ECLI:NL:RBROT:2024:5256

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 juni 2024
Publicatiedatum
10 juni 2024
Zaaknummer
10.173791.23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplegen van poging tot moord met voorbedachte raad

Op 6 juni 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, geboren in 2001, die werd beschuldigd van medeplegen van poging tot moord. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, hoewel hij niet zelf de schutter was, een essentiële rol heeft gespeeld in de voorbereiding en uitvoering van het schietincident op 7 januari 2023 te Rotterdam. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 9 jaar. De rechtbank achtte bewezen dat de verdachte samen met een onbekende mededader het slachtoffer opwachtte en met een vuurwapen op hem schoot, wat leidde tot ernstige verwondingen. De rechtbank verwierp de verdediging van de verdachte, die ontkende betrokken te zijn geweest, en concludeerde dat er voldoende bewijs was voor voorbedachte raad. De vorderingen van de benadeelde partijen werden gedeeltelijk toegewezen, waarbij de rechtbank oordeelde dat de verdachte hoofdelijk aansprakelijk was voor de schade.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10.173791.23
Datum uitspraak: 6 juni 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2001,
preventief gedetineerd in Detentiecentrum [naam PI] ,
raadsman mr. B. van Elst, advocaat te Utrecht.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzittingen van 16 mei en 6 juni 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
Het tenlastegelegde komt er -kort gezegd- op neer dat de verdachte wordt verweten dat hij op 7 januari 2023 te Rotterdam als mededader betrokken is geweest bij een poging tot moord waarbij op het slachtoffer [slachtoffer] met een vuurwapen is geschoten. Subsidiair is ten laste gelegd dat de verdachte daaraan medeplichtig is geweest door de schutter met een auto naar de plaats van het misdrijf te brengen, daar tijdens het schietincident met die personenauto op de schutter te wachten en hem daarna met die auto of een andere auto vanaf de plaats van het misdrijf weg te brengen.

3.Eis officieren van justitie

De officieren van justitie mr. X.C. van Baken en mr. E. Blanken hebben gevorderd:
  • bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 jaren met aftrek van voorarrest;
  • verbeurdverklaring van de in beslag genomen Opel Corsa;
  • teruggave aan de verdachte van de in beslag genomen telefoons en het in beslag genomen geldbedrag.

