ECLI:NL:RBROT:2023:898

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 februari 2023
Publicatiedatum
9 februari 2023
Zaaknummer
10/221867-21; 10/152313-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zware straf voor voorbereiding moord, verboden wapenbezit en invoer van cocaïne

Op 7 februari 2023 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij de voorbereiding van een moord, verboden wapenbezit en de invoer van ruim 900 kilo cocaïne. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 jaar. De verdachte had een rol als 'spotter' en was betrokken bij het plaatsen van een peilbaken onder de auto van het beoogde slachtoffer. Daarnaast heeft hij informatie verstrekt over de invoer van cocaïne en afspraken gemaakt met mededaders. De rechtbank hield rekening met de beperkte rol van de verdachte in de voorbereiding van de moord, maar oordeelde dat zijn handelingen een belangrijke schakel vormden in de criminele activiteiten. De rechtbank verwierp diverse verweren van de verdediging, waaronder het verzoek om bewijsuitsluiting van Sky-data en het beroep op schending van het recht op een eerlijk proces. De rechtbank concludeerde dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan de ten laste gelegde feiten en legde een aanzienlijke gevangenisstraf op, gezien de ernst van de feiten en de impact op de samenleving.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummers: 10/221867-21; 10/152313-22
Datum uitspraak: 7 februari 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01],
niet ingeschreven in de basisregistratie personen,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in Justitieel Complex [detentieadres01] ,
raadsman mr. G.N. Weski, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 24 januari 2023.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen. De tekst van de tenlasteleggingen is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officieren van justitie

De officieren van justitie mrs. S.M. Scheer en B.M. van Heemst hebben gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder parketnummers 10/221867-21 en 10/152313-22 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 jaren met aftrek van voorarrest.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Aanhoudingsverzoek en verweren voorafgaand aan de zitting
De raadsman heeft een dag voorafgaand aan de inhoudelijke zitting een schriftuur ingediend waarin een aantal verzoeken worden gedaan en enkele verweren worden gevoerd. Gelet op het tijdstip van indiening - een dag voor de zitting en na het houden van drie regiezittingen - is op die verzoeken, voor zover het gaat om het horen van getuigen, het zogenaamde noodzaakscriterium van toepassing. Dat geldt vanzelfsprekend eveneens voor de overige verzoeken. De officieren van justitie hebben eveneens op de dag voor de inhoudelijke terechtzitting een schriftelijke reactie op de schriftuur van de raadsman ingediend.
De raadsman heeft allereerst verzocht om de zaak aan te houden teneinde de beantwoording van de prejudiciële vragen die door de rechtbanken Noord-Nederland [1] en Overijssel [2] over de toepassing van het interstatelijk vertrouwensbeginsel aan de Hoge Raad gesteld zijn af te wachten. De rechtbank heeft op de terechtzitting van 29 december 2022 naar aanleiding van een gelijkluidend verzoek reeds gemotiveerd uiteengezet waarom zij de beantwoording van deze vragen door de Hoge Raad niet zal afwachten (kort gezegd: omdat het belang van de inachtneming van de redelijke termijn van berechting als bedoeld in artikel 6, 1e lid, EVRM in dit geval noopt tot afdoening). Zij ziet in hetgeen thans is aangevoerd geen aanleiding om op dit oordeel terug te komen.
Vervolgens heeft de verdediging verzocht om het horen van in totaal vijftien getuigen, die in het verzoek allen met hun Sky-ECC-ID worden aangeduid. Het gaat hier om veertien van de vijftien deelnemers aan de groepschat [naam groepschat01] , vermeld op p. 178 van dossier Palmetto (verdachte zou de vijftiende deelnemer zijn), en de gebruiker van Sky-ID [SKY-ID01] , vermeld op onder andere p. 114 van dossier Orion.
De rechtbank stelt vast dat zich in zaaksdossier Palmetto (p. 265) een lijst bevindt waarin per deelnemer aan de groepschat [naam groepschat01] is opgegeven van welke nicknames deze personen gebruik maakten en of zij al dan niet zijn geïdentificeerd. Zij heeft geen reden om te twijfelen aan de juistheid van deze opgave, ook waar het de ontbrekende identificaties betreft. Onder deze omstandigheden mag van de verdediging verwacht worden dat zij per gebruiker gemotiveerd aangeeft waarin haar belang bij het horen van deze persoon is gelegen en waarom zij van mening is dat omtrent de niet-geïdentificeerde gebruikers niettemin zou zijn vast te stellen om wie het gaat. Die onderbouwing ontbreekt; wat er wel aan onderbouwing gegeven wordt is niet van toepassing op de onderhavige strafzaak (“de handel in verdovende middelen en wapens” – van geen van beide wordt verdachte beticht); om die reden wordt het verzoek afgewezen.
De gebruiker van Sky-ID [SKY-ID01] wordt op p. 175 en 265 van zaaksdossier Palmetto met naam en geboortedatum geïdentificeerd. De verdediging heeft reeds enkele maanden de beschikking over deze gegevens maar heeft al die tijd om haar moverende redenen nagelaten om een verzoek te doen om deze persoon te horen. Tegen die achtergrond beschouwd en mede gelet op de gebrekkige onderbouwing ziet de rechtbank geen noodzaak om alsnog pogingen in het werk te stellen die persoon als getuige te horen. Daar komt bij dat de berichten die door dit Sky-ID in onderzoek Orion zijn verzonden niet zijn ontsleuteld. [3] De verzoeken worden afgewezen.
