ECLI:NL:HR:2024:1118

Hoge Raad

Datum uitspraak
10 september 2024
Publicatiedatum
2 september 2024
Zaaknummer
23/02882
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over medeplegen van voorbereiding van moord met peilbaken in de context van zware drugscriminaliteit

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 10 september 2024 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam. De verdachte, geboren in 2000, was betrokken bij de voorbereiding van een moord door het voorhanden hebben van een peilbaken. Het hof had vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachte zich gedurende enkele dagen bezighielden met het zoeken naar een persoon, [slachtoffer 1], die geld schuldig was aan investeerders in cocaïnetransport. De verdachte had verklaard dat hij wist dat het fout kon zijn om een peilbaken te plaatsen, maar desondanks ging hij akkoord met de opdracht van zijn medeverdachte. Het hof oordeelde dat de verdachte, wetende van het conflict in de zware drugscriminaliteit, bewust de aanmerkelijke kans had aanvaard dat zijn handelingen onderdeel waren van de voorbereiding van de moord op [slachtoffer 1]. De Hoge Raad heeft het oordeel van het hof bevestigd en het cassatiemiddel verworpen, waarbij het hof voldoende gemotiveerd had vastgesteld dat het voorwaardelijk opzet van de verdachte gericht was op het begaan van de moord.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer23/02882
Datum10 september 2024
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 13 juli 2023, nummer 23-001150-22, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2000,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft M.A.C. de Bruijn, advocaat in Amsterdam, bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld.
De advocaat-generaal D.J.C. Aben heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2.Beoordeling van het cassatiemiddel

2.1
Het cassatiemiddel klaagt over de bewezenverklaring van het onder 2 tenlastegelegde medeplegen van voorbereiding van moord. Het voert daartoe aan dat het oordeel van het hof dat het (voorwaardelijk) opzet van de verdachte bij het voorhanden hebben van een peilbaken was gericht op moord ontoereikend is gemotiveerd.
2.2.1
Ten laste van de verdachte is onder 2 bewezenverklaard dat:
“hij in de periode van 2 mei 2021 tot en met 12 mei 2021 te Amsterdam en te Diemen, tezamen en in vereniging met een ander, ter voorbereiding van het te plegen misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten moord als bedoeld in artikel 289 van het Wetboek van Strafrecht, op [slachtoffer 1] , opzettelijk een peilbaken bestemd tot het begaan van dat misdrijf, voorhanden heeft gehad.”
2.2.2
Deze bewezenverklaring steunt op de bewijsmiddelen 1-16 die zijn opgenomen in de bijlage bij de uitspraak van het hof, waaronder:
“1. Een proces-verbaal van verhoor verdachte (met bijlagen) van 24 januari 2022, in de wettelijke vorm opgemaakt door bevoegde opsporingsambtenaren [doorgenummerde pagina’s 573-602].
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 20 januari 2022 tegenover verbalisanten afgelegde verklaring van de verdachte [verdachte] :
Een paar dagen voor 9 mei (het hof begrijpt: 2021) kreeg ik een snapchatbericht van mijn medeverdachte [betrokkene 1] of we elkaar wilde ontmoeten. [...] Toen waren we elkaar tegengekomen en gingen we een beetje praten. Toen kwam het er op neer, ik heb een klusje, we kunnen snel iets doen. Eindstand vroeg ik hoe en wat. Toen zei hij dat we [...] moeten kijken of we iemand kunnen vinden want hij is iemand geld schuldig. Een paar investeerders dit dat. Toen zei ik tegen hem dat is goed. [...] Hij liet me een paar foto’s zien van iemand die op snapchat heel veel geld had [...] Toen had hij een paar adressen doorgekregen en een paar kentekens. Op die adressen en kentekens moesten we dan kijken of we hem konden zien [...] In West was het de [a-straat] en Noord was volgens mij [b-straat] . Dus ik denk dat we tussen 7 en 9 mei een beetje heen en weer zijn gereden tussen [b-straat] en West en hebben we hem niet gevonden. [...] Toen kwam hij weer naar me toe en zei hij we kunnen misschien iets er onder plakken [...] Toen had hij weer een bericht gekregen dat hij zijn vriendin soms afzet in Diemen. Toen waren we naar daar gegaan en zagen we die auto die we hadden doorgekregen. Die zwarte Mercedes. We zagen die auto wel staan maar we zagen hem (het hof begrijpt: [slachtoffer 1] ) niet. Dus voor een dubbelcheck had ik het kenteken doorgestuurd om te kijken of het wel de goede was. Maar we zagen hem niet dus we vonden het onnodig om er iets onder te plakken. Toen zagen we zijn vriendin uit de zonnestudio komen. Toen dachten we misschien gaat ze wel naar hem en zeiden we laten we kijken of ze misschien naar hem gaat. Maar na 2 straten ofzo had ze dat al door dus hebben we het gelijk afgekapt.
