ECLI:NL:RBROT:2024:10555

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 oktober 2024
Publicatiedatum
24 oktober 2024
Zaaknummer
24-7748
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen het niet tijdig beslissen op verzoek om aanvullende compensatie voor werkelijke schade

In deze zaak heeft eiseres, een inwoner van Rotterdam, een verzoek ingediend bij de Dienst Toeslagen voor aanvullende compensatie voor de werkelijke schade die zij heeft geleden. Eiseres heeft beroep ingesteld omdat verweerder niet tijdig een besluit heeft genomen op haar verzoek. De rechtbank heeft vastgesteld dat de beslistermijn is overschreden en dat verweerder in gebreke is gebleven. De rechtbank heeft verweerder een dwangsom opgelegd van € 50,- per dag voor elke dag dat de termijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Daarnaast is het beroep gegrond verklaard, en moet verweerder het door eiseres betaalde griffierecht vergoeden. De proceskosten van eiseres zijn vastgesteld op € 437,50, omdat de rechtbank van oordeel is dat de zaak van licht gewicht is. De rechtbank heeft geen zitting gehouden, omdat de zaak zich leent voor een beslissing op basis van de stukken, zoals bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht. Eiseres heeft zich ook gemeld bij de Commissie Werkelijke Schade, die de beslistermijn met zes maanden heeft verlengd. De rechtbank heeft verweerder opgedragen om binnen zes weken na verzending van de uitspraak een besluit te nemen over de aanvullende compensatie voor de werkelijke schade. De uitspraak is gedaan op 30 oktober 2024 door mr. A. Dingemanse, in aanwezigheid van griffier mr. H. Sabanovic.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 24/7748
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 oktober 2024 als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht in de zaak tussen

[naam eiseres] , uit Rotterdam, eiseres,

gemachtigde: mr. J.F. Cheung,
en

Dienst Toeslagen, verweerder.

Procesverloop

Eiseres heeft bij verweerder een verzoek gedaan om aanvullende compensatie voor de werkelijke schade.
Eiseres heeft beroep ingesteld vanwege het uitblijven van een besluit.
Verweerder heeft op 27 augustus 2024 een verweerschrift ingediend.

Overwegingen

De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat zich in deze zaak een van de gevallen voordoet zoals genoemd in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en een zitting daarom niet nodig is.
Eiseres heeft zich gemeld bij de Commissie Werkelijke Schade (CWS) omdat eiseres meent dat de werkelijk geleden schade hoger is dan de door verweerder toegekende compensatie. De CWS heeft dit verzoek in behandeling genomen en de beslistermijn met zes maanden verlengd.
Niet in geschil is dat de beslistermijn is overschreden. Eiseres heeft verweerder in gebreke gesteld en sinds de ontvangst daarvan door verweerder zijn meer dan twee weken voorbij gegaan. Niet gebleken is dat verweerder alsnog heeft beslist op het verzoek. Het beroep is daarom gegrond.
Eiseres heeft verzocht de hoogte van de ingevolge afdeling 4.1.3 van de Awb verbeurde dwangsom vast te stellen. Verweerder heeft geen dwangsombeschikking afgegeven. De rechtbank zal daarom met toepassing van artikel 8:55c van de Awb de hoogte van de verbeurde dwangsom vaststellen op € 1.442,-.
Vanwege de zeer grote omvang van de hersteloperatie toeslagen is sprake van een bijzonder geval als bedoeld in artikel 8:55d, derde lid, van de Awb. [1] Verweerder moet in beginsel binnen twaalf weken na de datum van het verweerschrift een besluit over de aanvullende compensatie bekendmaken. De beslistermijn is ten minste zes weken na de datum van deze uitspraak. Omdat sinds de datum van het verweerschrift meer dan zes weken zijn verstreken, zal de rechtbank bepalen dat verweerder binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak moet beslissen op het verzoek.
6. De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb dat verweerder een dwangsom verbeurt als hij de gestelde termijnen overschrijdt. De rechtbank stelt de hoogte van deze dwangsom vast op € 50,- per dag dat een termijn overschreden wordt, met een maximum van € 15.000,-. [2]
7. Omdat het beroep gegrond is, moet verweerder het door eiseres betaalde griffierecht vergoeden.
8. De rechtbank veroordeelt verweerder verder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 437,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 875,- en wegingsfactor 0,5). De rechtbank is van oordeel dat deze zaak van licht gewicht is, omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden. [3]

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit;
  • stelt de door verweerder te betalen reeds verbeurde dwangsom vast op € 1.442,-;
  • draagt verweerder op binnen zes weken na verzending van het afschrift van deze uitspraak een besluit over de aanvullende compensatie voor de werkelijke schade bekend te maken;
  • bepaalt dat verweerder aan eiseres een dwangsom van € 50,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijnen overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
  • bepaalt dat verweerder het betaalde griffierecht van € 51,- aan eiseres vergoedt;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 437,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Dingemanse, rechter, in aanwezigheid van mr. H. Sabanovic, griffier. De uitspraak is in het openbaar gedaan op 30 oktober 2024.
De griffier is verhinderd
de uitspraak te ondertekenen
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden gedaan bij de rechtbank. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 23 augustus 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3209.
2.Zie de uitspraak van deze rechtbank van 15 juli 2024, ECLI:NL:RBROT:2024:6560.
3.Zie de uitspraken van de Afdeling van 21 februari 2018, ECLI:NL:RVS:2018:591; 22 december 2023, ECLI:NL:RVS:2023:4784; en 16 februari 2024, ECLI:NL:RVS:2024:657.