De verdediging heeft betoogd dat de Sky-data van het bewijs moeten worden uitgesloten, omdat het verkrijgen en bewaren daarvan in strijd is met het Unierecht. De verdediging heeft in dat verband een beroep gedaan op de Richtlijnen 2002/58 en 2002/680 alsmede de artikelen 7, 8, 11 en 52 van het Handvest.
De rechtbank is van oordeel dat Richtlijn 2002/58 niet van toepassing is. In artikel 1, lid 3, van deze richtlijn is bepaald dat deze niet van toepassing is op activiteiten van de Staat op strafrechtelijk gebied. De aangehaalde arresten van het Hof van Justitie van de Europese Unie (Digital Rights, Tele2, La Quadrature du Net) maken dat niet anders. Zij brengen geen verandering in de werkingssfeer van de richtlijn. Zij hebben bovendien betrekking op een door nationale overheden opgestelde nationale regeling en zien dus op een andere situatie dan de onderhavige. In geen van de arresten werd, anders dan in de onderhavige situatie, de telecomaanbieder als verdachte aangemerkt. Ook het door de verdediging aangehaalde meest recente arrest H.K. tegen Estland (het Prokuratuur-arrest) en de implicaties daarvan voor de Nederlandse wetgeving leiden vooralsnog niet tot de conclusie dat in 26Argus is gehandeld in strijd met het Unierecht. Voor zover de vereisten voortvloeiend uit dat arrest al van toepassing zouden zijn, stelt de rechtbank vast dat de rechter-commissaris voorwaarden heeft gesteld aan het gebruik van de gegevens. Een dergelijke toets voldoet aan het toetsingsvereiste zoals het Hof van Justitie deze in het Prokuratuur-arrest heeft geformuleerd. De rechtbank is van oordeel dat Richtlijn 2016/680 evenmin van toepassing is. De richtlijn is immers geïmplementeerd in de Nederlandse wetgeving, meer specifiek in de Wet politiegegevens en de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens. Hierdoor is een rechtstreeks beroep op de richtlijn niet mogelijk. Het is niet gebleken dat het in de Nederlandse wet geïmplementeerde strijdig is met de richtlijn. Ook is niet gebleken dat de wettelijke voorschriften niet zijn gevolgd.
Op grond van het voorgaande ziet de rechtbank evenmin aanleiding tot het stellen van prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie van de EU, zoals subsidiair door de verdediging verzocht. Het beroep op bewijsuitsluiting wordt verworpen.
De verdediging stelt zich verder op het standpunt dat het handelen van de Franse opsporingsautoriteiten een schending van artikel 8 van het EVRM kan opleveren en dat dit weer kan leiden tot een schending van het recht op een eerlijk proces als genoemd in artikel 6 van het EVRM. De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt.
Het internationaal vertrouwensbeginsel brengt volgens vaste rechtspraak [4] met zich dat ten aanzien van onderzoekshandelingen waarvan de uitvoering plaatsvindt onder verantwoordelijkheid van de buitenlandse autoriteiten van een andere tot het EVRM toegetreden staat, de taak van de Nederlandse strafrechter ertoe beperkt is te waarborgen dat de wijze waarop van de resultaten van dit onderzoek in de strafzaak tegen de verdachte gebruik wordt gemaakt, geen inbreuk maakt op zijn recht op een eerlijk proces, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het EVRM. Het is niet de taak van de Nederlandse strafrechter om het handelen van de buitenlandse autoriteiten te toetsen aan de relevante in het betreffende land geldende rechtsregels; er mag vanuit worden gegaan dat de informatie die de Franse justitiële autoriteiten binnen de voor hen geldende kaders aan het Openbaar Ministerie hebben verstrekt, rechtmatig is verkregen. Dit maakt ook dat de rechtbank geen ruimte heeft om de verwerking van de Sky-berichten te toetsen aan artikel 8 van het EVRM. Zij zal zich hier dan ook niet over uitlaten. Daarbij heeft de verdediging naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende onderbouwd waarom de wijze waarop de resultaten van het Franse onderzoek in de zaak tegen verdachte worden gebruikt een inbreuk maakt op het recht op een eerlijk proces. De rechtbank verwerpt het verweer.
De verdediging heeft voorts het standpunt ingenomen dat de officieren van justitie niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat de verdediging aan de hand van het dossier niet kan toetsen of het optreden van de Franse opsporingsautoriteiten rechtmatig was, nu de Franse stukken met betrekking tot de hack van Sky ECC niet aan het dossier zijn toegevoegd.
De rechtbank overweegt hieromtrent allereerst dat het verweer feitelijke grondslag mist. Als bijlagen bij een brief van 2 juni 2022 hebben de officieren van justitie van het Landelijk Parket, eenheid Rotterdam, een groot aantal stukken geproduceerd, waarvan de bijlagen genummerd 1 t/m 30 Franse gerechtelijke stukken met betrekking tot de interceptie van de Sky-berichten zijn. Bij die stand van zaken mag van de verdediging worden verwacht dat zij te kennen geeft welke stukken zij nog meer zou wensen in te zien. In haar beslissing op eerdere gelijksoortige onderzoekswensen van de verdediging (bijlage IV bij het proces-verbaal van de terechtzitting van 10 oktober 2022, p. 9) heeft de rechtbank te kennen gegeven dat zij dit punt met het in het geding brengen van de brief van 2 juni 2022 en de daarbij gevoegde stukken als afgedaan beschouwt. In hetgeen de verdediging thans aanvoert, ziet de rechtbank geen aanleiding om daarop terug te komen.
