In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 22 augustus 2023 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst van een werknemer bij IJsselland Ziekenhuis. De werkgever, IJsselland Ziekenhuis, verzocht om ontbinding op basis van verschillende incidenten die zich hadden voorgedaan tussen de werknemer en haar collega's, met name met een collega genaamd [naam 6]. De werkgever stelde dat de werknemer herhaaldelijk onprofessioneel gedrag had vertoond, wat leidde tot een verstoorde werksfeer en communicatieproblemen. De werknemer, die sinds 2016 in dienst was, betwistte de beschuldigingen en voerde aan dat zij naar tevredenheid had gefunctioneerd en dat de incidenten waren overdreven.
De kantonrechter heeft de feiten en omstandigheden zorgvuldig gewogen en geconcludeerd dat er geen redelijke grond was voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst. De rechter oordeelde dat de incidenten niet zo ernstig waren dat ontbinding gerechtvaardigd was. Bovendien was er geen sprake van een verstoorde arbeidsrelatie, aangezien de werknemer geen problemen had met andere collega's en de conflicten voornamelijk met [naam 6] plaatsvonden, die inmiddels uit dienst was. De rechter heeft het verzoek tot ontbinding afgewezen en IJsselland Ziekenhuis veroordeeld om de werknemer weer toe te laten tot haar werkzaamheden, met een dwangsom voor het geval zij dit niet binnen een bepaalde termijn zou doen.
De proceskosten werden toegewezen aan de werknemer, omdat de werkgever in overwegende mate in het ongelijk werd gesteld. De uitspraak benadrukt het belang van een goede onderbouwing van ontbindingsverzoeken en de noodzaak voor werkgevers om een deugdelijk verbetertraject te doorlopen voordat tot ontbinding wordt overgegaan.