V: Welke dag was dit?
A: 9 mei
[...] Toen zeiden we van laat dit, dit is onnodig [...]
Toen hadden we afgesproken om het nog een laatste keer te proberen in West. [...] Waren we naar West gegaan en probeerden we in die garage te komen.
V: Hoe wist je dat je in die garage moest komen dan?
A: We hadden foto's gekregen.
V: Hoe heb je die gekregen?
A. Via mijn medeverdachte. Die heb ik gezien. Toen probeerden we in die garage te komen maar dat lukte niet en het alarm ging af. We gaan weg en we worden aangehouden.
[...]
V: Je had het erover dat je toen iets wilde plakken. Wat heb je er toen meegedaan?
A: Ik heb het in die brievenbus gegooid. Ik zie de politie, je wilt alles weggooien.
[...]
V: Even terugkomend op het baken. Jullie wilden de garage in om het baken onder de Mercedes te plakken?
A: Ja. [...] Als het baken onder de auto zit kun je hem volgen met een app.
[...] Het ging om iemand die moest terugbetalen. Hij wilde niet betalen maar hij deed wel stoer met geld op snapchat.
2. (...)
3. De verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep van 22 juni 2023.
Deze verklaring houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Ik weet dat het fout kan zijn als je een peilbaken moet plaatsen.
[betrokkene 1] ken ik al heel lang, we zijn goede vrienden.
Het klopt dat wij op 9 mei 2021 in een witte Seat Leon met kenteken [kenteken 1] reden.
Ik heb het peilbaken in de brievenbus gedaan (het hof begrijpt: op 12 mei 2021), omdat ik sowieso niet met bewijsmateriaal gepakt wilde worden.
De jongste raadsheer houdt mij voor dat het lastig te begrijpen is dat ik niet meer met [betrokkene 1] heb besproken over de uit te voeren opdracht in de dagen dat wij samen optrokken. Ik heb het al vaker gezegd: Ik heb geen vragen gesteld.
4. Een proces-verbaal van verhoor verdachte (met bijlagen) van 28 januari 2022, in de wettelijke vorm opgemaakt door bevoegde opsporingsambtenaren [doorgenummerde pagina’s 603-638].
