ECLI:NL:RBROT:2023:9077

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 september 2023
Publicatiedatum
29 september 2023
Zaaknummer
9457132 EL 21-28
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in effectenleasezaak tussen Dexia Nederland B.V. en gedaagde over vernietiging van overeenkomsten op grond van verjaring

In deze zaak, die voor de kantonrechter in Rotterdam is behandeld, heeft Dexia Nederland B.V. (hierna: Dexia) een vordering ingesteld tegen een gedaagde, die zijn identiteit niet volledig heeft prijsgegeven. De gedaagde heeft een beroep gedaan op de vernietiging van de overeenkomsten op basis van artikel 1:88/89 BW, terwijl Dexia aanvoert dat de bevoegdheid tot vernietiging is verjaard. De procedure is gestart met een tussenvonnis van 23 juni 2022, waarin de kantonrechter de gedaagde verzocht om nadere toelichting te geven over de financiële situatie ten tijde van het aangaan van de overeenkomsten. De gedaagde heeft schriftelijke verklaringen overgelegd, waarin hij en zijn partner hun herinneringen aan de situatie hebben uiteengezet.

De kantonrechter heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat Dexia onvoldoende bewijs heeft geleverd om te onderbouwen dat de gedaagde en zijn partner eerder dan 13 maart 2000 bekend waren met de overeenkomsten. De verklaringen van de gedaagde en zijn partner zijn als voldoende onderbouwd beschouwd, ondanks dat ze niet exact konden aangeven wanneer de bekendheid met de overeenkomsten heeft plaatsgevonden. De kantonrechter heeft geconcludeerd dat het beroep van Dexia op verjaring niet slaagt, en heeft de overeenkomsten rechtsgeldig vernietigd.

Dexia is veroordeeld tot terugbetaling van hetgeen de gedaagde aan Dexia heeft betaald, verminderd met eventuele uitkeringen die de gedaagde heeft ontvangen. De wettelijke rente is vastgesteld vanaf het moment waarop Dexia in verzuim was. De kantonrechter heeft Dexia ook veroordeeld in de proceskosten, en de veroordelingen zijn uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Zittingsplaats Dordrecht
zaak- en rolnummer: 9457132 EL 21-28
vonnis van: 21 september 2023
Vonnis van de kantonrechter:
i n z a k e
de besloten vennootschap
DEXIA NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres,
gemachtigde: USG Legal Professionals.
t e g e n
[gedaagde],
wonende te [woonplaats]
gedaagde,
gemachtigde: mr. G. van Dijk.
Partijen worden hierna Dexia en [gedaagde] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 23 juni 2022;
  • de akte na tussenvonnis van [gedaagde] ;
  • de akte uitlaten productie van Dexia.
1.2.
Hierna is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1.
[gedaagde] doet een beroep op de vernietiging van de overeenkomsten op grond van artikel 1:88/89 BW. Dexia heeft naar aanleiding daarvan aangevoerd dat de bevoegdheid tot die vernietiging is verjaard. Dit wordt door [gedaagde] betwist. In het tussenvonnis heeft de kantonrechter aan [gedaagde] verzocht om een nadere toelichting over de (financiële) gang van zaken in het huishouden van [gedaagde] en [naam] (hierna: [naam] ) ten tijde van het aangaan van de overeenkomsten. Bij akte heeft [gedaagde] schriftelijke verklaringen overgelegd zoals verzocht.
2.2.
In het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 9 maart 2023 ECLI:NL:RBAMS:2023:1221 is het toetsingskader voor zaken als de onderhavige, weergegeven. Beoordeling van deze zaak aan de hand van dat toetsingskader leidt tot het volgende.
2.3.
Voor de beoordeling van het beroep op verjaring door Dexia is van belang op welk tijdstip [naam] daadwerkelijk bekend werd met de overeenkomsten. Het verjaringsberoep van Dexia kan alleen slagen wanneer Dexia daarvoor voldoende stelt en onderbouwt. Om Dexia daartoe in staat te stellen moet [gedaagde] voldoende gegevens verstrekken over de (financiële) gezinssituatie en andere feiten, die relevant kunnen zijn voor het vaststellen van het tijdstip van daadwerkelijke bekendheid van [naam] met de overeenkomsten. Doet [gedaagde] dat niet dan heeft [gedaagde] het verweer tegen het verjaringsberoep onvoldoende onderbouwd.
2.4.
Eerst zal worden beoordeeld of [gedaagde] zijn verweer tegen het verjaringsberoep van Dexia voldoende heeft onderbouwd.
