat in december voldoende bepaald was om welk misdrijf het ging en dat de verdachte daarop toen opzet had.
4.3.4.
Conclusie
Het ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.

5.Voorlopige hechtenis

De voorlopige hechtenis van de verdachte is al bij afzonderlijk bevel van 15 november 2024 opgeheven.

6.Vordering benadeelde partij

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [slachtoffer] .
De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 45.526,20 aan materiële schade en een vergoeding van € 50.000,-- aan immateriële schade.
De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, nu aan de verdachte geen straf of maatregel is opgelegd en artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht geen toepassing heeft gevonden.
In deze procedure wordt over de gevorderde schadevergoeding dus geen inhoudelijke beslissing genomen.

7.Vordering tenuitvoerlegging

Bij vonnis van 5 januari 2023 van de politierechter van de rechtbank Midden-Nederland in Almere is de verdachte ter zake van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand, met een proeftijd van 2 jaar.
Nu de veroordeling heeft plaatsgevonden na de onderhavige verdenking en de verdachte bovendien zal worden vrijgesproken, zal de vordering tot tenuitvoerlegging worden afgewezen.

8.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

9.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij in de proceskosten door de verdachte gemaakt en begroot deze kosten op nihil;
wijst af de gevorderde tenuitvoerlegging van de bij vonnis van 5 januari 2023 van de politierechter van de rechtbank Midden-Nederland in Almere aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.A. Hut, voorzitter,
en mrs. M.P. van der Stroom en F. van Laanen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.G. Kuijs, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 25 november 2024.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 5 december 2022 tot
en met 29 december 2022 te Rotterdam, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter voorbereiding van het misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een
gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten om opzettelijk en met
voorbedachten rade [slachtoffer] , althans een persoon, van het leven te
beroven (als omschreven in artikel 289 Wetboek van Strafrecht),
opzettelijk voorwerpen, stoffen, informatiedragers, ruimten en/of vervoermiddelen,
te weten
- meerdere, althans een, vuurwapen(s) (merk Glock) voorzien van een verlengde
patroonhouder en/of
- een (personen)auto (om verdachte en/of anderen te vervoeren naar en van de
woning van voornoemde [slachtoffer] en/of voor het doen van voorverkenningen
en/of observaties van voornoemde [slachtoffer] en/of andere personen en/of van
de woning van voornoemde [slachtoffer] ) en/of
- een telefoon (iPhone) met daarop meerdere, althans een, (heimelijk gemaakte)
foto('s) en/of video('s) van voornoemde [slachtoffer] en/of andere personen en/of
van de woning en/of de auto van voornoemde [slachtoffer] ,
bestemd tot het begaan van dat misdrijf, heeft verworven, vervaardigd, ingevoerd,
doorgevoerd, uitgevoerd en/of voorhanden heeft gehad;

Voetnoten

1.Zie onder meer HR 10 september 2024, ECLI:NL:HR:2024:1118.