Overigens heeft te gelden dat het beginsel van
equality of armsmet zich brengt dat de verdediging toegang moet krijgen tot het bewijs en in beginsel ook toegang moet krijgen tot stukken die kunnen zien op onrechtmatigheden in het onderzoek, maar dat het verkrijgen van de stukken geen absoluut recht is. Het ongelimiteerd verstrekken van stukken in het kader van het beginsel van
equality of armszou immers in strijd zijn met de gedachte achter het vertrouwensbeginsel. Ook deze verweren worden verworpen.
4.2.
Bewijswaardering
4.2.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft integrale vrijspraak bepleit. Daartoe is ten aanzien van het onder parketnummer 10/2218867-21 ten laste gelegde, het medeplegen van voorbereidingshandelingen voor moord, aangevoerd dat er onvoldoende bewijs is om vast te stellen dat de verdachte de gebruiker is van Sky-ID [SKY-ID02] . Daarnaast is geen sprake van opzet op het grondfeit. De verdediging heeft voorts een voorwaardelijk verzoek gedaan om de telefoons die in de afvoerput zijn aangetroffen te laten uitlezen. Verder heeft zij aangevoerd dat de goederen die in de tenlastelegging zijn opgenomen, te weten telefoon(s) en auto(s), niet kennelijk bestemd zijn tot het voorbereiden van moord. Ook heeft zij aangevoerd dat geen sprake is van medeplegen.
Ten aanzien van het onder parketnummer 10/152313-22 onder 1 ten laste gelegde - het medeplegen van de invoer van 921 kilo cocaïne en/of verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren daarvan - heeft de verdediging aangevoerd dat de douane de verdovende middelen reeds uit de container had gehaald. Uit het dossier blijkt niet dat de verdovende middelen zijn teruggeplaatst. De verdachte kan dus niet worden veroordeeld voor het invoeren van cocaïne. Voor het onder 2 ten laste gelegde - medeplegen van voorbereidingshandelingen voor het invoeren van de hiervoor bedoelde cocaïne - ontbreekt het bewijs dat de verdachte wist of had moeten weten dat het ging om cocaïne, dan wel dat het ging om 921 kilo cocaïne. Ook voor het onder3 ten laste gelegde - medeplegen van het voorhanden hebben van vuurwapens en bijbehorende munitie - is onvoldoende wettig en overtuigend bewijs.
4.2.2.
Beoordeling
Zaaksdossier Orion (medeplegen voorbereidingshandelingen moord)
Voorwaardelijk verzoek onderzoek telefoons
De raadsman heeft een voorwaardelijk verzoek gedaan tot het uitlezen van de telefoons die op 16 juni 2020 door de politie Amsterdam in een afvoerput zijn aangetroffen. Uit onderzoek is gebleken dat een van de toestellen was voorzien van IMEI-nummer [nummer01] . Er bevinden zich diverse chatgesprekken in het dossier die door de gebruiker van het toestel met dat IMEI-nummer zijn gevoerd. Er is geen aanleiding om, zoals de raadsman heeft aangevoerd, te veronderstellen dat deze gesprekken incompleet zouden zijn. Onderzoek heeft vastgesteld dat het uitlezen van de telefoons niet meer mogelijk was, omdat ze te lang in het water hadden gelegen. Zelfs als het uitlezen van de telefoons mogelijk was, zijn de chats niet terug te halen, aangezien chatberichten van cryptotelefoons na 30 seconden worden gewist. Voor het overige acht de rechtbank zich voldoende voorgelicht over de chats die zijn gevoerd door het toestel met IMEI-nummer [nummer01] . De rechtbank ziet derhalve geen noodzaak tot het doen van nader onderzoek aan de in de afvoerput aangetroffen telefoons. De rechtbank wijst het verzoek van de verdediging af.
Aanleiding zaaksdossier Orion
Op 10 mei 2020 werd in Rotterdam [naam01] (hierna: [naam01] ) doodgeschoten. Tijdens het onderzoek naar de dood van [naam01] spraken agenten op 27 juli 2020 met een vriend van [naam01] , genaamd [naam02] (hierna: [naam02] ). [naam02] vertelde de verbalisanten dat zowel [naam01] als hijzelf op een dodenlijst stonden en dat op 14 juni 2020 een poging is gedaan om hem van het leven te beroven. In die nacht had hij een andere auto gezien waarvan hij het gevoel had dat men hem moest hebben. Hij had het gevoel dat men hem wilde schieten. Hij heeft toen 112 gebeld en is achter die auto aan gereden. Daarbij is hij met opzet tegen de achterkant van die auto aangereden. Het gesprek van [naam02] met de meldkamer is opgenomen en uitgewerkt. Daaruit blijkt dat de melding heeft plaatsgevonden op 15 juni 2020 om 00:56 uur en dat [naam02] op dat moment reed in de wijk Schiebroek in Rotterdam.
In de telefoon van [naam03] , een contact van [naam02] , is een notitie teruggevonden die is gemaakt op 15 juni 2020 om 01:31 uur, dus slechts een half uur na voornoemde 112-melding van [naam02] . Daarin staat: “ [kenteken01] ”. Dit bleek het kenteken te zijn van een gehuurde zwarte Mazda 2. Op 16 juni 2020 werd deze Mazda aangetroffen op de Soldanellestraat, in de wijk Schiebroek te Rotterdam, met aanrijdingsschade aan de gehele achterzijde.
