ECLI:NL:RBROT:2023:9969

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
27 oktober 2023
Publicatiedatum
30 oktober 2023
Zaaknummer
10491398
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake kredietovereenkomst en conservatoir beslag tussen Floryn Nederland B.V. en V.O.F. met betrokkenheid van Mijnbudgetcoach

In deze zaak heeft Floryn Nederland B.V. een kredietovereenkomst gesloten met V.O.F. en eist zij betaling van een openstaand bedrag van € 12.705,29, vermeerderd met rente en buitengerechtelijke kosten. De gedaagden, waaronder [persoon03] en [persoon04], hebben erkend dat zij geld verschuldigd zijn, maar voeren aan dat zij bezig zijn met schuldhulpverlening en dat het conservatoire beslag onterecht is gelegd. De kantonrechter oordeelt dat Floryn recht heeft op betaling van het gevorderde bedrag, met rente vanaf 1 maart 2023, en dat de beslagkosten door de gedaagden moeten worden vergoed. Het conservatoire beslag wordt niet opgeheven, omdat Floryn een gegronde vrees heeft voor verduistering van haar vordering. De kantonrechter wijst de eisen van de gedaagden in reconventie af en veroordeelt hen in de proceskosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10491398 CV EXPL 23-12686
datum uitspraak: 27 oktober 2023
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
Floryn Nederland B.V.,
vestigingsplaats: ‘s-Hertogenbosch,
eiseres in conventie, verweerster in reconventie,
gemachtigde: mr. W. Meijs,
tegen

1.[VOF 01] V.O.F.,

vestigingsplaats: [VOF 01] ,
gedaagde in conventie,
vertegenwoordigd door: gedaagde 3,
2.
Mijnbudgetcoach.nl B.V., als bewindvoerder over de goederen van
[persoon01],
vestigingsplaats: Papendrecht,
gedaagde in conventie,
vertegenwoordigd door: [persoon02] ,
3.
[persoon03],
woonplaats: [woonplaats01] ,
gedaagde in conventie, eiseres in reconventie,
die zelf procedeert,
4.
[persoon04],
woonplaats: [woonplaats02] ,
gedaagde in conventie, eiseres in reconventie,
die zelf procedeert.
De partijen worden hierna ‘Floryn’, ‘ [VOF 01] ’, ‘Mijnbudgetcoach’, ‘ [persoon03] ’ en ‘ [persoon04] ’ genoemd. De onderbewindgestelde van Mijnbudgetcoach wordt [persoon01] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaardingen van 21 en 25 april 2023, met bijlagen;
  • het antwoord van [persoon03] , dat een tegeneis bevat, met bijlagen;
  • het antwoord van [persoon04] , dat een tegeneis bevat, met bijlagen;
  • het antwoord van Mijnbudgetcoach;
  • de aantekeningen van de griffier van het mondelinge antwoord van [persoon03] en [persoon04] , mede namens [VOF 01] ;
  • de repliek;
  • de schriftelijke reactie van [persoon04] ;
  • de schriftelijke reactie van Mijnbudgetcoach;
  • de schriftelijke reactie van [persoon03] ;
  • de rolbeslissing;
  • de conclusie van dupliek in reconventie.

