Standpunt officieren van justitie
Het ten laste gelegde kan worden bewezen. Na de liquidatiepoging op 7 januari 2023 op de Hoge Filterweg te Rotterdam is de schutter achterin een witte Mazda personenauto gestapt en daarmee weggevlucht. Op deze auto zaten valse kentekenplaten, waarop het DNA van de verdachte is aangetroffen. De verdachte is twee dagen voor het schietincident bij zijn woning op camerabeelden te zien met een rechthoekig pakket in zijn handen met de afmetingen van een kentekenplaat. Op diezelfde dag is geconstateerd dat de vluchtauto vanuit Hoogvliet naar Rotterdam reed. Een Citroen personenauto die op dat moment door de verdachte werd bestuurd, maakte gelijktijdig dezelfde reisbeweging als de Mazda. Vermoedelijk is de Mazda die dag op de Hoge Filterweg ‘koud’ gezet om bij het schietincident als vluchtauto te kunnen dienen.
De witte Mazda is na de liquidatiepoging vanaf de Hoge Filterweg naar de Luipaardstraat in Rotterdam gereden. Op camerabeelden is te zien dat de schutter daar uit de Mazda stapt. Direct daarna heeft hij zich buiten het zicht van de camera’s waarschijnlijk omgekleed, waarna hij is teruggelopen naar de Mazda om een blauwe rugzak uit de auto te halen. Ongeveer 20 minuten na de het schietincident is de verdachte op camerabeelden voor zijn woning samen met de schutter te zien. Nog eens 15 minuten daarna is te zien dat de verdachte samen met de schutter uit de richting van zijn woning naar een auto loopt die werd bestuurd door de tante van de verdachte. Aannemelijk is dat de schutter met de verdachte in de auto is gestapt en daarna is weggebracht naar een onbekende bestemming.
Uit de opgenomen tapgesprekken blijkt dat de medeverdachte [medeverdachte] vanuit detentie met een vriend sprak over een persoon die ‘T’ wordt genoemd en die na de inbeslagname van zijn auto moest worden gewaarschuwd. Uit het dossier volgt dat de verdachte vermoedelijk de persoon is die moest worden gewaarschuwd. Ten slotte heeft de verdachte tegen een zogenaamde inwinner, die door de politie werd ingezet, gezegd dat hij op camerabeelden te zien is met een vriend die verdacht wordt van een poging tot liquidatie. Hieruit kan worden afgeleid dat de verdachte wist dat de persoon op de camerabeelden voor zijn woning betrokken was bij het schietincident.
Deze feiten en omstandigheden tezamen leveren, in onderlinge samenhang bezien, het wettig en overtuigend bewijs op dat de verdachte de valse kentekenplaten voor de vluchtauto heeft geleverd en de schutter kort na het schietincident heeft helpen ontsnappen. Daarmee heeft hij zich schuldig gemaakt aan medeplichtigheid aan een poging tot liquidatie.
Beoordeling
De rechtbank is, anders dan de officieren van justitie, van oordeel dat met onvoldoende mate van zekerheid kan worden vastgesteld dat de man die ongeveer 20 minuten na de poging tot liquidatie samen met de verdachte te zien is op de camerabeelden voor de woning van de verdachte en die vanaf die locatie door een tante van de verdachte met haar auto zou zijn weggebracht, degene is die kort daarvoor op het slachtoffer heeft geschoten. Weliswaar is (gelet op zijn postuur, kleding en de blauwe rugzak) niet onaannemelijk dat de man die op de Luipaardstraat een rugzak uit de witte Mazda pakt, dezelfde persoon is als de man die bij de woning van de verdachte was, maar deze man draagt andere kleding en heeft mogelijk ook een ander postuur dan de schutter. Onvoldoende aannemelijk is dat de schutter zich op de Luipaardstraat in een tijdsbestek van minder dan een minuut buiten het zicht van de camera’s heeft omgekleed en vervolgens is teruggelopen naar de Mazda om de rugzak te pakken. Onduidelijk is of deze (derde) persoon op enige wijze betrokken is geweest bij het schietincident en, als dit al het geval was, hoe zijn bijdrage juridisch zou moeten worden gekwalificeerd (medeplegen, dan wel medeplichtigheid).