In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 14 februari 2024, wordt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van de aanvraag van werkneemster om een WIA-uitkering beoordeeld. De aanvraag werd door het UWV afgewezen op 12 januari 2023, en het bestreden besluit van 13 juni 2023 bevestigde deze afwijzing. Eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde, heeft beroep ingesteld tegen deze besluiten. De rechtbank heeft op 10 januari 2024 de zaak behandeld, waarbij zowel eiseres als het UWV en werkneemster aanwezig waren.
De rechtbank concludeert dat het UWV de mate van arbeidsongeschiktheid van werkneemster per 23 januari 2023 ten onrechte heeft vastgesteld op minder dan 35%. De rechtbank oordeelt dat er een motiveringsgebrek is in het bestreden besluit, omdat onvoldoende is gemotiveerd waarom de vermoeidheids- en energetische klachten van werkneemster geen aanleiding geven voor een verdergaande urenbeperking. De rechtbank stelt het UWV in de gelegenheid om het gebrek te herstellen, hetzij door aanvullende motivering van de verzekeringsarts, hetzij door een nieuwe beslissing op bezwaar. De rechtbank bepaalt een termijn van acht weken voor het UWV om het gebrek te herstellen en houdt verdere beslissingen aan tot de einduitspraak op het beroep.