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 27 januari 2022 tegenover verbalisanten afgelegde verklaring van de verdachte [betrokkene 1] :
[...] ze hadden allemaal geïnvesteerd, alleen had [slachtoffer 1] niet alles van zijn investering betaald en hij moest nog [...] betalen. [...] Ze zeiden dat ze alle informatie van hem al hadden. [...] We zijn een paar keer in de buurt van zijn huis gaan rijden [...] We hebben hem niet gezien, we zijn hem nooit tegengekomen. Zijn we gewoon weggegaan elke keer. Toen kregen we op een dag het adres van de plek waar zijn vrouw werkte [...] We zijn daar toen naartoe gegaan, bij de zonnestudio was dat. [...] Mijn medeverdachte is nog een rondje gaan lopen en ze hadden ons adressen gestuurd van zijn ouders en van hem. En het kenteken van die auto en het model van die auto. We zagen die auto en toen is mijn medeverdachte een rondje gaan lopen om te kijken of het hetzelfde kenteken was dat zij hadden gestuurd. [...] Ze was aan het afsluiten om naar huis te gaan dus dachten wij we wachten even tot ze klaar is met afsluiten en dan rijden we achter haar aan misschien dat we konden zien waar ze hun auto parkeerden in de buurt [...] we stapten in de auto en reden achter haar aan. Vervolgens na, volgens mij niet eens een hele straat, reed zij een zijstraat in en reed ze een uitrit of inrit of hoe je dat noemt half in en keek ze naar ons. Dus we wisten al dat ze doorhad dat wij achter haar aanreden waardoor wij gewoon weggereden zijn. Hebben we het gewoon weer gelaten. Toen hebben we gezegd dat we er mee wilden stoppen, want het duurde allemaal te lang. [...] Toen vroegen ze ons als laatste om nog één keer in de garage te kijken omdat we al een paar keer bij het huis zijn geweest en we die auto buiten niet zagen dachten hun dat het dan wel in die garage moest zijn. Hebben ze ons gevraagd om in die garage te gaan om die auto daar te plakken. Toen zijn we vervolgens een avond, ik weet niet meer precies welke dag het was, zijn we naar dat huis gegaan. Zijn we via een buurman in de gang gekomen. Zijn we naar beneden gegaan met de lift of met de trap, dat weet ik niet meer precies en daar had je de deur van de garage. Mijn medeverdachte raakte de deurhendel aan, ik weet niet precies wat hij deed, maar hij raakte de deur aan of iets en toen ging het alarm in het hele gebouw af waardoor wij weggegaan zijn. We gingen met de lift naar boven en liepen naar buiten om weg te gaan. Toen zagen we 3 of 4 politieauto’s al staan.
[...]
V: Dan beginnen we gewoon bij het begin. Je zegt we kregen een opdracht. Als je praat over we dan heb je het over jezelf en je medeverdachte. Hoe heet je medeverdachte?
A: [verdachte] .
[...]
V: Hoe raakt [verdachte] betrokken bij de opdracht?
A: Hij is een goede vriend van mij en ik heb het er met hem over gehad.
[...]
V: Dan hebben jullie de opdracht. Welke informatie krijgen jullie aan het begin van de opdracht?
A: Welke informatie wij hebben gekregen. We hebben adressen gekregen van hem, van zijn ouders en kentekens van twee auto’s.
V: Welke adressen?
A: [a-straat] en [b-straat] .
V: En de zonnestudio.
A: Die hebben we iets later gekregen.
[...]
V: 9 mei waren jullie bij de zonnestudio.
A: Dan zijn we denk ik twee of drie dagen daarvoor begonnen.
[...]
V: En dan gaan jullie op 9 mei richting de zonnestudio?
A: Ja.
[...]
V: Hoe ben je daar heen gegaan?
A: Met de auto.
V: Over welke auto praten we dan?
A: Een witte Seat Leon.
[...]
V: Waarom besluit hij dan om het in een brievenbus te stoppen?
[...]
A: Ja, dat hebben we wel met elkaar besproken.
[...]
V: Hebben ze bij de opdracht ook een foto gestuurd?
A: Ja, ze hebben ook een foto gestuurd.
[...]
V: En die jongen is?
A: [slachtoffer 1] .
[...]
V: En hij was kennelijk nog geld verschuldigd aan een groepje of aan mensen ...
[...]
A: Degene die ons had benaderd heeft verteld dat ze samen een investering hadden gedaan (...) in een transport en dat die transport niet is gelukt. Maar iedereen zijn investering moest nog betaald worden zeg maar. En hij had alleen niet alles betaald.
V: Over wat voor transport hebben we het?
A: Ik ga er van uit cocaïne.