2.De beoordeling

Wat is de relatie tussen de partijen?
2.1.
Floryn heeft in juli 2021 een kredietovereenkomst gesloten met [VOF 01] . Bij het sluiten van die overeenkomst waren [persoon01] , [persoon03] en [persoon04] de vennoten van [VOF 01] . Inmiddels is [persoon04] geen vennoot meer en zijn de goederen van [persoon01] onder bewind van Mijnbudgetcoach gesteld.
Wat is de kern van de zaak?
2.2.
Floryn stelt dat de gedaagden op basis van de kredietovereenkomst € 12.705,29 aan haar moeten betalen, maar dat zij dit ondanks aanmaningen niet doen. Zij eist dat de gedaagden worden veroordeeld om dit bedrag te betalen, met rente die tot en met 24 april 2023 € 529,61 bedraagt, en € 1.091,48 aan buitengerechtelijke kosten. Voorafgaand aan deze procedure heeft Floryn conservatoir beslag gelegd op onroerende goederen die het eigendom zijn van [persoon03] en [persoon04] . Zij eist dat gedaagden ook worden veroordeeld om de daarbij gemaakte proceskosten en deurwaarderskosten van €‭ 1.175,24‬ te betalen. Ten slotte eist Floryn dat gedaagden worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. ‬‬‬‬‬‬‬‬‬
2.3.
De gedaagden bevestigen dat zij geld moeten betalen aan Floryn. Volgens hen hebben zij veel schuldeisers en zijn zij samen met een schuldhulpverlener bezig om een aanbod aan de schuldeisers te doen. [persoon03] en [persoon04] vorderen in reconventie (als tegeneis) om het conservatoire beslag ongeldig te verklaren, omdat zij nooit van plan zijn geweest om hun huis te verkopen.
2.4.
Volgens Floryn is er geen reden om het beslag op te heffen, omdat zij dit beslag terecht heeft gelegd.
2.5.
De kantonrechter veroordeelt gedaagden hoofdelijk om € 12.705,29 met rente en buitengerechtelijke kosten te betalen aan Floryn. [persoon03] en [persoon04] moeten daarnaast de beslagkosten betalen. Het beslag wordt niet opgeheven. De kantonrechter licht hierna toe hoe zij tot deze beslissing komt.
De gedaagden moeten € 12.705,29 betalen
2.6.
Er is geen discussie over dat Floryn een kredietovereenkomst heeft gesloten met [VOF 01] en dat Floryn op basis van die overeenkomst krediet aan [VOF 01] heeft verstrekt.
2.7.
Op 10 februari 2023 heeft [VOF 01] een mail gestuurd aan Floryn, waarin zij schreef: “
Via deze weg willen wij mededelen dat wij genoodzaakt zijn ons bedrijf te sluiten.”Op 15 februari 2022 heeft [persoon03] verder gemaild: “
Wij zijn niet in staat om aan de verdere betalingsverplichting te voldoen.(…)
Wij hebben schuldhulpverlening aangenomen.” Op grond van de overeenkomst mocht Floryn op dat moment in één keer het hele openstaande bedrag opeisen. In artikel 10 van de kredietovereenkomst staat namelijk onder meer: “
Het kan gebeuren dat u in zwaar weer terecht komt. Denk hierbij aan (aanvraag van) surseance van betaling of faillissement, beslaglegging, schuldsanering, liquidatie of een andere omstandigheid waardoor u niet langer vrijelijk over uw vermogen kunt beschikken. In deze gevallen zijn onze vorderingen op u onmiddellijk opeisbaar. Dit betekent dat wij van u mogen vragen dat u uw schuld direct aan ons terugbetaalt.
2.8.
Volgens Floryn stond er op dat moment een bedrag van € 12.705,29 open. Floryn heeft vervolgens herhaaldelijk aan gedaagden om terugbetaling van dit bedrag (en bijkomende kosten) gevraagd. De gedaagden hebben dit bedrag niet betwist. Dat betekent dat [VOF 01] wordt veroordeeld om dit bedrag aan Floryn te betalen (artikel 3:296 BW). Omdat [persoon01] , [persoon03] en [persoon04] op het moment van het aangaan van de overeenkomst vennoten van [VOF 01] waren, worden ook de overige gedaagden (hoofdelijk) veroordeeld om dit bedrag te betalen (artikel 18 Wetboek van Koophandel).
2.9.