2.5.
Door [gedaagde] zijn schriftelijke verklaringen van hemzelf en van [naam] overgelegd, waarin staat vermeld dat deze zijn opgesteld op basis van antwoorden die elk van hen buiten aanwezigheid van de ander heeft gegeven in een telefoongesprek met hun gemachtigde.
2.5.1.
In de verklaring van [gedaagde] staat vermeld:

Ik, [gedaagde] , verklaar het volgende:
a.
In mei 1997 was ik 49 jaar oud Gehuwd en samen hebben wij twee kinderen. Zij woonden toen niet meer thuis. Ik was zelfstandig ondernemer. Ik was bouwkundige. Mijn vrouw was huisvrouw en hielp mij zo nu en dan in het bedrijf
Alle overeenkomsten zijn naar mijn herinnering schriftelijk tot stand gekomen. Opgestuurd via de post. Er is nooit iemand voor deze contracten bij ons langs geweest. In die periode heb ik ook weleens telefonisch contact vooraf gehad. Ik heb het afsluiten met niemand verder besproken. Met de overeenkomsten wilde ik een pensioen opbouwen. Als zelfstandige moest ik zelf iets regelen en dat was niet makkelijk gezien mijn diabetes.
Gewoon van mijn privérekening heb ik de inleg voor de overeenkomsten betaald. Ik zeg wel privérekening, maar feitelijk was het wel een en/of rekening. De andere rekening was een zakelijke rekening.
Mijn vrouw had een programma op televisie gezien en vroeg mij of wij ook iets hadden bij Dexia. Het precieze moment kan ik mij niet herinneren, maar er was toen voldoende commotie in de media. Eén van de overeenkomsten was bij mij al geëindigd, maar gelukkig niet met een schuld Dat heb ik haar toen nog niet verteld. Ik liep daar toen niet mee te koop. Mijn vrouw was wel boos toen ik het vertelde. Zij is wars van geld lenen. Wij hebben verder alleen een lening voor onze woning gehad en verder niets. Ik heb het haar verteld toen wij nog op [straatnaam] woonden, dus zodoende moet het 2002 zijn geweest dat wij het er voor het eerst over hebben gesproken. In 2003 zijn wij verhuisd namelijk. Niet lang nadat ik haar heb verteld over de overeenkomsten hebben wij ons bij Leaseverlies aangemeld.
Wij hadden één en/of rekening voor privé (eindigend op .052) en een zakelijke rekening. Beiden bij de ABN AMRO. Daarnaast hadden wij nog een creditcard van de Visa. Van de zakelijke rekening werd maandelijks een overschrijving gedaan naar de privérekening.
Maandelijks werd er automatisch een bedrag naar onze privérekening overgemaakt. Mijn vrouw heeft officieel ook op de loonlijst gestaan en ontving op de privérekening ook haar vergoeding.
Zo veel als kon regelde ik via automatische machtigingen dus de financiële administratie was niet zoveel. Maar de privé .financiën regelde ik dus zelf. Mijn vrouw had daar niets mee van doen. Zakelijk was het wel anders. Voor de zaak maakte zij de kas op enzo.
Van de privérekening hadden wij beiden onze eigen pas. Daarmee konden wij allebei betalingen mee verrichten. Boodschappen doen wij voornamelijk samen. Kleding bijvoorbeeld kocht mijn vrouw met haar eigen bankpas. Alle andere betalingen deed ik.
i.
De privérekening zag mijn vrouw niet in, en nu nog steeds niet. Ik maakte de bankafschriften open en deed deze in de map. Post aan mij gericht opende mijn vrouw niet. Mijn vrouw keek de afschriften van de privérekening voor zover ik weet nimmer in, maar de zakelijke afschriften soms wel. Mijn vrouw stond op de loonlijst en verzorgde de kas en BTW. Daar had ik een bloedhekel aan. Ik wilde zoveel mogelijk automatisch regelen.
De belastingaangifte verzorgde ik zelf, daar had ik hulp bij van een administratiekantoor. Op enig moment is mijn zoon dat gaan overnemen. Hij was werkzaam als fiscalist. Mijn vrouw hoefde de aangifte niet te ondertekenen en keek deze ook nooit in.
In 2001 hebben wij een lening afgesloten voor een nog te bouwen appartement. Toen is er niet over de overeenkomsten gesproken. In 2005 is de hypotheek overgesloten naar de ABN Toen is er wel over gesproken, maar vormde geen enkel probleem. Mijn vrouw wist toen ook al van de overeenkomsten bij Dexia.