4.Bewijs en bewezenverklaring

4.1.
Standpunt verdediging
Aangevoerd is dat de verdachte integraal dient te worden vrijgesproken. Niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte de bestuurder was van de witte Mazda die bij het schietincident als vluchtauto is gebruikt. De verdachte ontkent enige betrokkenheid bij het tenlastegelegde en wist niet dat de persoon met wie hij kort daarna op de camerabeelden aan de Luipaardstraat te zien is, de dader was van een poging tot liquidatie. De verdachte heeft zich bij de politie voornamelijk op zijn zwijgrecht beroepen vanwege zijn eigen veiligheid en die van zijn familie. Uit de tapgesprekken naar voren komende pogingen van de verdachte om de jas te laten vernietigen die hij droeg op de genoemde camerabeelden moeten worden geduid vanuit angst, nadat de verdachte ontdekte dat hij onbedoeld en indirect betrokken was geraakt bij een schietpartij.
De DNA-match met sporen die zijn aangetroffen in de vluchtauto zijn te verklaren, doordat de verdachte in een relatief korte periode bij meerdere autodiefstallen betrokken is geweest. De zendmast waarop de telefoon van de verdachte aanstraalde ten tijde van het schietincident, is ongeveer één kilometer verwijderd van de A16, waar de verdachte op dat moment reed, op weg naar de Luipaardstraat om (naar achteraf blijkt) de schutter en nog een derde (hem eveneens onbekende) persoon een lift te geven.
De telefoon van de verdachte straalde om 12:03 uur aan op de Rietdekkerweg, ruim negen kilometer verwijderd van de plaats delict, terwijl de witte Mazda toen al werd vastgelegd door camera’s aan de Hoge Filterweg. Dit is sterk ontlastend voor de verdachte. Op de camerabeelden aan de Luipaardstraat is de bestuurder van de Mazda niet te zien op het moment dat hij uit de auto stapt. Ten tijde van het schietincident heeft slechts één getuige de bestuurder gezien. Deze getuige omschrijft de bestuurder als een man met een tenger postuur, maar zegt niets over zijn huidskleur. Ook dit is ontlastend, omdat de verdachte een donkere huidsleur heeft en dit de getuige zeker zou zijn opgevallen.
4.2.
Beoordeling
Op basis van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank het volgende vast.
Het in de tenlastelegging bedoelde schietincident vond plaats op een parkeerterrein aan de Hoge Filterweg in Rotterdam op 7 januari 2023, omstreeks 14.25 uur. Hierbij zijn met een vuurwapen meerdere schoten afgevuurd op de aangever [slachtoffer] , die daardoor gewond is geraakt aan zijn borst en daarnaast een klaplong en een gebroken sleutelbeen opliep. [slachtoffer] zat op de bijrijdersplaats van een Audi personenauto toen er op hem werd geschoten. Kort nadat hij in de auto was gestapt, stopte er een witte Mazda personenauto naast de Audi. Uit de Mazda stapte een man, die naar de bijrijderskant van de Audi liep. Vervolgens waren er meerdere schoten te horen. De Mazda reed omstreeks 14.27 uur het parkeerterrein af. Achter de Mazda liep op dat moment een persoon met een voorwerp in zijn hand. Hij stapte rechts achter in de Mazda.
Omstreeks 14.30 uur parkeerde de Mazda op de Luipaardstraat in Rotterdam. De afstand tussen de Hoge Filterweg en de Luipaardstraat bedraagt ongeveer 1.75 kilometer. De man die rechts achter in de Mazda zat, stapte om 14:30:13 uur op de Luipaardstraat uit de auto. De deur van de bestuurder werd ook geopend, waarbij de bestuurder buiten beeld uit de auto stapte. Omstreeks 14:30:38 uur liepen twee personen in dezelfde richting naast elkaar op de Luipaardstraat. Een van hen heeft hetzelfde signalement als de persoon die rechts achter in de Mazda zat. De verdachte is de andere persoon op deze camerabeelden. De verdachte is in een andere auto, een Opel Corsa, samen met de andere man weggereden vanaf de Luipaardstraat.