Op 16 juni 2020 om 22:00 uur ontving de politie in Amsterdam een melding dat iemand twee mannen op telefoons zag stampen en dat zij deze vervolgens in een afvoerput hadden gestopt. De mannen waren daar met twee voertuigen. Uit onderzoek van de politie bleek dat een van de auto’s op naam van de verdachte stond en dat het andere voertuig was gehuurd. Uit een registratie in de politiesystemen bleek dat het gehuurde voertuig op 9 juni 2020 was gecontroleerd door de politie en dat de verdachte toen samen met drie anderen, onder wie [naam04] in de auto zat. Het incident vond plaats in de Johannes Hilverdinkstraat; deze bevindt zich in de onmiddellijke nabijheid van [adres02] , waar op nummer [huisnummer01] verdachtes ouders wonen. Verdachte zelf verbleef in deze periode ook op dit adres.
Gebruiker Sky-ID [SKY-ID02]
De politie heeft de restanten van de telefoons uit de afvoerput gehaald. Een van deze telefoons was voorzien van IMEI-nummer [nummer01] . Dit is het IMEI-nummer van de telefoon waarmee Sky-ID [SKY-ID02] met contactnaam [contactnaam01] tussen 12 mei en 15 juni 2020 werd gebruikt. De politie heeft het vermoeden dat de verdachte de gebruiker was van dit Sky-ID. Dat is - samengevat - gebaseerd op het volgende:
De gebruiker van Sky-ID [SKY-ID02] zegt in een chatgesprek op 15 juni 2020 met Sky-ID [SKY-ID03] dat hij/zij de volgende zaken mist: “rijbi iphone sky sleutels osso wagi sleutel alles man”;
De personen die doende waren de telefoons te plat te stampen reden beiden in een auto die een connectie heeft met verdachte;
De verdachte heeft op 18 juni 2020 bij de gemeente Amsterdam de vermissing van zijn rijbewijs gemeld;
Uit de zendmastgegevens van de telefoon met IMEI-nummer [nummer01] blijkt dat in de periode van 12 mei tot en met 15 juni 2020 de meest gebruikte zendmast die aan [adres01] was. De verdachte verbleef in die periode aan [adres02] , waar zijn ouders staan ingeschreven. Dit adres ligt in de directe omgeving van de [adres01] .
De rechtbank is - gelet op voornoemde aanwijzingen, in onderlinge samenhang bezien - van oordeel dat de verdachte kan worden aangemerkt als de gebruiker van het Sky-ID [SKY-ID02] met contactnaam [contactnaam01] ten tijde van het ten laste gelegde feit.
Voorbereiding moord en rol van de verdachte
In de periode van 13 mei 2020 tot 24 juni 2020 heeft de gebruiker van Sky-ID [SKY-ID04] een chatgesprek gevoerd met Sky-ID [SKY-ID05] . Alleen de berichten van Sky-ID [SKY-ID04] zijn ontcijferd. Op 13 mei 2020 heeft Sky-ID [SKY-ID04] het over het “pakken” van [naam02] , het informatie delen voor de hitters over [naam02] en geeft daarbij een omschrijving van [naam02] , van zijn vriendin en van de voertuigen waar zij in rijden. Op 18 mei 2020 deelt Sky-ID [SKY-ID04] een foto van een zwarte Audi, die op dat moment in gebruik is bij [naam02] . Uit onderzoek blijkt dat deze foto is verzonden door Sky-ID [SKY-ID02] en dat de telefoon die daarvan gebruik maakte op dat moment een mast aanstraalde in de omgeving van het verblijfadres van [naam02] . Op 20 mei 2020 heeft Sky-ID [SKY-ID04] het over “headshots” die “ze” krijgen als ze kogelvrije vesten dragen. Op 17 juni 2020 schrijft Sky-ID [SKY-ID04] dat ze [naam02] bijna hadden, dat zijn auto geplakt was en dat hij de gps heeft gevonden.
Op 15 juni heeft de gebruiker van Sky-ID [SKY-ID04] aan Sky-ID [SKY-ID01] de volgende teksten gestuurd: “Ja wollah wil hem kkkkk af maken pffff”, “Ja ze moesten pipa mee nemen man dit is lakse fout”, “We hadden hem gewoon!!” en “Hij was gewoon klaaar die zou gaan pitten deze week nog pfff”.
Op 15 juni 2020 vond tussen 00:48 en 02:33 uur een chat plaats tussen [contactnaam01] en [SKY-ID03] waarin [contactnaam01] - samengevat - heeft gezegd: dat een jongen onder de auto zou gaan, dat ze een deur hebben getrapt en een pasje wilden halen om de tweede deur te flipperen, dat “hij” toen kwam aangereden en zei dat ze goede spotters waren. Verder zegt [contactnaam01] dat hij met anderen in een Mazda reed, dat ze zijn achtervolgd, dat hun auto is geramd en dat ze moeten worden opgehaald aan de Larikslaan. Er zouden spullen van [contactnaam01] zijn achtergebleven in de auto, waaronder zijn rijbewijs. Op 15 juni 2020 tussen 00:38:14 en 01:29:28 uur straalde de telefoon met IMEI-nummer [nummer01] zendmasten in de wijk Schiebroek te Rotterdam aan.
Op 4 juni 2021 heeft de politie papiersnippers aangetroffen in de cel van [naam03] waarop na reconstructie teksten blijken te staan over een gesprek dat hij heeft gevoerd met [naam04] . [naam04] heeft aan [naam03] verteld dat hij bij de achtervolging van de Mazda was en dat ze daar waren om de gps van de auto te halen. Ze deden voorwerk. [naam02] zou in de dagen erna worden geliquideerd. Er was een rijbewijs aangetroffen in de auto. De leider van dat groepje zou wonen aan de [straatnaam02] .