[...]
V: Op jouw telefoon is een filmpje aangetroffen van een baken met ID [nummer] . Dit filmpje dateert van 3 mei 2021. Het baken in het filmpje betreft hetzelfde baken als dat is aangetroffen in de brievenbus op de [a-straat] . Klopt het dat jij een filmpje hebt gemaakt van het baken dat jij had?
A: Ja, dat klopt.
5. Een proces-verbaal van 31 januari 2022, opgemaakt door mr. B.E. Mildner, rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in de rechtbank Amsterdam.
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 31 januari 2022 tegenover de rechter-commissaris afgelegde verklaring van de getuige [betrokkene 1] :
Ik heb hem (het hof begrijpt: de verdachte [verdachte] ) gezegd dat er wat was om te doen. We hebben daar samen over gesproken. Ik heb aan hem gevraagd of hij daaraan mee wou doen. Dat wou hij.”
2.2.3
Het hof heeft over de bewezenverklaring onder meer overwogen:
“Op 20 oktober 2020 is in Amsterdam [slachtoffer 2] doodgeschoten. [slachtoffer 2] had kort voor zijn dood een auto geleend van [betrokkene 2] . Onder deze auto was een peilbaken geplaatst. [betrokkene 2] ging er vanuit dat hij het eigenlijke doelwit was. In het onderzoek naar de dood van [slachtoffer 2] is TCI-informatie ontvangen die inhoudt dat [slachtoffer 1] de schutter is.
Tussen 29 november 2020 en 29 januari 2021 zijn SkyEcc gesprekken geregistreerd tussen de gebruikers [gebruiker 1] en [gebruiker 2] . Uit de gesprekken blijkt dat [gebruiker 1] de [gebruiker 2] opdracht geeft om [slachtoffer 1] te liquideren, hij moet doorzeefd worden met kogels met behulp van een AK en een Glock, oftewel een automatisch vuurwapen en een handvuurwapen. Uit de gesprekken komt als werkwijze naar voren dat [slachtoffer 1] eerst gevonden moet worden. [gebruiker 1] stuurt ten behoeve daarvan foto’s van [slachtoffer 1] en het kenteken [kenteken 2] van een VW Polo. Door [gebruiker 2] moet een peilbaken worden geplakt onder de auto die [slachtoffer 1] gebruikt. Zodra [slachtoffer 1] op deze wijze is gelokaliseerd en de schutters ter plaatse zijn, moet [gebruiker 2] het peilbaken verwijderen. [gebruiker 2] moet het melden als hij de auto ziet, dan meldt [gebruiker 1] als de schutters er zijn. Op 25 januari 2021 geeft [gebruiker 1] aan dat de schutters er zijn en dat [gebruiker 2] het peilbaken weg kan halen. Hij krijgt instructies wat er met het baken moet gebeuren: hij mag er niet mee naar een plek gaan, de SIM-kaart moet eruit worden gehaald en het baken moet kapot gemaakt en worden weggegooid.
Op 28 januari 2021 zijn [betrokkene 3] en [betrokkene 4] na een achtervolging door de politie aangehouden, nadat zij met een handvuurwapen en een automatisch wapen klaar hebben gestaan voor de sportschool waar [slachtoffer 1] werkte. Ze reden in een gestolen VW Caddy met valse kentekenplaten en in de laadruimte stond een jerrycan met brandbare vloeistof. Dat alles sloot aan bij de door [gebruiker 1] gegeven instructies, die dezelfde dag aan [gebruiker 2] heeft bericht dat ‘zijn kleintjes net zijn gepakt, onderweg naar die kk gast, achtervolging’ en dat hij ‘dus andere werkers nodig heeft’.
Vervolgens zijn [medeverdachte] en [betrokkene 5] (een volle neef van [betrokkene 2] ) belast met het vinden van [slachtoffer 1] en het plakken van een peilbaken onder de door hem gebruikte auto. Zij zijn op 4 maart 2021 tijdens het plakken van een peilbaken onder de VW Polo met kenteken [kenteken 2] van de neef van [slachtoffer 1] op heterdaad betrapt door de broer van [slachtoffer 1] .
