ECLI:NL:RBROT:2023:775
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Herziening en terugvordering van WAO-uitkering wegens schending inlichtingenplicht en niet-gemelde inkomsten uit arbeid
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 26 januari 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, die sinds 2003 een WAO-uitkering ontvangt, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). De eiser had tegen een besluit van het UWV beroep ingesteld, waarin zijn WAO-uitkering over de periode van 1 januari 2006 tot en met 28 februari 2019 werd herzien en een terugvordering van € 67.059,14 werd opgelegd wegens niet-gemelde inkomsten uit arbeid. Daarnaast werd een bestuurlijke boete van € 40,- opgelegd.
De rechtbank oordeelde dat de eiser zijn inlichtingenplicht had geschonden door geen melding te maken van zijn inkomsten uit arbeid, waaronder werkzaamheden in het kader van een persoonsgebonden budget (PGB) en inkomsten uit een eigen onderneming. De rechtbank stelde vast dat het eiser redelijkerwijs duidelijk had moeten zijn dat deze inkomsten van invloed waren op zijn uitkering. De rechtbank verwierp het beroep van de eiser en oordeelde dat het UWV terecht de uitkering had herzien en de terugvordering had opgelegd. De rechtbank oordeelde ook dat er geen dringende redenen waren om van terugvordering af te zien, ondanks de persoonlijke omstandigheden van de eiser, zoals zijn leeftijd en psychische problemen.
De rechtbank concludeerde dat de opgelegde boete van € 40,- passend was, gezien de ernst van de gedraging en de mate van verwijtbaarheid van de eiser. De uitspraak werd openbaar gedaan en de rechtbank verklaarde het beroep ongegrond.