Uit de voornoemde berichten volgt naar het oordeel van de rechtbank dat de gebruiker van Sky-ID [SKY-ID04] zich samen met anderen bezig heeft gehouden met de voorbereiding van de moord op [naam02] . Ook de verdachte heeft daarbij een rol gespeeld. Zo heeft hij het voertuig van [naam02] in de gaten gehouden en daarvan een foto gestuurd, heeft hij met anderen gecommuniceerd over het plaatsen van een peilbaken onder de auto van [naam02] en had hij een pasje voorhanden om deuren van [naam02] te flipperen. Deze handelingen waren voorbereidingen op de geplande moordaanslag op [naam02] . Door het handelen van de verdachte werd informatie gegenereerd die daartoe dienstig was. Uit de onderzochte chatberichten en de bij [naam03] aangetroffen papiersnippers volgt dat het slachtoffer ontdekt had dat er een peilbaken onder zijn auto geplakt was en dat de verdachte en zijn mededaders ‘spotters’ waren. Er was duidelijk een liquidatieplan voor [naam02] . De term ‘spotter’ is onlosmakelijk verbonden met de term ‘hitter’. In de kringen waarin deze termen worden gebruikt is het gebruikelijk dat voorafgaand aan een liquidatie volgapparatuur zoals een GPS-tracker onder de auto van het beoogde slachtoffer wordt geplakt en hij gevolgd wordt (“gespot”). De verdachte, die zich kennelijk in deze kringen begeeft, heeft dit derhalve ook moeten weten en moet zich er dus van bewust zijn geweest dat [naam02] uiteindelijk ‘gehit’ zou gaan worden. Te meer nu slechts een maand voor dit incident [naam01] , een vriend van [naam02] en iemand die net als [naam02] deel uitmaakte van de groep van [naam03] , was geliquideerd. Dat de verdachte wist dat de dood van [naam02] het uiteindelijke doel was, blijkt ook uit de verbazing van Sky-ID [SKY-ID04] in het gesprek met de verdachte op 15 juni over het feit dat de verdachte “naar zoiets” gaat zonder een wapen mee te nemen en hij aangeeft dat, toen de verdachte door [naam02] ontdekt werd, hij hem dan gelijk had moeten “poppen”. De rechtbank acht het onder 10/221867-21 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Zaaksdossier Palmetto (1. medeplegen opzettelijke invoer cocaïne, 2. medeplegen van de invoer van 921 kilo cocaïne en/of verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren daarvan, 3. medeplegen voorhanden hebben vuurwapens en munitie)
Op 13 januari 2020 arriveerde het containerschip ‘ [naam schip01] ’ in de haven van Vlissingen. Aan boord bevond zich een container met nummer [containernummer01] . Deze werd in Vlissingen gelost en in afwachting van verder transport gestald op het terrein van [bedrijf01] (hierna: [bedrijf01] ), gevestigd aan de [adres05]. Op 14 januari 2020 werd de container door de douane gecontroleerd. Daarbij werden 921 pakketten aangetroffen die waren verstopt in dozen met bananen. De inhoud van deze pakketten bevatte, zoals vastgesteld door het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI), cocaïne.
Op 15 januari 2020 omstreeks 03:45 uur ontvingen verbalisanten een melding dat het inbraakalarm van [bedrijf01] afging. Uit onderzoek ter plaatse bleek dat het hekwerk op twee plaatsen was vernield en dat container met nummer [containernummer01] was geopend. Er stonden verscheidene dozen met bananen naast de container. Door eenheden van de douane en de politie werd waargenomen dat drie voertuigen zich met zeer hoge snelheden verwijderden van het terrein van [bedrijf01] Onder deze voertuigen bevonden zich in ieder geval twee voertuigen van het merk Audi. Ter plaatse werd forensisch onderzoek uitgevoerd. Daarbij werd een blikje Red Bull aangetroffen en bemonsterd. Uit onderzoek van het NFI volgt dat zich op dit blikje DNA-materiaal van de verdachte bevond. Op 21 januari 2020 troffen medewerkers van de douane twee vuurwapens aan tussen stelconplaten op het terrein van [bedrijf01] op ongeveer zes meter van de plek waar in de nacht van 15 januari 2020 een gat was gemaakt in het hek.