De verdachte en zijn medeverdachte [betrokkene 1] [voetnoot hof: [betrokkene 1] heeft het hoger beroep ingetrokken tegen zijn veroordeling tot zes jaar gevangenisstraf wegens medeplegen van voorbereidingshandelingen voor de moord op [slachtoffer 1] .] hebben zich tussen 7 en 12 mei 2021 bezig gehouden met het zoeken van [slachtoffer 1] en met het proberen te plakken van een peilbaken onder de door hem gebruikte auto. De verdachte heeft verklaard dat zijn jeugdvriend [betrokkene 1] hem een paar dagen voor 9 mei 2021 heeft gevraagd om samen een klus te doen. Ze moesten iemand vinden die anderen geld schuldig was. [betrokkene 1] liet de verdachte foto’s zien van iemand en [betrokkene 1] had ook adressen en kentekens doorgekregen. Volgens de verdachte hebben ze tussen 7 en 9 mei naar [slachtoffer 1] gezocht, zonder hem te vinden. Vervolgens kreeg [betrokkene 1] het bericht dat [slachtoffer 1] zijn vriendin ( [slachtoffer 3] ) soms afzette in Diemen. Daar zag de verdachte op 9 mei 2021 wel de zwarte Mercedes met het [kenteken 3] dat ze hadden doorgekregen, maar [slachtoffer 1] zagen ze niet. De verdachte heeft om 19:34 uur een Snapchat-bericht naar [betrokkene 1] gestuurd met de inhoud “ [kenteken 3] ”. Hij deed dat volgens zijn verklaring om te dubbelchecken of dat het goede kenteken was. Hierna heeft de verdachte naar binnen gekeken in de zonnestudio waar [slachtoffer 3] werkte om te kijken of hij [slachtoffer 1] daar zou zien. Dat was niet het geval. Vervolgens zagen de verdachte en [betrokkene 1] [slachtoffer 3] uit de zonnestudio komen. Zij zijn door haar betrapt toen zij haar wilden volgen om te zien of ze naar [slachtoffer 1] ging. [slachtoffer 3] heeft op 9 mei 2021 om 20:18 uur een notitie in haar telefoon gezet met de inhoud “ [kenteken 1] ”, het kenteken van de auto die op dat moment in gebruik was bij de verdachte en [betrokkene 1] .
Op 12 mei 2021 hebben de verdachte en [betrokkene 1] geprobeerd om in de parkeergarage te komen waar de Mercedes geparkeerd stond, om daar een peilbaken onder te plakken. Het alarm van de parkeergarage ging af. De verdachte heeft toen snel het peilbaken in een brievenbus gestopt, voordat hij en [betrokkene 1] rond 5:40 uur door de politie zijn aangehouden.
Op 16 mei 2021 is door twee personen op de [a-straat] te [plaats] met automatische wapens geschoten op de zwarte Mercedes [kenteken 3] , met daarin [slachtoffer 1] als bijrijder en zijn vriendin [slachtoffer 3] als bestuurster kort nadat zij de parkeergarage onder haar woning had verlaten. [slachtoffer 3] is als gevolg hiervan overleden.
[betrokkene 1] heeft verklaard dat [slachtoffer 1] geld schuldig was aan andere investeerders in een ‑ naar [betrokkene 1] aannam: cocaïne ‑ transport. Dat transport was mislukt, maar ieders investering moest nog wel betaald worden. [betrokkene 1] noemt de verdachte een goede vriend en verklaart dat hij het met de verdachte over de opdracht heeft gehad, dat hij aan de verdachte heeft gevraagd of hij daaraan mee wilde doen en dat de verdachte daarop heeft geantwoord dat hij dat wilde.
