ECLI:NL:RBROT:2023:9312

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
27 september 2023
Publicatiedatum
6 oktober 2023
Zaaknummer
10512652 VZ VERZ 23-5827
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing verzoek tot houden voorlopig getuigenverhoor in arbeidszaak

In deze beschikking van de Rechtbank Rotterdam, uitgesproken op 27 september 2023, is het verzoek van [verzoeker01] tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor toegewezen. [verzoeker01] heeft een verzoek ingediend om getuigen te horen in verband met een geschil met zijn werkgever, Rotterdam School of Management B.V. (RSM). De zaak betreft een schorsing van [verzoeker01] in verband met een integriteitskwestie, waarbij hij zich geconfronteerd zag met beschuldigingen van betrokkenheid bij een integriteitsinbreuk. De kantonrechter oordeelt dat [verzoeker01] belang heeft bij het verkrijgen van getuigenverklaringen om te kunnen beoordelen of hij voldoende grond heeft om een rechtszaak tegen RSM te starten. RSM had het verzoek afgewezen, stellende dat het niet aan de wettelijke vereisten voldeed en dat er geen noodzaak was voor een voorlopig getuigenverhoor. De kantonrechter oordeelt echter dat het verzoek aan de eisen voldoet en dat er geen deugdelijke afwijzingsgrond is. De kantonrechter benadrukt dat het getuigenverhoor noodzakelijk is voor [verzoeker01] om zijn procespositie te bepalen en dat er geen sprake is van misbruik van procesrecht. De beslissing om het verzoek toe te wijzen, houdt in dat het getuigenverhoor op een later te bepalen datum zal plaatsvinden, waarbij partijen de gelegenheid krijgen om hun verhinderdata op te geven.

Uitspraak

5RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 10512652 VZ VERZ 23-5827
uitspraak: 27 september 2023
beschikking van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam, inzake het bevelen van een voorlopig getuigenverhoor
in de zaak van
[verzoeker01] ,
wonende te [woonplaats01] ,
verzoeker,
gemachtigde: mr. B.E. de Laive-Paasman, advocaat te Rotterdam,
tegen
Rotterdam School of Management B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
verweerster,
gemachtigde: mr. P. R. Hendriks, advocaat te Amsterdam.
Partijen zullen hierna “ [verzoeker01] ” en “RSM” worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
- het verzoekschrift, met producties;
- het verweerschrift, met producties
1.2.
Op 6 september 2023 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling met partijen besproken. Daarbij waren aanwezig [verzoeker01] , zijn gemachtigde mr. De Laive-Paasman en namens RSM [naam01] (COO) en de gemachtigde mr. Hendriks. Beide partijen hebben hun standpunten ter zitting (nader) toegelicht. Van hetgeen ter zitting is besproken heeft de griffier aantekeningen gemaakt.
1.3.
De kantonrechter heeft de uitspraak van deze beschikking bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1.
[verzoeker01] is van 1999 tot 2008 in dienst geweest van RSM in de functie Officer IT Services. In juli 2012 is [verzoeker01] opnieuw in dienst getreden van RSM in de functie Infrastructure Manager.
2.2.
Sinds mei 2022 is [verzoeker01] als gevolg van schouderklachten arbeidsongeschikt. Vanaf 24 augustus 2022 werkt [verzoeker01] in het kader van zijn re-integratie vier uur per dag.
2.3.
Op 14 september 2022 heeft een gesprek plaatsgevonden waarbij [verzoeker01] , [naam02] (Director IT & Innovation, hierna: [naam02] ) en [naam03] (HR Director, hierna: [naam03] ) aanwezig waren. Tijdens dit gesprek is gesproken over een integriteitskwestie uit 2018 en is [verzoeker01] medegedeeld dat hij gedurende het onderzoek wordt geschorst.
2.4.
Op 15 september 2022 mailt [naam02] aan [verzoeker01] het volgende:

As we informed you today, we have received new information regarding an integrity case that took place in 2018 and for which our colleague Levent was held responsible. As we explained, although until now our information was that it was only Levent who accessed [naam04] laptop without authorization, we have now received claims that you also took part in this. During our meeting, you denied having been involved in this but acknowledged that you approached [naam05] , the other colleague involved, and told him to report the incident. As mentioned, we would like to meet with you again on Monday (11.00) at the office to give you the opportunity to respond to these claims. Based on this, we will decide what the next steps will be. You mentioned earlier today that maybe you would need to call a lawyer. You are within your right to do so. However, we would expect to be able to hear from you your side of the story and be able to ask you any clarifying questions that may be necessary on Monday.
You also stated that integrity is your number one value in doing your job, as it involves having very broad access rights, and that you've always placed it first in all your jobs. We share with you the belief in the importance of integrity, particularly in positions such as yours, and therefore hope that you understand why we take any integrity related claims very seriously and why we have suspended you for now and asked you to hand over your admin accounts and logins and not to log into RSM systems until the suspension is lifted.”
2.5.
Tussen november 2022 en 18 april 2023 heeft een mediationtraject plaatsgevonden. Dit traject heeft niet geleid tot een oplossing van het geschil tussen partijen.
2.6.
In een gesprek op 11 mei 2023 zijn de bevindingen van het interne onderzoek met [verzoeker01] besproken en is hem de gelegenheid gegeven hierop te reageren.
2.7.
Op 1 juni 2023 is door RSM het interne onderzoeksrapport definitief vastgesteld. In dit rapport is, voor zover thans van belang, het volgende vermeld:
“(…)
Conclusions
Based on the findings and analysis above, we can only conclude that at the moment it is not possible for RSM BV to ascertain what happened in 2018 and if the claims made by [naam06] in 2022 are true or not.
Recommendations
It is recommended that RSM BV engages an external party to perform an investigation into the matters. In the meanwhile, given the time already elapsed during the internal investigations for causes that were out of the control of RSM BV, it is recommended that [verzoeker01] ’s suspension is lifted.
(…)”
2.8
Per e-mail van 5 juni 2023 heeft [naam01] het volgende aan [verzoeker01] laten weten:
“As stated in the investigation report shared with you on DATE, the investigation has concluded that at the moment it is not possible for RSM BV to ascertain what happened in 2018 and if the claims made by [naam06] in 2022 are true or not.
As a result,RSM BV hereby lifts the suspensionthat was put in place whilst the investigation took place. The administration rights however continue to be withheld given your intention to take RSM to court. RSM needs to make a balance of interest here: RSM’s interests in protecting the organization, versus your interest to have these admin-rights at the moment. Also taken into account the fact that you are still on sick leave and hence technically speaking do not require these rights at the moment.
RSM BV has engaged with a professional firm to conduct an external investigation on the 2018 and 2022 events as a final attempt to find out what took place, who was involved and to what extent. You will be contacted when your input is needed for the investigation.
The HR department will contact you regarding next steps in coming back to work, to the extent possible given your current health situation”
2.9
RSM heeft DPD Consultancy opdracht gegeven een extern onderzoek uit te voeren. Ten tijde van de mondelinge behandeling van de onderhavige procedure was dat onderzoek nog niet afgerond.