De gedaagden hebben er in hun verweer op gewezen dat zij bezig zijn met het aanvragen van schuldhulpverlening. Zij vinden het niet eerlijk dat Floryn dit doorkruist door deze procedure. Dit verweer slaagt niet. Floryn is namelijk niet verplicht om mee te werken aan schuldhulpverlening.
Gedaagden moeten contractuele rente betalen vanaf 1 maart 2023
2.10.
Floryn eist contractuele rente vanaf de verzuimdatum. Volgens Floryn verkeert [VOF 01] sinds 16 februari 2023 in verzuim. Zij heeft dat echter niet onderbouwd. Het is de kantonrechter ook niet gebleken. Uit de overeenkomst volgt namelijk alleen dat de volledige schuld op 16 februari 2023 opeisbaar was. Opeisbaarheid is iets anders dan verzuim. De kantonrechter oordeelt dat verzuim pas is ingetreden op 1 maart 2023. Op 23 februari 2023 heeft Floryn namelijk een brief gestuurd met het verzoek om binnen drie werkdagen te betalen. Dat vindt de kantonrechter een redelijke termijn. [VOF 01] heeft niet binnen die termijn betaald en is daardoor in verzuim geraakt op 1 maart 2023. De rente is toewijsbaar vanaf die datum. Weliswaar heeft Floryn op 17 februari 2023 ook al een brief gestuurd, maar daarin staat dat [VOF 01] ‘per ommegaande’ moet betalen. Dat vindt de kantonrechter geen redelijke betalingstermijn, zodat door die brief het verzuim niet is ingetreden (artikel 6:81 tot 6:83 BW).
2.11.
Volgens Floryn bedraagt de rente berekend tot en met 24 april 2023 € 529,61. Uit de renteberekening die ze bij de dagvaarding heeft gevoegd blijkt dat ze rente heeft berekend vanaf 16 februari 2023. Uit het voorgaande volgt dat de kantonrechter anders oordeelt. Dit bedrag wordt daarom afgewezen. De rente wordt toegewezen vanaf 1 maart 2023. Daarbij geldt een rentepercentage van 2% per maand. Dit percentage dat Floryn in haar renteberekening hanteert, volgt namelijk uit de overeenkomst (artikel 4 en 5).
Gedaagden moeten €
1.091,48‬ aan buitengerechtelijke kosten betalen‬‬‬‬‬‬
2.12.
Floryn heeft een aantal aanmaningen aan [VOF 01] gestuurd. Zij heeft recht op vergoeding van de kosten die zij daarbij het gemaakt. De geëiste vergoeding van € ‭1.091,48‬ is berekend volgens de wet en wordt daarom toegewezen (artikel 6:96 BW en het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke kosten). ‬‬‬‬‬‬
[persoon03] en [persoon04] moeten €
1.083,87‬ aan beslagkosten betalen‬‬‬‬‬‬‬
2.13.
Floryn heeft conservatoir beslag gelegd op een appartement en een schuur van [persoon03] en op een woning van [persoon04] . Zij heeft daarbij kosten gemaakt. [VOF 01] en Mijnbudgetcoach hoeven deze kosten in ieder geval niet te vergoeden, aangezien zij geen beslagene zijn (artikel 706 Rv). De eis van Floryn wordt in die zin afgewezen.
2.14.
[persoon03] en [persoon04] hebben aangevoerd dat zij nooit van plan waren om de huizen te verkopen. De kantonrechter begrijpt dat zij daarmee aanvoeren dat het beslag onnodig was. Dit verweer slaagt niet. De kantonrechter stelt voorop dat de vordering van Floryn inhoudelijk niet is betwist door [persoon03] en [persoon04] , maar dat zij desondanks niets hebben betaald. Daarnaast heeft Floryn onbetwist gesteld dat er geen andere verhaalsobjecten zijn dan de onroerende goederen waarop ze beslag heeft gelegd. Op die goederen zullen ook de andere schuldeisers, waarvan volgens [VOF 01] zelf sprake is, wellicht beslag willen leggen, zodat Floryn mogelijk ‘achter het net vist’ wanneer zij geen beslag legt. Alleen die omstandigheden maken al dat bij Floryn een gegronde vrees voor verduistering kan ontstaan. Of Floryn van medewerkers van de schuldhulpverlening geruchten heeft gehoord dat [persoon04] en [persoon03] hun huis in de stille verkoop willen zetten, zoals door Floryn gesteld en door gedaagden betwist, kan daarom in het midden blijven.
2.15.