In de telefoon van [betrokkene 1] staat een notitie van 2 mei 2021 met de inhoud: “adres ouders: [b-straat 1] ”, het adres van de vader en broer van [slachtoffer 1] . Ook staat in die telefoon een korte video-opname van de achterkant van het peilbaken waarvan een bewoner van de [a-straat] na de moord op [slachtoffer 3] bij de politie heeft aangegeven dat hij dat enkele dagen eerder in zijn brievenbus had gevonden.
Centrale vragen bij de beoordeling door het hof
Door de onderschepte SKY-Ecc berichten en door de loop van de gebeurtenissen voorafgaand aan en na de betrokkenheid van de verdachte staat vast dat de handelingen van de verdachte ertoe strekten [slachtoffer 1] te lokaliseren teneinde hem te vermoorden. In deze zaak bestaat dus geen onduidelijkheid over welk misdrijf werd voorbereid.
De vragen die voor het hof bij de beoordeling centraal staan zijn daarmee: zijn de in de tenlastelegging genoemde voorwerpen voor de uitvoering van de moord van betekenis? En: was het (voorwaardelijk) opzet van de verdachte op moord gericht, en had hij dus gelegenheid tot nadenken over en zich rekenschap geven van de betekenis en de gevolgen van die daad?
Zijn de in de tenlastelegging genoemde voorwerpen voor de uitvoering van de moord van betekenis?
Het hof gaat er vanuit dat het specifieke gedrag van het heimelijk lokaliseren van iemand met wie een conflict bestaat en het heimelijk onder een door deze persoon gebruikte auto plaatsen van een peilbaken, voor een opdrachtgever in de zware drugscriminaliteit een beperkt aantal criminele doelen kan hebben. Eén van die voor de hand liggende doelen is het mogelijk maken van een liquidatie.
Cruciaal voor het uitvoeren van een liquidatie is de wetenschap wanneer het beoogde slachtoffer zich waar bevindt, zodat schutters hem kunnen onderscheppen. Een liquidatie is gemakkelijker uit te voeren als het slachtoffer zich niet ervan bewust is dat de schutters weten waar hij is. Een heimelijk geplaatst peilbaken is daarom in potentie een belangrijk hulpmiddel voor de uitvoering van een liquidatie. Een argeloos slachtoffer kan met behulp daarvan op een moment naar keuze door een kogelregen worden verrast. Dat het peilbaken ook in deze zaak die functie zou hebben, leidt het hof af uit onder meer de onderschepte SKY-Ecc berichten. Uit die berichten blijkt immers dat het peilbaken moest worden weggehaald en kapotgemaakt op het moment dat de schutters in de buurt van het beoogde slachtoffer waren en dus tot dat moment, kort voor de liquidatie, zou worden gebruikt voor het exact lokaliseren van het beoogde slachtoffer. Dat de SKY-Ecc berichten niet rechtstreeks betrekking hebben op de verdachte en zijn medeverdachte, doet niet af aan hun betekenis om het doel van het peilbaken te duiden. Het peilbaken dat de verdachte en zijn medeverdachte voorhanden hebben gehad was dus voor de uitvoering van de voorbereide moord van betekenis.
Was het (voorwaardelijk) opzet van de verdachte op moord gericht?
Op grond van de vastgestelde feiten gaat het hof er vanuit dat tussen de verdachte en de medeverdachte [betrokkene 1] sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking bij de door hen uit te voeren opdracht, te weten het lokaliseren van [slachtoffer 1] zonder dat hij dat zou merken, en het daartoe plaatsen van een baken onder de door hem gebruikte auto. Aan de verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep dat het lokaliseren van de auto van [slachtoffer 1] het doel was in plaats van de persoon [slachtoffer 1] , hecht het hof geen geloof. Die verklaring is strijdig met wat de verdachte op 20 januari 2022 bij de politie heeft verklaard en is onverenigbaar met zijn handelen op 9 mei 2021 toen er, aldus de verdachte, van werd afgezien om het peilbaken te plakken onder de Mercedes, omdat [slachtoffer 1] daar niet bij was gezien. Dat de verklaring van de verdachte bij de politie op 20 januari 2022 als gevolg van zijn zenuwen minder juist is dan zijn verklaring bij de rechter-commissaris, acht het hof niet aannemelijk.