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
Het verzoek strekt tot het gelasten van een voorlopig getuigenverhoor. [verzoeker01] verzoekt de volgende personen als getuige te horen:
I. [naam06] ;
II. [naam05] ;
III. [naam04] ;
IV. [naam01] ;
V. [naam07] ;
VI. [verzoeker01] ;
VII. [naam08] .
3.2.
[verzoeker01] heeft daartoe, samengevat weergegeven, het volgende naar voren gebracht. [verzoeker01] is geconfronteerd met een valse beschuldiging over een integriteitsinbreuk in 2018 waarbij hij volgens twee collega’s betrokken zou zijn geweest. Ondanks het feit dat de beschuldiging, gezien de timing en de eerdere verklaringen van die collega’s hoogst onaannemelijk was, werd [verzoeker01] van het ene op het andere moment geschorst en afgesloten van alle systemen. [verzoeker01] is voornemens in een vervolgprocedure een verklaring voor recht te vorderen dat RSM de norm van goed werkgeverschap heeft geschonden, met als gevolg dat RSM de materiële en immateriële schade die voortvloeit uit haar tekortkomingen aan [verzoeker01] dient te vergoeden. Deze schade begroot [verzoeker01] tot op heden op € 17.186,91. [verzoeker01] heeft als gevolg van de situatie zijn (toegestane) nevenactiviteiten moeten afbouwen, waardoor hij inkomsten is misgelopen. Daarnaast heeft hij lichamelijke en psychische klachten ontwikkeld, waarvoor hij externe ondersteuning heeft moeten inroepen. Tevens zal [verzoeker01] vorderen dat RSM wordt veroordeeld hem weer toe te laten tot zijn werkzaamheden en een verklaring af te leggen waarin zijn naam volledig wordt gezuiverd.
[verzoeker01] zal in de beoogde procedure dienen te bewijzen dat RSM op basis van de afgelegde verklaringen in redelijkheid niet heeft kunnen overgaan tot de maatregelen waartoe zij heeft besloten en dat RSM zelfs onrechtmatig, althans verwijtbaar heeft gehandeld door de wijze waarop het onderzoek is aangepakt. Daartoe dien te worden vastgesteld wanneer welke verklaringen precies zijn afgelegd door de diverse betrokkenen en of de verklaringen inderdaad zo zijn afgelegd als RSM stelt. Ook moet worden vastgesteld of de verklaringen met elkaar of met de eerder afgelegde verklaringen in strijd zijn. [verzoeker01] heeft geen andere mogelijkheid om bewijs te verkrijgen dan middels getuigenverklaringen.
3.3.
RSM concludeert tot afwijzing van het verzoek en heeft daartoe, samengevat weergegeven, het volgende naar voren gebracht. RSM heeft steeds als goed werkgever gehandeld. RSM heeft rekening gehouden met de belangen van [verzoeker01] , maar ook met die van zijn (voormalig) collega’s. RSM had mede vanwege de uitgebreide toegangsrechten van [verzoeker01] gegronde reden om hem te schorsen gedurende en in afwachting van de resultaten van het onderzoek. De argumenten van [verzoeker01] om geen vertrouwen te hebben in het externe onderzoek zijn oneigenlijk.
Het verzoek van [verzoeker01] voldoet niet aan de daaraan door de wet gestelde minimale vereisten. [verzoeker01] heeft onvoldoende concreet gemaakt dat en waarom hij het getuigenverhoor nodig heeft om te kunnen beslissen of het raadzaam is een gerechtelijke procedure tegen RSM te starten. [verzoeker01] heeft onvoldoende duidelijk gemaakt dat en welke informatie hij nodig heeft om zijn procespositie te bepalen. De feiten zijn duidelijk, daarvoor is een voorlopig getuigenverhoor niet nodig. RSM meent dat gelet op de over en weer betrokken belangen van [verzoeker01] verwacht mag worden dat hij eerst de uitkomsten van het externe onderzoek afwacht. Door dit niet te doen, maakt hij misbruik van het onderhavige verzoek (art. 3:13 BW). Er is ook sprake van strijd met een goede procesorde, omdat het belang van [verzoeker01] bij het op dit moment houden van een voorlopig getuigenverhoor onvoldoende is gebleken. RSM meent dat zij als goed werkgever collega’s tegen een door [verzoeker01] gewenst getuigenverhoor moet beschermen. In ieder geval is sprake van een ander zwaarwichtig bezwaar op grond waarvan het verzoek moet worden afgewezen. Verder meent RSM dat sprake is van een zwakke materieelrechtelijke positie van [verzoeker01] en dat sprake is van een ‘fishing expedition’, zodat ook op die gronden het verzoek moet worden afgewezen.