In het dossier bevinden zich diverse groepschatgesprekken waaraan Sky-ID [SKY-ID06] heeft deelgenomen. Die gesprekken laten geen andere uitleg toe dan dat zij handelen over de (poging tot) uithaal van de cocaïne uit de hiervoor genoemde container. De rechtbank concludeert dat de verdachte de gebruiker was van het Sky-ID [SKY-ID06] op basis van de volgende feiten en omstandigheden. Voornoemd Sky-ID is in de periode van 9 december 2019 tot en met 6 maart 2020 gebruikt in combinatie met een toestel met IMEI-nummer [nummer02] . Uit de telecomdata is gebleken dat deze telefoon in de nachtelijke uren voornamelijk gebruik heeft gemaakt van cell-id’s op de locatie [adres03] te [plaats01] . Dit adres ligt in de directe nabijheid van het adres waarop de verdachte staat ingeschreven, namelijk de [adres02] . Gedurende tien nachten stond de telefoon in verbinding met cell-id’s op de [adres04] te [plaats02] . Deze ligt in de directe nabijheid van het woonhuis van mevrouw [naam05] , de toenmalige vriendin van de verdachte. In de nacht van 15 januari 2020 stond de telefoon in verbinding met cell-id’s in de haven van Vlissingen. Later op die dag heeft de telefoon in verbinding gestaan met een telecomnetwerk in Turkije en van 16 tot en met 23 januari met een netwerk in Indonesië. Op 24 januari 2020 heeft de telefoon weer in verbinding gestaan met een netwerk in Turkije om daarna weer het Nederlandse netwerk te gebruiken. Hieruit volgt dat de gebruiker van het toestel van Nederland via Turkije naar Indonesië is gevlogen. De politie heeft onderzocht van welke vluchten gebruik moet zijn gemaakt en heeft daarvan de passagierslijsten gevorderd. De naam van de verdachte staat op deze lijsten, samen met de naam van zijn vriendin [naam05] . Vast staat ook dat de verdachte en zijn vriendin op 15 januari 2020 door de Marechaussee gecontroleerd zijn op Schiphol. Zij verklaarden toen naar Istanbul te zullen vliegen om daarna door te vliegen naar Den Pasar in Indonesië. Op 23 januari 2020 zouden zij terugvliegen naar Istanbul om van daaruit weer terug te vliegen naar Nederland. Dit alles komt overeen met de telecomdata van de Sky-telefoon met ID [SKY-ID06] .
Uit zowel het relaas van zaaksdossier Palmetto als uit het proces-verbaal van bevindingen met nummer [proces-verbaalnummer01] , (pagina 174 van zaaksdossier Palmetto) volgt dat na het aantreffen, verwijderen en in beslag nemen van de cocaïne uit de container er plaatsbepalingsapparatuur in de container is aangebracht en een cocaïnemonster in de container is teruggeplaatst. De rechtbank ziet geen reden om te twijfelen aan deze door de verbalisanten op ambtseed opgemaakte processen-verbaal.
Uit de onderzochte chatberichten volgt dat werd besproken welke materialen de verdachte en zijn mededaders nodig hadden, waar de container stond en waar in de container de cocaïne lag. Ze wisten waar ze moesten zijn en wisten dat het om een grote hoeveelheid cocaïne ging. In de chat zijn namelijk tekeningen verstuurd waarop stond aangegeven waar de cocaïne te vinden was en is een foto verstuurd waarop te zien is dat er pakketten cocaïne tussen de bananen verstopt zijn. Daarnaast wordt gezegd dat het gaat om ‘1000 stuks’, dat dit niet in 30 tassen past en dat drie auto’s te weinig zijn voor het vervoer daarvan. Hieruit leidt de rechtbank af dat de uithalers wisten dat het om een aanzienlijke hoeveelheid cocaïne ging. Daarnaast kan ook uit de chatberichten worden opgemaakt dat er meerdere vuurwapens aanwezig waren. Er wordt geïnventariseerd wie welke wapens nodig heeft en wie de wapens meeneemt. De verdachte gaat samen met een andere deelnemer aan de chat de middag voorafgaand aan het uithalen van de cocaïne op voorverkenning in de omgeving en vraagt voor hen beiden een groot en een klein wapen. Nadat de uithalers door de douane zijn overlopen, weet de verdachte ook te vertellen waar “de pipas” zijn verstopt. Uit vorenstaande kan worden opgemaakt dat de verdachte een van de uithalers was die op 15 januari 2020 in de haven van Vlissingen aanwezig waren en dat hij daarbij over vuurwapens beschikte. Voorts is zijn DNA aangetroffen op de plaats delict.
4.2.3.
Conclusie
Het onder parketnummers 10/221867-21 en 10/152313-22 onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde is wettig en overtuigend bewezen.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder parketnummers 10/221867-21 en 10/152313-22 onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
Onder parketnummer 10/221867-21:
hij in de periode van 18 mei 2020 tot en met 15 juni 2020 te Rotterdam , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, ter voorbereiding van een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten om opzettelijk en met voorbedachten rade [naam02] van het leven te beroven (als omschreven in artikel 289 Wetboek van Strafrecht), opzettelijk
- meerdere telefoons (om te communiceren met anderen over dit strafbare feit en om van anderen instructies te krijgen met betrekking tot dit strafbare feit en om een foto van de auto van voornoemde [naam02] te maken) en
- een (peil)baken en
- een (personen)auto (om verdachte en anderen te vervoeren naar de plaats waar de auto van voornoemde [naam02] stond geparkeerd),
- een pasje (om deuren te flipperen )
bestemd tot het begaan van dat misdrijf, voorhanden heeft gehad.