Het hof neemt als vaststaand aan dat de verdachte bij de aanvaarding van deze opdracht net als zijn medeverdachte [betrokkene 1] er vanuit is gegaan dat de achtergrond van deze opdracht een financieel conflict betrof tussen [slachtoffer 1] en personen die zich bezighielden met het investeren in het transport van een partij cocaïne. Dat de medeverdachte deze informatie niet met de verdachte zou hebben gedeeld, zoals de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep heeft verklaard, acht het hof niet aannemelijk. Naast het feit dat de verdachte in met die van zijn medeverdachte vergelijkbare bewoordingen over de achtergrond van de opdracht heeft verklaard (‘hij is iemand geld schuldig’ en ‘een paar investeerders dit dat’), speelt bij dat oordeel een rol dat tussen de verdachte en zijn medeverdachte sprake is van een langjarige vriendschappelijke verhouding, dat zijn medeverdachte heeft verklaard dat hij het met de verdachte ‘over de opdracht heeft gehad’ en dat gelet op de aard en de duur van de samenwerking (gedurende een aantal dagen uren samen in een auto optrekken) niet voorstelbaar is dat tussen de verdachte en de medeverdachte niet is gesproken over de achtergrond van de opdracht.
Het is een feit van algemene bekendheid dat conflicten in de wereld van personen die zich bezighouden met het investeren in een transport van een partij cocaïne, gepaard kunnen gaan met zeer grof geweld, waaronder liquidaties.
Het is de verdachte en de medeverdachte duidelijk geweest dat met het lokaliseren van [slachtoffer 1] voor de opdrachtgever een groot belang en urgentie was gemoeid. Toen de verdachte en zijn mededader wilden stoppen met de opdracht nadat [slachtoffer 3] hen op 9 mei 2021 had betrapt, zijn zij door hun opdrachtgever overgehaald om toch nog te proberen een peilbaken te plakken onder de Mercedes waarvan werd verondersteld dat [slachtoffer 1] daarvan ook gebruik maakte. Dat heeft geresulteerd in de actie van de verdachten op 12 mei 2021. Ook uit die actie blijkt dat er voor de opdrachtgevers en de verdachten veel aan gelegen was om [slachtoffer 1] te lokaliseren. De verdachten hebben immers in de nacht van 12 mei 2021 behoorlijk veel moeite gedaan om bij de (ook) door [slachtoffer 1] gebruikte auto te komen. Dat de verdachte en zijn medeverdachte op 12 mei 2021 absoluut niet in bezit van het peilbaken door de politie wilden worden aangehouden en besloten het in een brievenbus te stoppen, beschouwt het hof als blijk van hun bewustzijn zich met zware criminaliteit bezig te houden.
Door onder deze omstandigheden ‑ wetend van een conflict in de zware drugscriminaliteit als achtergrond en wetend van de urgentie bij de opdrachtgever om heimelijk bekend te raken met de locatie van iemand met wie hij een conflict heeft ‑ de opdracht om heimelijk die persoon te traceren en heimelijk een peilbaken onder de door deze persoon gebruikte auto te plaatsen aan te nemen en uit te voeren, zonder vragen te stellen om zich ervan te verzekeren dat dit niet strekte tot voorbereiding van een moord, heeft de verdachte welbewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat de werkzaamheden van hem en zijn medeverdachte ter uitvoering van die opdracht onderdeel waren van de voorbereiding van de moord op [slachtoffer 1] . In het planmatige karakter ligt besloten dat ook eraan is voldaan dat de verdachte en zijn mededader gelegenheid hebben gehad tot nadenken over en zich rekenschap geven van de betekenis en de gevolgen van die voorgenomen daad.