Naast de contracten bij Dexia had ik nog losse beleggingen bij ABN AMRO. Ook heb ik nog een oranjefonds gehad Ik had ook nog een lijfrentepolis. Mijn vrouw wist dat ik spaarde en belegde voor later, maar waar of op welke wijze spraken wij niet over. Een klein pensioen heb ik nog gehad van Pensioenfonds Bouw en Nijverheid.
Het kopen van een auto of echt grote uitgaven, daar spraken wij wel over. Ook meubels. Wij hadden het financieel goed dus ging meer over keuze wat voor auto of meubels dan over de financiën.”
2.5.2.
In de verklaring van [naam] staat vermeld:

Ik, [naam] , verklaar het volgende:
30 mei 1997 werd ik 47 jaar oud. Wij waren toen samen. De kinderen zijn met 24 jaar het huis uit gegaan. De één is van 1968 en de ander van 1972. Ik deed weleens wat dingetjes voor mijn man, maar ik was voornamelijk huisvrouw.
Ja, dat weet ik niet. Dat heeft mijn man gedaan. Tot de uitzending van Radar wist ik niets van Leaseovereenkomsten die mijn man had afgesloten.
Mijn man verdiende goed en maakte soms wel honderd uur. Hij zal dat met zijn verdiensten hebben betaald. Ik wist niet van de betalingen aan Dexia.
Ik keek thuis, op dat moment nog op [straatnaam] , naar een programma op de televisie. Heel veel mensen zouden ergens ingetuind zijn door de bank Het ging over beleggingsproducten. Ik heb na het zien van dat programma gevraagd of wij daar ook mee te maken hadden want ik wist dat mijn man weleens belegde. Ik keek vaak naar actualiteitenprogramma's, dat had wel mijn interesse. Op dat moment begreep ik dat ook mijn man had belegd met geleend geld en dat het weleens mis kon lopen. Ik ben van huis uit opgevoed met de regel: "Eerst ergens voor te sparen en dan pas kopen. Niet lenen dus!" Ik ben dan ook wel boos geweest. Het moet naar hetgeen ik heb begrepen 2002 zijn geweest dat ik dat programma heb gezien omdat het toen pas op televisie kwam. Het stond toen ook in de kranten. Mijn man heeft gezien mijn reactie denk ik toen ook niets meer afgesloten bij Dexia.
Er was een zakelijke rekening en een en/of rekening. Ik denk dat wij daarnaast ook nog een spaarrekening hadden in die tijd. Deze rekeningen waren bij de ABN AMRO.
Mijn man werkte voor zichzelf en dat werd op de zakelijke rekening gestort. Van die rekening werd overgeboekt op de privérekening.
Mijn man verzorgde de administratie met betrekking tot het huishouden zelf. Ik hielp weleens mee voor de zaak. Dat was niet mijn hobby, maar ik nam weleens de telefoon op en verzorgde de kas. Ik heb nooit inzicht gehad in de privérekening. Ik vertrouwde erop wat hij mij vertelde.
Ik deed geen betalingen. Alleen als ik naar de Albert Heijn ga of kleding koop betaal ik met mijn pasje. Ik heb een eigen pasje van de ABN rekening. De rest regelde mijn man.
i.
Mijn man opende de bankafschriften op zijn kantoortje. Ik keek niet op de afschriften. Nooit van de privérekening in ieder geval. Ik verzorgde het kasboek van het bedrijf, maar daarvoor hoefde ik toen ook bijna nooit op de zakelijke afschriften te kijken. Ik deed het omdat het moest, maar het had niet mijn eigen interesse.
Eerst regelde een administratiekantoor de aangifte en later onze zoon. Ik had daar geen omkijken naar. Ik hoefde niet de aangifte van mijn man te tekenen. Ik keek nooit de aangiftes in.
Nee, nooit. Wij hadden alleen een hypotheek. Verder leenden wij nooit voor iets. Nogmaals, eerst sparen, dan kopen was mijn motto.
Nee, zelf heb ik niets opgebouwd. Mijn man had wel meerdere dingen geregeld. Hij had een sociaal pensioenfonds. Mijn man belegde wel en praat daar nu wel met mij over. Toen werkte mijn man 100 uur en spraken wij niet over financiën.
m.
Als wij een nieuwe bank kopen, dan doen wij dat samen. Net als het uitkiezen van een nieuwe auto. Als wij gaan winkelen, dan blijft mijn man meestal buiten staan.”
2.6.