In de Mazda zijn later op de dag kolgelpatronen gevonden van hetzelfde merk en type als de kogelhulzen die op de plaats delict zijn gevonden. Daarnaast is DNA-materiaal van de verdachte aangetroffen op het stuur en de gordelsluiting van de bestuurdersstoel van de Mazda. Een telefoon die bij de verdachte in gebruik was, heeft op 7 januari 2023 omstreeks 13:09 uur verbinding gemaakt met de zendmast aan de Drinkwaterweg in Rotterdam, ongeveer 250 meter van de plaats delict.
Op grond van deze feiten en omstandigheden acht de rechtbank bewezen
- dat de man die op de Hoge Filterweg rechts achterin de witte Mazda stapte de schutter is;
- dat de schutter met de Mazda na het schietincident vanaf de Hoge Filterweg rechtstreeks naar de Luipaardstraat is gebracht en dat de Mazda daarbij steeds door dezelfde persoon werd bestuurd;
- dat de verdachte de bestuurder was van de witte Mazda en dat hij voorafgaand aan en ten tijde van het schietincident op de Hoge Filterweg in de Mazda zat.
Medeplegen
Gezien het hierboven beschreven handelen van de verdachte was er sprake van een
een zodanige betrokkenheid bij het delict en ook een zodanig bewuste en nauwe samenwerking tussen de verdachte en de schutter dat bewezen wordt geacht dat de verdachte als mededader bij de tenlastegelegde poging tot doodslag op [slachtoffer] betrokken is geweest. Hij heeft daaraan een essentiële, materiële bijdrage geleverd.
Voorbedachte raad
De verdachte is samen met de schutter met de Mazda naar de Audi gereden, direct nadat het slachtoffer [slachtoffer] daarin had plaatsgenomen. Hieruit wordt afgeleid dat de verdachte en de schutter [slachtoffer] hebben staan opwachten. De rechtbank neemt op grond hiervan als vaststaand aan dat de verdachte vóór de uitvoering heeft nagedacht over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan daadwerkelijk rekenschap heeft gegeven. Van enige ogenblikkelijke gemoedsopwelling waarin verdachte zou hebben gehandeld is niet gebleken. Evenmin is gebleken van andere contra-indicaties die aan het bewijs van voorbedachte raad in de weg staan. Daarom acht de rechtbank bewezen dat sprake is van handelen met voorbedachte raad.
Gevoerde verweren
Het verweer van de raadsman dat het DNA van de verdachte op een eerder moment in het kader van een autodiefstal op het stuur en de gordelsluiting van de Mazda terecht is gekomen, acht de rechtbank in het licht van de bewijsmiddelen niet aannemelijk. Bovendien heeft de verdachte zich bij de politie steeds beroepen op zijn zwijgrecht en is hij eerst op de zitting met deze uitleg gekomen.
De omstandigheid dat de telefoon van de verdachte enkele uren voor het schietincident aanstraalde op geruime afstand van de plaats delict en dat op camerabeelden aan de Luipaardstraat niet te zien is dat de verdachte uit de Mazda stapt, staat naar het oordeel van de rechtbank evenmin in de weg aan een bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde. Hetzelfde geldt voor het feit dat de door de verdediging aangehaalde getuige geen melding maakt van de donkere huidskleur van de bestuurder van de Mazda.
4.3.
Conclusie
De rechtbank acht het primair ten laste gelegde feit bewezen en verwerpt de hierbij gevoerde verweren.
4.4.
Bewezenverklaring
In bijlage II is de inhoud van de wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van voor het bewijs redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 7 januari 2023 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met een ander ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededader voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven te beroven met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg met een vuurwapen meerdere kogels op en in de richting van voornoemde [slachtoffer] heeft geschoten, waardoor voornoemde [slachtoffer] meerdere malen in zijn borst is geraakt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
medeplegen van poging tot moord.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

