Uitspraak
uitspraak van de meervoudige kamer van 13 november 2024 in de zaak tussen
[naam eiseres] , uit [plaats] , eiseres
de raad van bestuur van de Kansspelautoriteit
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
- de beroepsgrond dat de EU-Dienstenrichtlijn en het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie van toepassing zijn op de onderhavige zaak;
- de beroepsgrond dat de Kansspelautoriteit haar besluit slechts heeft gebaseerd op vermoedens en een dagvaarding van het Openbaar Ministerie (OM) en dat de onschuldpresumptie daarmee wordt geschonden;
- de verweren tegen de strafbare feiten waarvoor een vrijspraak is gevolgd, aangezien deze feiten na het wijzigingsbesluit geen grondslag meer vormen voor het bestreden besluit.
Slecht levensgedragtoets
Kamerstukken II2013/14, 33996, nr. 3, p. 2 en 15). Daarom is in de Beleidsregels vKoa (oud) een tijdelijke overgangsregeling opgenomen, die liep van 1 april 2021 tot 1 april 2022. Deze tijdelijke regeling houdt in dat eerder illegaal online kansspelaanbod niet automatisch tot afwijzing van een aanvraag om een vergunning tot het exploiteren van online kansspelen hoeft te leiden, mits dat aanbod voldoet aan bepaalde voorwaarden. Zo mag het eerdere illegale aanbod niet binnen 2 jaren en 9 maanden voorafgaand aan de aanvraag hebben plaatsgevonden en moet dit aanbod binnen de door de Kansspelautoriteit aangegeven grenzen zijn gebleven. Verder moeten aanvragers voldoen aan de overige in de Beleidsregels vKoa (oud) genoemde voorwaarden. Hiermee is een balans gevonden tussen het kanalisatiebelang en het belang van veilig aanbod. Dit kanalisatiebelang speelt geen rol bij de exploitatievergunning van speelautomaten, zodat reeds daarom geen sprake kan zijn van een (ongerechtvaardigde) ongelijke behandeling tussen eiseres en aanbieders van online kansspelen. Overigens is de geldigheidsduur van de tijdelijke overgangsregeling verstreken.
Conclusie en gevolgen
Informatie over hoger beroep
Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving en beleidsregels
b. de eisen ten aanzien van het zedelijk gedrag, waaraan de aanvrager van de vergunning, en de bedrijfsleiders en beheerders van de exploitatie dienen te voldoen.
b. in enig opzicht van slecht levensgedrag is.