Onder parketnummer 10/152313-22:
1
hij in de periode van 28 december 2019 tot en met 15 januari 2020 te Vlissingen en te Ritthem, tezamen en in vereniging met anderen,
opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland, zoals bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, heeft gebracht een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2
hij op tijdstippen in de periode van 08 december 2019 tot en met 15 januari 2020 te Vlissingen en te Ritthem, gemeente Vlissingen, en te Amsterdam en te Roosendaal, tezamen en in vereniging met anderen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten
- het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen, zoals bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, en
- het opzettelijk vervoeren van een hoeveelheid cocaïne, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, , voor te bereiden en te bevorderen,
- zich en/of een ander gelegenheid, middelen en inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen,
- voorwerpen, vervoermiddelen
enstoffen voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte en zijn mededaders, wisten of ernstige reden hadden om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit,
immers hebben verdachte en zijn mededaders,
1. in een groepsgesprek (via de applicatie Sky) met mededaders
- contact onderhouden en
- afspraken gemaakt over het uithalen van die hoeveelheid cocaïne uit een container met nummer [containernummer01] , welke container zich bevond op het terrein van [bedrijf01] gelegen op/aan de [adres05] en
- afspraken gemaakt over het regelen van meerdere vuurwapens en meerdere jammers en meerdere auto's en meerdere tassen en een (beton)schaar en een slijptol en een stanleymes om het uithalen van een hoeveelheid cocaïne uit voornoemde container mogelijk te maken en
- afspraken gemaakt over het regelen van een pand/woning voor het opslaan van die cocaïne en
- informatie en foto's uitgewisseld over voornoemde container en de locatie van voornoemde container en de plaats in de container waar de hoeveelheid cocaïne was verstopt en de wijze waarop de hoeveelheid cocaïne uit voornoemde container moest worden gehaald en
2. meerdere vuurwapens en meerdere jammers en meerdere tassen en meerdere auto's en een slijptol en betonschaar en een stanleymes voorhanden gehad en
3. zich, terwijl zij in het bezit waren van meerdere vuurwapens en meerdere jammers en meerdere tassen en een slijptol en een betonschaar en een stanleymes, verplaatst en begeven naar het terrein van [bedrijf01] en
4. meerdere gaten geknipt en/of gemaakt in het hek bij het terrein van [bedrijf01] en
5. door het gemaakte gat in het hek onbevoegd het terrein van [bedrijf01] betreden en voornoemde container opengebroken en opengeslepen en meerdere pallets en dozen uit voornoemde container gehaald;
3
hij in de periode van 14 januari 2020 tot en met 15 januari 2020 te Ritthem, gemeente Vlissingen, tezamen en in vereniging met anderen,
- een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie II onder 2 van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3 van die wet, geschikt om automatisch te vuren, van het merk Arma, model mini Ero met het kaliber 9 mm, en
- een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3 van die wet in de vorm van een pistool van het merk Glock, model type 19 met het kaliber 9 mm en
- (voor beide voornoemde vuurwapen geschikte) munitie in de zin van art. 1 onder 4º van de Wet wapens en munitie als bedoeld in artikel 2 lid 2 van die wet, van de categorie III, te weten 18 kogelpatronen, kaliber 9 mm,
voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
t.a.v. parketnummer 10/221867-21
medeplegen van voorbereiding van moord;
t.a.v. parketnummer 10/152313-22
de eendaadse samenloop van:
1.
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod;
2.
medeplegen van om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en te bevorderen, daartoe zich en/of een ander gelegenheid, middelen en inlichtingen trachten te verschaffen en voorwerpen, vervoermiddelen en stoffen voorhanden hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit;
3.
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II
en
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
telkens in eendaadse samenloop met
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan voorbereiding van moord op [naam02] . De verdachte fungeerde als zogenoemde ‘spotter’ om het slachtoffer te observeren, zodat het slachtoffer kon worden geliquideerd door een ‘hitter’. In dit verband heeft de verdachte contact gehad met zijn mededaders over het plaatsen van een peilbaken onder de auto van het slachtoffer, het vervoer naar de auto van het slachtoffer en het meenemen van een pasje om de deur van het slachtoffer te flipperen. Het behoeft geen betoog dat (de voorbereiding van) een liquidatie voor grote onrust en een groot gevoel van onveiligheid zorgen in de samenleving. Moord is een van de ergste misdrijven uit het Wetboek van Strafrecht dat ongekend leed veroorzaakt voor nabestaanden.
Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan de invoer van een grote hoeveelheid cocaïne en voorbereidingshandelingen daartoe. De verdachte is samen met anderen op zoek gegaan naar een container met daarin cocaïne, heeft hierover informatie verstrekt en heeft afspraken gemaakt over het verkrijgen van de cocaïne uit de container. Met zijn handelingen is de verdachte een belangrijke schakel in de keten geweest om cocaïne in Nederland in te voeren en verder te vervoeren. Vanuit Zuid-Amerika worden grote hoeveelheden cocaïne in Nederland ingevoerd. Het op de markt brengen van harddrugs vormt een ernstige bedreiging van de volksgezondheid. Met de handel in cocaïne wordt veel geld verdiend en deze handel gaat gepaard met vele vormen van criminaliteit, waaronder liquidaties. Ter bestrijding van harddrugsverslaving en ter voorkoming en bestrijding van illegale harddrugshandel wordt de invoer van cocaïne streng bestraft.
Verder heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan verboden wapenbezit. Met vuurwapens worden zeer ernstige delicten gepleegd. Niet zelden leidt het bezit van een vuurwapen tot het daadwerkelijk gebruik daarvan. Het aantal schietincidenten met soms dodelijke afloop neemt nog steeds toe. Reden waarom tegen het bezit van vuurwapens hard behoort te worden opgetreden.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van de verdachte van 6 januari 2023, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor geweldsdelicten en verboden wapenbezit.
7.3.2.