Algemeen
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich samen met een tot nu toe onbekend gebleven andere dader schuldig gemaakt aan poging tot moord, waarbij meermalen met een vuurwapen op het slachtoffer [slachtoffer] is geschoten. Hoewel de verdachte niet degene is geweest die de schoten heeft gelost, heeft hij hieraan een essentiële bijdrage geleverd, zowel vóór, tijdens als na het delict. Hij heeft samen met zijn mededader het slachtoffer opgewacht, heeft de schutter met de door hem bestuurde auto afgezet bij de auto waarin het slachtoffer zat en is na het schietincident samen met de schutter weggereden.
Het slachtoffer is tweemaal geraakt in zijn borstkas, waardoor hij een klaplong en een breuk in zijn schouderblad heeft opgelopen. Dat het slachtoffer en de twee andere inzittenden van de auto niet dodelijk zijn geraakt, is slechts een kwestie van geluk. Hoewel dit schietincident alle kenmerken heeft van een poging tot liquidatie, is het motief en de achtergrond hierbij tot op heden onduidelijk gebleven. De verdachte heeft hierover geen openheid van zaken willen geven en heeft op geen enkele manier verantwoordelijkheid genomen voor zijn handelen.
De verdachte en zijn mededader hebben een bijzonder grove inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer, wat op hem en op de andere inzitten van de auto grote impact heeft gehad en voor grote gevoelens van onveiligheid heeft gezorgd. Het slachtoffer en zijn gezin hebben na het schietincident maandenlang op steeds wisselende schuiladressen moeten verblijven. Naast dit persoonlijk leed, veroorzaken aanslagen als deze, gepleegd op klaarlichte dag op de openbare weg, en het toegenomen vuurwapenbezit ook breder in de samenleving gevoelens van onveiligheid.
Persoonlijke omstandigheden verdachte
Strafblad
Uit een uittreksel uit de justitiële documentatie van 18 april 2024 blijkt dat de verdachte eenmaal eerder is veroordeeld. Hij is niet eerder veroordeeld voor geweldsdelicten.
Rapportage
GZ-psycholoog [psycholoog] heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 22 januari 2024. Dit rapport houdt onder meer het volgende in. De psycholoog concludeert dat er bij de verdachte na de suïcide van zijn vriendin sprake is van een andere gespecificeerde psychotrauma- of stressorgerelateerde stoornis, in remissie binnen de gestructureerde setting van het detentiecentrum. Ten tijde van het bewezenverklaarde feit was de genoemde stoornis aanwezig. Mede omdat de verdachte het tenlastegelegde ontkent, is niet duidelijk geworden of, en in welke mate, de stoornis hierbij van invloed is geweest op zijn handelen. Er is sprake van een laag tot gemiddeld recidiverisico. Beschermende factoren zijn de positieve doelen die de verdachte heeft voor de toekomst, de steun van zijn familie en het feit dat de verdachte niet eerder met politie en justitie in aanraking is gekomen.
Straf
Gezien de ernst van het feit en de rol die de verdachte daarbij heeft gehad kan, ondanks de jonge leeftijd van de verdachte, niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een langdurige gevangenisstraf. Met de op te leggen straf beoogt de rechtbank een duidelijk signaal aan de verdachte, en ook aan anderen te geven dat het plegen van dit soort ernstige geweldsmisdrijven niet wordt getolereerd en dat daartegen streng wordt opgetreden. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf is tevens acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. De door de officier van justitie geëiste gevangenisstraf voor de duur van 9 jaar wordt daarom passend en geboden geacht.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 Sv.