Dexia voert in de onderhavige zaak onder meer aan dat de verklaringen uitsluitend berusten op de herinneringen van [gedaagde] en [naam] en dat geen bewijsmiddelen worden overgelegd die de daarin genoemde standpunten staven.
2.7.
Dexia verliest hierbij echter uit het oog dat [gedaagde] niet hoeft te bewijzen wanneer [naam] daadwerkelijk kennisnam van het bestaan van de overeenkomsten. Zoals hiervoor reeds is overwogen rust die bewijslast op Dexia. Wel mag van [gedaagde] worden verwacht dat het verweer tegen het verjaringsberoep van Dexia zo goed is onderbouwd als in het gegeven geval redelijkerwijs van [gedaagde] kan worden verlangd. Nu echter gesteld noch gebleken is dat in dit geval aan [gedaagde] ook andere bronnen of aanknopingspunten ter beschikking staan dan de herinneringen van [gedaagde] en [naam] zelf, kan van [gedaagde] niet worden verlangd dat deze het verweer op iets anders baseert dan op die herinneringen.
2.8.
Naar aanleiding van hetgeen [gedaagde] en [naam] hebben verklaard concludeert Dexia dat de inhoud van de verklaringen van [gedaagde] en [naam] onvoldoende concreet is en niet is gebaseerd op de separate eigen herinnering van [naam] ten opzichte van [gedaagde] . Volgens Dexia wijzen de verklaringen geen concreet moment aan waarop [naam] bekend werd met de overeenkomsten.
2.9.
Voor zover Dexia hiermee aanvoert dat het verweer tegen het beroep op verjaring onvoldoende is onderbouwd wordt zij hierin niet gevolgd. De door [gedaagde] en [naam] in hun verklaringen gegeven informatie over hun gezinssituatie, over het beheer van de gezinsfinanciën en over de informatievoorziening omtrent die financiën, onderbouwt voldoende het verweer van [gedaagde] dat [naam] in elk geval niet vóór 13 maart 2000 bekend is geworden met de overeenkomsten. Niet gebleken is dat [gedaagde] en [naam] op relevante punten méér kunnen verklaren dan zij hebben gedaan. Het betoog van Dexia betreffende deze verklaringen berust slechts op aannames en veronderstellingen die niet concreet zijn onderbouwd.
Dat [gedaagde] en [naam] zich niet meer herinneren op exact welk moment precies na 13 maart 2000 [naam] daadwerkelijk met de overeenkomsten bekend is geworden is geen reden om de verklaringen als onvolledig of ongeloofwaardig aan te merken. Dit betreft immers een omstandigheid die ongeveer twintig jaar geleden heeft plaatsgevonden, op een moment waarop [gedaagde] en [naam] zich niet bewust waren van het belang van het tijdstip waarop dit plaatsvond.
Dat de verklaringen van beide echtgenoten op enkele punten verschillen is van onvoldoende gewicht om deze als ongeloofwaardig terzijde te schuiven. Daarbij is van belang dat het punten betreft die niet direct van invloed zijn op de beantwoording van de vraag wanneer [naam] bekend is geworden met de overeenkomst en dat het om feiten gaat die zich lang geleden hebben voorgedaan (vergelijk gerechtshof Amsterdam 17 april 2018, ECLI:NL:GHAMS:2018:1288 en gerechtshof Den Haag 25 september 2018, ECLI:NL:GHSHE:2018:3961).
2.10.
Dexia heeft tegenover de toelichting door [gedaagde] onvoldoende concrete feiten of omstandigheden genoemd die, indien zij komen vast te staan, kunnen bijdragen aan de conclusie dat [naam] op een eerdere datum dan 13 maart 2000 daadwerkelijk bekend was met de overeenkomsten. Daarom heeft Dexia, gelet op de toelichting door [gedaagde] , haar stellingen onvoldoende onderbouwd. Om die reden wordt het bewijsaanbod van Dexia gepasseerd en heeft als uitgangspunt te gelden dat [naam] niet op een eerdere datum dan 13 maart 2000 daadwerkelijk bekend was met de overeenkomsten.
2.11.
Het beroep van Dexia op verjaring van de bevoegdheid tot vernietigen slaagt dus niet.
2.12.