Dat van nietigheid of onrechtmatigheid sprake is, is niet gesteld door [persoon03] en [persoon04] en het is de kantonrechter ook niet gebleken. De conclusie is dat het beslag niet nietig, onnodig of onrechtmatig was. [persoon03] en [persoon04] moeten daarom de beslagkosten betalen (artikel 706 Rv). Het gaat om € 676,- aan griffierecht en € ‭407,87‬ aan deurwaarderskosten. De kantoorkosten van de deurwaarder, waarvan Floryn ook vergoeding heeft geëist, komen niet voor vergoeding in aanmerking. Hetzelfde geldt voor de btw die Floryn heeft geëist. In de exploten die Floryn bij de dagvaarding heeft gevoegd staat namelijk dat geen btw wordt gerekend, omdat Floryn btw kan verrekenen. Er wordt dus € ‭1.083,87‬ aan beslagkosten toegewezen.‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬
De kantonrechter heft het beslag niet op
2.16.
[persoon03] en [persoon04] eisen dat het beslag wordt opgeheven. De kantonrechter ziet daarvoor geen aanleiding. Zij stelt voorop dat [persoon04] en [persoon03] geen last hebben van het beslag. Zij stellen namelijk zelf dat zij de panden niet willen verkopen. Bovendien worden in dit vonnis de eisen van Floryn toegewezen. Daarmee wordt het conservatoire beslag omgezet in een executoriaal beslag (artikel 704 Rv). Daar komt bij dat (zoals hiervoor al is overwogen) niet is gesteld of gebleken dat er sprake is van andere verhaalsmogelijkheden. Gelet hierop vindt de kantonrechter dat het belang van Floryn bij handhaving van het beslag zwaarder weegt dan het belang van [persoon03] en [persoon04] bij opheffing (artikel 705 Rv en ECLI:NL:HR:2005:AT9060).
Proceskosten
2.17.
De gedaagden krijgen voor het grootste deel ongelijk en moeten daarom de proceskosten betalen (artikel 237 Rv). Zij zijn daarvoor hoofdelijk aansprakelijk (ECLI:NL:HR:2022:1942). De kantonrechter stelt deze kosten in conventie aan de kant van Floryn tot vandaag vast op € 111,21 aan dagvaardingskosten, € 32,- aan griffierecht en € 792,- aan salaris voor de gemachtigde (2 punten x € 396,-). Dit is totaal € 935,21. Voor kosten die Floryn maakt na deze uitspraak moeten gedaagden € 132,- betalen. Hier kan nog een bedrag bijkomen als de uitspraak wordt betekend. In dit vonnis hoeft hierover niet apart te worden beslist (ECLI:NL:HR:2022:853). De wettelijke rente wordt toegewezen.
2.18.
[persoon03] en [persoon04] krijgen ook in reconventie ongelijk en moeten daarom de proceskosten betalen. Zij zijn daarvoor hoofdelijk aansprakelijk (ECLI:NL:HR:2022:1942). De kantonrechter stelt die kosten aan de kant van Floryn tot vandaag vast op € 198,- (0,5 punt) voor de conclusie van dupliek. In de andere stukken is Floryn namelijk niet afzonderlijk op de reconventionele eis ingegaan.
Uitvoerbaarheid bij voorraad
2.19.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard (artikel 233 Rv).

3.De beslissing

De kantonrechter:
in conventie:
3.1.
veroordeelt gedaagden hoofdelijk om aan Floryn € ‭‭13.796,77‬‬ te betalen, met de contractuele rente van 2% per maand over € 12.705,29 vanaf 1 maart 2023 tot de dag dat volledig is betaald;‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬
3.2.
veroordeelt [persoon03] en [persoon04] hoofdelijk om aan Floryn € ‭1.083,87‬ te betalen;‬‬‬‬‬‬‬
3.3.
veroordeelt gedaagden hoofdelijk in de proceskosten, die aan de kant van Floryn tot vandaag worden vastgesteld op € 935,21, met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over dat bedrag vanaf de vijftiende dag nadat dit vonnis is betekend tot de dag dat volledig is betaald;
in reconventie:
3.4.
wijst de eisen van [persoon03] en [persoon04] af;
3.5.
veroordeelt [persoon03] en [persoon04] hoofdelijk in de proceskosten, die aan de kant van Floryn tot vandaag worden vastgesteld op € 198,-;
in conventie en in reconventie
3.6.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.7.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.I. Mentink en in het openbaar uitgesproken.
33394