Het vorenstaande betekent dat bewezen is dat de verdachte met zijn medeverdachte ter voorbereiding van moord een peilbaken voorhanden heeft gehad.”
2.3
Voor voorbereiding van een misdrijf als bedoeld in artikel 46 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) is vereist dat met voldoende bepaaldheid blijkt op welk misdrijf de in die bepaling omschreven voorbereidingshandelingen en voorbereidingsmiddelen waren gericht en dat het opzet van de verdachte op het begaan daarvan was gericht (vgl. HR 21 september 2021, ECLI:NL:HR:2021:1258). Onder dit opzet is voorwaardelijk opzet begrepen (vgl. HR 7 juli 2009, ECLI:NL:HR:2009:BH9030).
2.4.1
Uit de onder 2.2.2 en 2.2.3 weergegeven bewijsvoering blijkt dat het hof heeft vastgesteld dat de verdachte en de medeverdachte [betrokkene 1] zich gedurende enkele dagen hebben beziggehouden met de uitvoering van een opdracht die bestond in het zoeken van [slachtoffer 1] en het voorhanden hebben van een peilbaken met als doel dat te plakken onder de door [slachtoffer 1] gebruikte auto, waarbij zij ervan uit zijn gegaan dat de achtergrond van die opdracht een financieel conflict betrof tussen [slachtoffer 1] en personen die zich bezighielden met het investeren in een cocaïnetransport. Verder heeft het hof vastgesteld dat [betrokkene 1] de verdachte een goede vriend noemde, dat hij het met de verdachte over de opdracht heeft gehad en dat de verdachte op de vraag van [betrokkene 1] of hij wilde meedoen aan de opdracht, heeft geantwoord dat hij dat wilde. In dat verband heeft het hof onder meer ook vastgesteld dat de verdachte heeft verklaard dat degene die zij moesten vinden niet wilde betalen maar “wel stoer [deed] met geld op snapchat” (bewijsmiddel 1), dat hij “weet dat het fout kan zijn als je een peilbaken moet plaatsen” en dat hij het peilbaken in een brievenbus heeft gedaan omdat hij “niet met bewijsmateriaal gepakt wilde worden” (bewijsmiddel 3).
2.4.2
Het hof heeft daarnaast overwogen dat voor een opdrachtgever in de zware drugscriminaliteit het heimelijk lokaliseren van iemand met wie een conflict bestaat en het heimelijk plaatsen van een peilbaken onder een door deze persoon gebruikte auto een beperkt aantal doelen kan hebben en dat één daarvan het mogelijk maken van een liquidatie is. In dit verband heeft het hof overwogen dat het een feit van algemene bekendheid is dat conflicten in de wereld van personen die zich bezighouden met het investeren in een cocaïnetransport gepaard kunnen gaan met zeer grof geweld, waaronder liquidaties. Het hof heeft geoordeeld dat de verdachte door – wetend van een conflict in de zware drugscriminaliteit als achtergrond van de opdracht en van de urgentie bij de opdrachtgever om bekend te raken met de locatie van [slachtoffer 1] – de opdracht tot het heimelijk plaatsen van een peilbaken onder de door [slachtoffer 1] gebruikte auto aan te nemen en uit te voeren, zonder vragen te stellen om zich ervan te verzekeren dat dit niet strekte tot voorbereiding van een moord, bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat het plaatsen van het peilbaken onderdeel was van de voorbereiding van de moord op [slachtoffer 1] .
2.5
Het oordeel van het hof dat het voorwaardelijk opzet van de verdachte was gericht op het begaan van de (door anderen uit te voeren) moord op [slachtoffer 1] is in het licht van de onder 2.4 weergegeven feiten en omstandigheden toereikend gemotiveerd.
2.6
Het cassatiemiddel faalt.

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren T. Kooijmans en T.B. Trotman, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
10 september 2024.