Het voorgaande betekent dat de overeenkomsten met nummers [nummer 1] , [nummer 2] , [nummer 3] , [nummer 4] , [nummer 5] , [nummer 6] en [nummer 7] rechtsgeldig is vernietigd.
conclusie2.13. Uit het voorgaande volgt, dat niet ten volle kan worden vastgesteld dat Dexia niets meer aan [gedaagde] verschuldigd is. Wat Dexia nog wel aan [gedaagde] verschuldigd is, kunnen partijen inmiddels berekenen. Dexia dient aan [gedaagde] ter zake van de overeenkomsten te betalen al hetgeen [gedaagde] ter zake van de overeenkomsten aan Dexia heeft betaald, verminderd met al hetgeen hij ter zake van deze overeenkomsten van Dexia heeft ontvangen, zoals uitgekeerde dividenden, overige uitkeringen, opbrengsten en eventueel een reeds ontvangen (gedeeltelijke) schadevergoeding (exclusief wettelijke rente). De betreffende bedragen blijken uit de door Dexia (meest recent) overgelegde financiële gegevens van de onderhavige overeenkomsten waarvan de juistheid niet is weersproken.
2.14.
De wettelijke rente dient te worden berekend vanaf het moment waarop Dexia met de terugbetaling in verzuim was, zijnde vanaf een termijn van vier weken na de vernietigingsbrief van 7 oktober 2005, waarna er immers redelijkerwijs vanuit mocht worden gegaan dat Dexia niet in de vernietiging berustte, in casu 5 november 2005.
Weliswaar heeft [gedaagde] nog een vernietigingsbrief van 22 maart 2003 overgelegd, maar daarin werd specifiek een niet in dit geding aan de orde zijnde overeenkomst buiten-gerechtelijk vernietigd. Om die reden wordt deze brief met betrekking tot de thans in geding zijnde overeenkomsten buiten toepassing gelaten.
2.15.
De wettelijke rente ter zake van de overeenkomsten met nummers [nummer 1] , [nummer 2] , [nummer 3] , [nummer 4] , [nummer 5] , [nummer 6] en [nummer 7] dient verder nog als volgt te worden berekend.
2.15.1.
Dexia is vanaf bovengenoemde ingangsdatum wettelijke rente verschuldigd over het saldo van hetgeen aan Dexia is betaald minus hetgeen van Dexia is ontvangen.
2.15.2.
Telkens indien na bovengenoemde ingangsdatum door Dexia een bedrag (exclusief wettelijke rente) is betaald ter zake van deze overeenkomst, is vanaf de datum van die betaling de wettelijke rente verschuldigd over hetgeen na aftrek van dat bedrag (exclusief wettelijke rente) nog door Dexia verschuldigd is.
2.15.3.
De wettelijke rente is verschuldigd tot aan de datum van de voldoening van al hetgeen Dexia op grond van de hiervoor onder 2.13. bedoelde berekeningswijze verschuldigd is.
2.15.4.
Voor zover Dexia in het verleden reeds wettelijke rente heeft voldaan kan deze in mindering worden gebracht op het totale bedrag aan wettelijke rente dat Dexia op grond van het voorgaande verschuldigd is.
2.16.
De gevorderde verklaring voor recht van Dexia zal met inachtneming hiervan voorwaardelijk worden toegewezen als na te melden. Gelet op het voorgaande zal Dexia als de in overwegende mate in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten..
2.17.
De gevorderde nakosten zullen voorwaardelijk worden toegewezen, voor zover nakosten gemaakt zullen worden en Dexia niet vrijwillig binnen veertien dagen na aanschrijving van [gedaagde] aan de veroordeling in het vonnis heeft voldaan. Daarbij wordt overwogen dat Dexia, indien deze door de aanschrijving van [gedaagde] pas kennis heeft kunnen nemen van de inhoud van het vonnis, de gelegenheid moet worden geboden om binnen een redelijke termijn aan de veroordeling in dit vonnis te voldoen, waarbij een termijn van veertien dagen als een redelijke termijn voor nakoming wordt gezien. De nakosten zullen worden vastgesteld op € 132,00.

3..De beslissing

De kantonrechter
3.1.
verklaart voor recht dat Dexia niets meer aan verschuldigd is, nadat is overgegaan tot uitbetaling van hetgeen als onder 2.13. tot en met 2.15 is weergegeven,
3.2.
veroordeelt Dexia in de proceskosten, die aan de zijde van [gedaagde] tot en met heden worden vastgesteld op € 660,00 aan salaris van de gemachtigde,
3.3.
veroordeelt Dexia, onder de voorwaarde dat deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving door [gedaagde] volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, vastgesteld op € 132,00 aan salaris gemachtigde, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis
3.4.
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad,
3.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Aldus gewezen door mr. M.W. van der Veen, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 21 september 2023 in tegenwoordigheid van de griffier.