8.In beslag genomen voorwerpen

Met de officieren van justitie is de rechtbank van oordeel dat de in beslag genomen Opel Corsa (goednummer [beslagnummer 1] ) verbeurd dient te worden verklaard. Het bewezen feit is met behulp van dit voorwerp begaan.
Ten aanzien van de in beslag genomen Xiaomi telefoon (goednummer [beslagnummer 2] ), Samsung telefoon (goednummer [beslagnummer 3] ), Oppo telefoon (goednummer [beslagnummer 4] ), Apple iPhone 12 (goednummer [beslagnummer 5] ), blauwe iPhone (goednummer [beslagnummer 6] ) en geldbedrag (€ 1.565,- goednummer [beslagnummer 7] ) zal een last worden gegeven tot teruggave aan de verdachte dan wel aan degene die redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt.

9.Benadeelde partijen / schadevergoedingsmaatregelen

Vorderingen

Als benadeelde partijen hebben zich in het geding gevoegd:
[benadeelde 1] ,raadsman mr. P.P. van Rhijn, advocaat te Doorn vordert een vergoeding van €13.383,30 voor materiële schade en een vergoeding van € 75.000,- voor immateriële schade, beide bedragen vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment van ontstaan van de schade.
[benadeelde 2] ,raadsvrouw mr. P.P.E. Buchele, advocaat te Arnhem, vordert (na aanpassing van de vordering ter zitting) een vergoeding van € 31.020,- voor materiële schade en een vergoeding van € 7.500,- voor immateriële schade, beide bedragen vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment van ontstaan van de schade.
[benadeelde 3] ,raadsvrouw mr. P.P.E. Buchele, advocaat te Arnhem, vordert een vergoeding van € 22.400,- voor materiële schade en een vergoeding van € 7. 500,- voor immateriële schade, beide bedragen vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment van ontstaan van de schade.
Standpunt officieren van justitie
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1] stellen de officieren van justitie zich op het standpunt dat alleen de vordering tot vergoeding van de immateriële schade kan worden toegewezen. De materiële schade achten zij onvoldoende onderbouwd.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2] stellen de officieren van justitie zich op het standpunt dat de vordering tot vergoeding van de immateriële schade geheel kan worden toegewezen. Ook de vordering met betrekking tot de reparatiekosten van de beschoten auto kan geheel worden toegewezen. De vordering tot vergoeding van gederfd inkomen dient te worden afgewezen, omdat deze onvoldoende is onderbouwd.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3] stellen de officieren van justitie zich op het standpunt dat de vordering tot vergoeding van de immateriële schade kan worden toegewezen. De vordering tot vergoeding van de kosten in verband met de aanschaf van een nieuwe auto dient te worden afgewezen, nu niet vastgesteld kan worden dat er sprake is van rechtstreekse schade.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat alle vorderingen niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard vanwege de bepleite vrijspraak.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1] heeft de verdediging zich subsidiair op het standpunt gesteld dat deze vordering te laat is ingediend en daarom niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. Meer subsidiair heeft de verdediging verzocht het toe te kennen bedrag aan immateriële schade sterk te matigen, gelet op recente jurisprudentie van de Hoge Raad. De materiële schade voor huurkosten zijn onvoldoende onderbouwd, aangezien alleen de kosten voor vergoeding in aanmerking kunnen komen die de benadeelde partij heeft moeten maken om te schuilen en niet zijn reguliere woonlasten.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2] heeft de verdediging zich subsidiair op het standpunt gesteld dat de immateriële schade onvoldoende is onderbouwd en daarom niet voor toewijzing in aanmerking komt. De materiële schade door gederfde inkomsten is ook onvoldoende onderbouwd. De materiële schade aan de auto wordt door de verdediging niet betwist.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3] heeft de verdediging zich subsidiair op het standpunt gesteld dat deze vordering te laat is ingediend en daarom niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. Meer subsidiair heeft de verdediging aangevoerd dat de zowel de materiële als de immateriële schade onvoldoende is onderbouwd, zodat de vordering ook om die reden niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. Een drietal gesprekken met de praktijkondersteuner is niet voldoende om vast te stellen dat sprake is van geestelijk letsel.
Beoordeling
Vordering [benadeelde 1]
Aannemelijk is geworden dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht, doordat hij enige tijd niet in zijn woning heeft kunnen verblijven. De benadeelde partij heeft echter onvoldoende onderbouwd welke kosten dit specifiek met zich mee heeft gebracht en over welke periode dit gaat. Daarom zal de rechtbank deze schade naar maatstaven van billijkheid vaststellen op een bedrag van € 5.000,-, met afwijzing van hetgeen meer is gevorderd.
Ook is vast komen te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezenverklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Die schade zal op dit moment op basis van de thans gebleken feiten en omstandigheden naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 25.000,-, met afwijzing van hetgeen meer is gevorderd.
Vordering [benadeelde 2]
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezenverklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De materiële schade die ziet op de reparatie van de auto voor een bedrag van € 6.050,- wordt geheel toegewezen, nu dit voldoende is onderbouwd en de vordering niet is betwist. De vordering tot vergoeding van een bedrag van € 237,53 voor diagnostiek en een intakegesprek met een psycholoog is voldoende onderbouwd en zal eveneens worden toegewezen. Het gedeelte van de vordering dat ziet op de schade voor gederfde inkomsten zal niet-ontvankelijk worden verklaard. Onvoldoende is onderbouwd of de schade waarvan vergoeding wordt gevorderd rechtstreeks verband houdt met het bewezenverklaarde feit. Dit vergt nader onderzoek, en dat zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren.
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezenverklaarde strafbare feit ook rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Dit deel van de vordering (€ 7.500,-) zal geheel worden toegewezen, aangezien de gevorderde immateriële schade de rechtbank ook overigens niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt.
Vordering [benadeelde 3]
Niet vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezenverklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade, in de vorm van de aanschaf van een andere auto, is toegebracht. De nieuwe auto is pas acht maanden na het bewezenverklaarde feit gekocht. Daarnaast volgt uit de namens de benadeelde partij overgelegde brief van Veilig Thuis dat hij mogelijk ook zelfstandig doelwit was van bedreigingen. Onder deze omstandigheden kan de rechtbank thans niet vaststellen dat er sprake is van een rechtstreeks verband tussen het bewezenverklaarde feit en de door de benadeelde partij gestelde schade. Dit deel van de vordering zal niet-ontvankelijk worden verklaard.
