Het standpunt van de officier van justitie
Bewezen kan worden dat de verdachte het feit samen met de medeverdachte heeft gepleegd. De verdachte en de medeverdachte hebben zich schuldig gemaakt aan het doen van voorverkenningen en observaties in de periode van 5 december 2022 tot en met
29 december 2022 te Rotterdam, door met genoemde Nissan naar de woning van [slachtoffer] te gaan en vanuit die Nissan genoemde foto’s en video’s te maken. Door voorverkenningen uit te voeren en het slachtoffer gedurende een langere periode, op verschillende dagen, vanuit een auto te observeren en hier foto’s en filmpjes van te maken, is een nauwkeurig beeld van het leven en de omgeving van het slachtoffer verkregen. Deze informatie is van grote waarde voor de latere schutter. Het gaat dan ook om voorwerpen die van betekenis zijn voor de uitvoering van het misdrijf dat wordt voorbereid (de objectieve component).
Dat ook de intentie van de verdachte gericht was op het criminele karakter van de voorbereidingshandelingen (de subjectieve component) blijkt onder meer uit de afgeluisterde telefoongesprekken tussen de verdachte en de medeverdachte die na de poging moord hebben plaatsgevonden. De medeverdachte is bovendien niet onbekend met geweldsklussen.
Nu voldaan is aan de bewijslevering van de objectieve en subjectieve component kan tevens bewezen worden dat de verdachte en de medeverdachte (minstens voorwaardelijk) opzet hebben gehad op het gronddelict, te weten de moord op [slachtoffer] .
Er is ook sprake van een nauwe en bewuste samenwerking.
Gevorderd wordt om de verdachte partieel vrij te spreken voor de ten laste gelegde voorbereidingshandeling die bestaat in het voorhanden hebben van een vuurwapen, nu dit vuurwapen niet in directe relatie staat tot de uitvoering van het beoogde delict.