Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
uitspraak van de meervoudige kamer van 13 februari 2023 in de zaken tussen
1.[naam 1] en 27 andere natuurlijke personen, eisers in zaak ROT 22/883,
[naam 2]en vier andere natuurlijke personen, eisers in zaak ROT 22/884, gemachtigde: [naam 2],
De Nederlandsche Bank N.V., verweerster (DNB),
Aegon Levensverzekering N.V.(Aegon), gemachtigde: mr. L.A.J. Spaans.
Procesverloop
Overwegingen
in het belang van diegenen die aan de betrokken overeenkomsten rechten kunnen ontlenen. Voor zover in de overdracht overeenkomsten zijn betrokken, waarbij risico's zijn verzekerd, die in een andere Lid-Staat dan Nederland zijn gelegen, maakt de verzekeraar de overdracht tevens bekend in die Lid-Staat met inachtneming van de aldaar ter zake geldende voorschriften. De inhoud van deze bekendmakingen behoeft de voorafgaande goedkeuring van de Verzekeringskamer.”
in het belang van de polishouderste bepalen wijze. Daarbij wordt mededeling gedaan van een door de Verzekeringskamer vast te stellen termijn, binnen welke de betrokken polishouders zich bij de Verzekeringskamer schriftelijk tegen de overdracht kunnen verzetten.”
in het belang van de polishouderste bepalen wijze’. Hieruit volgt dat DNB niet geheel naar eigen inzicht kan bepalen op welke (andere) wijze de levensverzekeraar van de voorgenomen portefeuilleovergang mededeling moet doen, maar daarbij te allen tijde het belang van de polishouders voor ogen moet houden. Naast de wettelijk verplichte publicatie in de Staatscourant, een krant die naar DNB zich moet hebben gerealiseerd door vrijwel geen enkele polishouder zal worden gelezen, moet de bekendmaking dus gebeuren op een wijze die in de concrete situatie in voldoende mate recht doet aan het belang van de polishouders. Dit betekent onder meer dat de door DNB te bepalen wijze van mededeling in ieder geval dient te waarborgen dat zo veel mogelijk polishouders (tijdig) op de hoogte raken van de voorgenomen portefeuilleovergang, de mogelijkheid van verzet daartegen en de verzettermijn, opdat zij allen de reële mogelijkheid hebben om zich voor het verstrijken van die termijn over deze portefeuilleovergang desgewenst nader te laten informeren en zich vervolgens al dan niet daartegen te verzetten.
Uit de in het formulier proceskosten opgenomen berekening van de reiskosten van [naam 5], de door hem geclaimde parkeerkosten alsmede de afstand tussen zijn woning en de rechtbank maakt de rechtbank op dat openbaar vervoer niet of niet voldoende mogelijk is geweest en dat hij dus met de auto naar Rotterdam is gekomen. De rechtbank acht dit niet onaannemelijk. Het door hem verzochte bedrag aan reiskosten van € 165 moet door DNB worden vergoed. De geclaimde parkeerkosten worden niet afzonderlijk vergoed (vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 11 januari 2023, ECLI:NL:RVS:2023:84, overweging 10.1).