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezenverklaarde strafbare feit ook rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Dit deel van de vordering (€ 7.500,-) zal geheel worden toegewezen, aangezien de gevorderde immateriële schade de rechtbank ook overigens niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt.
Ten aanzien van alle vorderingen
Nu de verdachte het strafbare feit ter zake waarvan de schadevergoedingen zullen worden toegekend samen met een mededader heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededader de benadeelde partijen betaalt is de verdachte in zoverre jegens de betreffende benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
De benadeelde partijen hebben gevorderd de te vergoeden bedragen te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank zal de die wettelijke rente toewijzen vanaf 7 januari 2023.
Nu de vorderingen van de benadeelde partijen in overwegende mate zullen worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partijen gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij
[benadeelde 1]een schadevergoeding betalen van € 30.000,-, vermeerderd met de wettelijke rente. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
De verdachte moet de benadeelde partij
[benadeelde 2]een schadevergoeding betalen van € 13.550,-, vermeerderd met de wettelijke rente. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
De verdachte moet de benadeelde partij
[benadeelde 3]een schadevergoeding betalen van € 7.500,-, vermeerderd met de wettelijke rente als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt ten aanzien van alle te betalen schadebedragen de oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op artikelen 33, 33a, 36f, 45, 47 en 289 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 9 (negen) jaren;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- verklaart verbeurd als bijkomende straf de Opel Corsa (goednummer [beslagnummer 1] );
- gelast de teruggave aan verdachte, dan wel degene die redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt, van: de Xiaomi telefoon (goednummer [beslagnummer 2] ), Samsung telefoon (goednummer [beslagnummer 3] ), Oppo telefoon (goednummer [beslagnummer 4] ), Apple iPhone 12 (goednummer [beslagnummer 5] ), blauwe iPhone (goednummer [beslagnummer 6] ) en het geldbedrag (€ 1.565,- goednummer [beslagnummer 7] );
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met zijn mededader), des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [benadeelde 1] , te betalen een bedrag van
€ 30.000,- (zegge: dertigduizend euro),bestaande uit € 5.000,- aan vergoeding voor materiële schade en € 25.000,- aan vergoeding voor immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 7 januari 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
wijst af het door de benadeelde partij meer of anders gevorderde;
wijst af hetgeen de benadeelde partij aan vergoeding voor immateriële schade meer heeft gevorderd.
Verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [benadeelde 1] te betalen
€ 30.000,-(hoofdsom,
zegge: dertigduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 januari 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 30.000,- niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van 185 (
honderdvijfentachtig) dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, waaronder begrepen betaling door zijn mededader, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met diens mededader), des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [benadeelde 2] , te betalen een bedrag van
€ 13.787,53 (zegge: dertienduizend zevenhonderdzevenentachtig euro en drieënvijftig cent), bestaande uit € 6.287,53 aan vergoeding voor materiële schade en € 7.500,- aan vergoeding voor immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 7 januari 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, aan salaris voor de advocaat en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [benadeelde 2] te betalen
€ 13.787,53(hoofdsom,
zegge: dertienduizend zevenhonderdzevenentachtig euro en drieënvijftig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 januari 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 13.787,53 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
103 (honderddrie) dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, waaronder begrepen betaling door zijn mededader, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met diens mededader(s), des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [benadeelde 3] , te betalen een bedrag van
€ 7.500,- (zegge: zevenduizend vijfhonderd euro), als vergoeding voor immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 7 januari 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, aan salaris voor de advocaat en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [benadeelde 3] te betalen
€ 7.500,-(hoofdsom,
zegge: zevenduizend vijfhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 januari 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 7.500,- niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
72 (tweeënzeventig) dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, waaronder begrepen betaling door zijn mededader, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M.L. van Mulbregt, voorzitter,
en mrs. M.K. Asscheman-Versluis en J.C. Tijink, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. R.E. Kroon, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 6 juni 2024.
De oudste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 7 januari 2023 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg (van korte afstand) met een vuurwapen meerdere, althans een, kogel(s) op en/of in de richting van voornoemde [slachtoffer] heeft afgevuurd/geschoten, waardoor voornoemde [slachtoffer] meerdere malen, althans eenmaal, in zijn borst en/of schouder, althans in zijn lichaam, is geraakt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
meerdere, althans een, onbekend gebleven perso(o)n(en) op of omstreeks 7 januari 2023 te Rotterdam, ter uitvoering van het door hem/hun voorgenomen misdrijf om [slachtoffer]
opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg,
(van korte afstand) met een vuurwapen meerdere, althans een, kogel(s) op en/of in de richting van voornoemde [slachtoffer] heeft/hebben afgevuurd/geschoten, waardoor voornoemde [slachtoffer] meerdere malen, althans eenmaal, in zijn borst en/of schouder, althans in zijn lichaam, is geraakt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 07 januari 2023 te Rotterdam, opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door
- voornoemde onbekend gebleven perso(o)n(en) als bestuurder van een (personen)auto naar de plaats van het misdrijf te brengen en/of
- op de plaats van het misdrijf met voornoemde (personen)auto te wachten op voornoemde onbekend gebleven perso(o)n(en), terwijl voornoemde onbekend gebleven perso(o)n(en) met een vuurwapen meerdere, althans een, kogel(s) op en/of in de richting van voornoemde Oudenhuijssen heeft/hebben afgevuurd/geschoten, en/of
- ( vervolgens) met voornoemde (personen)auto en/of een andere (personen)auto voornoemde onbekend gebleven perso(o)n(en) van de plaats van het misdrijf weg te halen en/of vandaan te vervoeren.