Rapportages
In het dossier bevindt zich een rapport dat Reclassering Nederland in een eerdere zaak een rapport over de verdachte heeft opgemaakt, gedateerd 19 maart 2021. Dit rapport is grotendeels achterhaald door de feiten en kan daarom bij de beoordeling van de persoonlijke omstandigheden van de verdachte nog slechts een beperkte rol spelen.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf van aanzienlijke duur. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. De rechtbank neemt in strafverzwarende zin mee dat de verdachte het onder parketnummer 10/152313-22 onder 1 en 2 bewezen verklaarde heeft gepleegd ten aanzien van een grote hoeveelheid, namelijk ruim 900 kilo cocaïne. De rechtbank houdt tevens rekening met de beperkte rol van de verdachte bij het onder parketnummer 10/221867-21 bewezen verklaarde en het tijdsverloop van de zaken.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen gevangenisstraf passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 46, 47, 55, 57, 63 en 289 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 2, 10 en 10a van de Opiumwet en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

9..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder parketnummers 10/221867-21 en 10/152313-22 onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) jaren;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Rabbie, voorzitter,
en mrs. M.J.C. Spoormaker en H. Wielhouwer, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J. van Biert, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De voorzitter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlasteleggingen
Aan de verdachte wordt onder parketnummer 10/221867-21 ten laste gelegd dat
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 18 mei 2020 tot en met 15 juni 2020 te Rotterdam , althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter voorbereiding van een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten om opzettelijk en met voorbedachten rade [naam02] , althans een persoon, van het leven te beroven (als omschreven in artikel 289 Wetboek van Strafrecht), opzettelijk
- meerdere, althans een, telefoon(s) en/of communicatiemiddel(en) (om te communiceren met anderen over dit strafbare feit en/of om van anderen instructies te krijgen met betrekking tot dit strafbare feit en/of om (een) foto('s) van voornoemde [naam02] en/of de auto van voornoemde [naam02] te maken) en/of
- meerdere, althans een, (peil)baken(s)/tracker(s) en/of camera('s) en/of
- meerdere, althans een, (personen)auto('s) (om verdachte en/of anderen te vervoeren naar en van de woning van voornoemde [naam02] en/of de plaats waar de auto van voornoemde [naam02] stond geparkeerd),
- meerdere, althans een, pasje(s) (om deuren te flipperen althans te doen openen) bestemd tot het begaan van dat misdrijf, heeft verworven, vervaardigd, ingevoerd, doorgevoerd, uitgevoerd en/of voorhanden heeft gehad.
Aan de verdachte wordt onder parketnummer 10/152313-22 ten laste gelegd dat
1
hij in of omstreeks de periode van 28 december 2019 tot en met 15 januari 2020 te Vlissingen en/of te Ritthem, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland, waaronder zoals bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, heeft gebracht ongeveer 921 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 08 december 2019 tot en met 15 januari 2020 te Vlissingen en/of te Ritthem, gemeente Vlissingen, en/of te Amsterdam en/of te Roosendaal, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten
- het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen, waaronder zoals bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, en/of
- het opzettelijk verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren van 921 kilogram cocaïne, althans een hoeveelheid cocaïne, in elk geval een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van de Opiumwet, voor te bereiden en/of te bevorderen,
- een ander heeft getracht te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen, mede te plegen en/of uit te lokken, om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen,
- zich en/of een ander gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen,
- voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte en/of zijn mededader(s), wist(en) of ernstige reden had(den) om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit,
immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededaders,
1. in een groepsgesprek (via de applicatie Sky) met een of meer mededaders
- contact onderhouden en/of
- afspraken gemaakt over het uithalen van die hoeveelheid cocaïne uit een container met nummer [containernummer01] , welke container zich bevond op het terrein van [bedrijf01] gelegen op/aan de [adres05] en/of
- afspraken gemaakt over het regelen van meerdere vuurwapens en/of meerdere jammers en/of meerdere auto's en/of meerdere tassen en/of een (beton)schaar en/of een slijptol en/of een stanleymes om het uithalen van een hoeveelheid cocaïne uit voornoemde container mogelijk te maken en/of
- afspraken gemaakt over het regelen van een pand/woning voor het opslaan van die cocaïne en/of
- informatie en/of foto's uitgewisseld over voornoemde container en/of de locatie van voornoemde container en/of de plaats in de container waar de hoeveelheid cocaïne was verstopt en/of de wijze waarop de hoeveelheid cocaïne uit voornoemde container moest worden gehaald en/of
2. meerdere vuurwapens en/of meerdere jammers en/of meerdere tassen en/of meerdere auto's en/of een slijptol en/of betonschaar en/of een stanleymes voorhanden gehad en/of
3. zich, terwijl hij/zij in het bezit was/waren van meerdere vuurwapens en/of meerdere jammers en/of meerdere tassen en/of een slijptol en/of een betonschaar en/of een stanleymes, verplaatst en/of begeven naar het terrein van [bedrijf01] en/of
4. meerdere, althans een, gat(en) geknipt en/of gemaakt in het hek bij het terrein van [bedrijf01] en/of
5. door het/de gemaakte gat(en) in het hek (onbevoegd) het terrein van [bedrijf01] betreden en/of voornoemde container opengebroken en/of opengeslepen en/of meerdere, althans een, pallets en/of dozen uit voornoemde container gehaald;
3
hij in of omstreeks de periode van 14 januari 2020 tot en met 15 januari 2020 te Ritthem, gemeente Vlissingen, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
- een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie II onder 2 van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3 van die wet, geschikt om automatisch te vuren, van het merk Arma, model mini Ero met het kaliber 9 mm, en/of
- een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3 van die wet in de vorm van een pistool van het merk Glock, model type 19 met het kaliber 9 mm en/of
- (voor beide voornoemde vuurwapen geschikte) munitie in de zin van art. 1 onder 4º van de Wet wapens en munitie als bedoeld in artikel 2 lid 2 van die wet, van de categorie III, te weten 18 kogelpatronen, kaliber 9 mm,
voorhanden heeft gehad.

Voetnoten

3.P.189 van zaaksdossier Orion.
4.HR 5 oktober 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL5629, rov. 4.4.1.