4.De beoordeling

4.1.
Een verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor als bedoeld in artikel 186 Rv, dat aan de eisen voor toewijzing voldoet, wordt in beginsel toegewezen. Een verzoek kan worden afgewezen als de verzoeker daarbij geen belang als bedoeld in artikel 3:303 BW heeft, als van de gegeven bevoegdheid misbruik wordt gemaakt, als dat strijdig is met een goede procesorde dan wel als sprake is van een ander zwaarwichtig bezwaar (HR 21 november 2008, ECLI:NL:HR:2008:BF3938 (Udo/Renault)).
4.2.
De kantonrechter is van oordeel dat het verzoek van [verzoeker01] aan de eisen voor toewijzing voldoet en dat geen sprake is van een deugdelijke afwijzingsgrond. De kantonrechter zal het verzoek van [verzoeker01] daarom toewijzen en zal hierna uitleggen hoe hij tot dit oordeel is gekomen.
4.3.
RSM heeft gesteld dat van [verzoeker01] gelet op de over en weer betrokken belangen verwacht mag worden dat hij eerst de uitkomsten van het externe onderzoek afwacht. Door dit niet te doen maakt [verzoeker01] volgens RSM misbruik van het onderhavige verzoek en is er sprake van strijd met een goede procesorde. De kantonrechter volgt dit standpunt van RSM niet. RSM heeft er zelf voor gekozen eerst een intern onderzoek uit te voeren en pas in juni 2023 een extern onderzoeksbureau in te schakelen. Onduidelijk is wanneer het externe onderzoek zal zijn afgerond. Onder deze omstandigheden kan redelijkerwijs niet van [verzoeker01] worden gevergd dat hij eerst de uitkomst van het externe onderzoek afwacht. Bovendien is niet gezegd dat het externe onderzoek [verzoeker01] (voldoende) opheldering geeft over de feiten om te beoordelen of hij voldoende grond heeft een procedure te starten. Dat een getuigenverhoor, zoals RSM heeft aangevoerd, door collega’s als belastend zal worden ervaren staat niet aan toewijzing van het verzoek in de weg. [verzoeker01] is sinds 14 september 2022 geschorst en hoewel de schorsing op 5 juni 2023 is opgeheven, zijn nog steeds zijn bevoegdheden (deels) ingetrokken. [verzoeker01] heeft er belang bij om te kunnen beoordelen of hij voldoende grond heeft een procedure te starten en RSM aansprakelijk te stellen voor de volgens [verzoeker01] onzorgvuldige handelwijze van RSM rondom de schorsing. Een ander zwaarwichtig bezwaar dat zou moeten leiden tot afwijzing van het verzoek van [verzoeker01] doet zich niet voor.
4.4.
Van een dusdanig zwakke materieelrechtelijke positie aan de zijde van [verzoeker01] dat het verzoek op grond daarvan moet worden afgewezen is evenmin sprake. Partijen verschillen van mening over de vraag of de handelwijze van RSM rondom de schorsing al dan niet in strijd met het goed werkgeverschap is. Op voorhand kan niet worden gezegd dat, zoals RSM stelt, de door [verzoeker01] aangekondigde procedure niet kansrijk is. Los daarvan is een voorlopig getuigenverhoor er nu juist voor om [verzoeker01] de gelegenheid te geven opheldering te krijgen over de feiten en hem in staat te stellen om te beoordelen of het zinvol is een voorgenomen vordering in te stellen (HR 7 augustus 2018, ECLI:NL:HR:2018:1433).
4.5.
Van een fishing expedition is, anders dan RSM heeft betoogd, geen sprake. [verzoeker01] heeft zijn belang bij een getuigenverhoor voldoende onderbouwd, namelijk dat door middel van een voorlopig getuigenverhoor duidelijk kan worden of de getuigen hun belastende verklaringen onder ede willen herhalen en het getuigenverhoor bovendien helderheid kan verschaffen over de vraag of het onderzoek door RSM zorgvuldig is verlopen. In het verzoekschrift heeft [verzoeker01] de aard en het beloop van de vordering alsmede de feiten die hij wil bewijzen vermeld. Kortom, [verzoeker01] heeft recht en belang bij het verzoek tot het horen van de getuigen.
4.6.
Voordat een datum voor het te houden voorlopig getuigenverhoor wordt bepaald, worden partijen in de gelegenheid gesteld om
uiterlijk op 18 oktober 2023hun verhinderdata voor de maanden november 2023 tot en met februari 2024 schriftelijk op te geven. Vervolgens wordt aan de hand van de verhinderdata die dan zijn ontvangen een datum en tijdstip voor het te houden voorlopig getuigenverhoor bepaald. Deze datum wordt per brief aan partijen medegedeeld.

5.De beslissing

De kantonrechter:
wijst het verzoek toe;
bepaalt dat het getuigenverhoor zal plaatsvinden op een nader te bepalen datum en tijdstip in het gerechtsgebouw aan het Wilhelminaplein 100/125 in Rotterdam, ten overstaan van de hierna te noemen kantonrechter;
stelt partijen in de gelegenheid om
uiterlijk op 18 oktober 2023hun verhinderdata voor de maanden november 2023 tot en met februari 2024 op te geven;
bepaalt dat [verzoeker01] zelf zorg dient te dragen voor het deugdelijk oproepen van de te horen getuigen.
Deze beschikking is gegeven door mr. W.J.J. Wetzels en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
44483