Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
[handelsnaam01],
1.Het verloop van de procedure
- het verzoekschrift, met bijlagen, ontvangen op 10 mei 2023;
- het verweerschrift, met bijlagen, ontvangen op 6 juli 2023.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 27 juli 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een werknemer, aangeduid als [verzoeker01], en zijn werkgever, aangeduid als [verweerder01]. De werknemer had een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd als loodsmedewerker en verzocht om een billijke vergoeding, een vergoeding voor onregelmatige opzegging en een transitievergoeding, na een geschil over de beëindiging van zijn arbeidsovereenkomst op 14 april 2023. De werknemer stelde dat hij was ontslagen, terwijl de werkgever beweerde dat de overeenkomst met wederzijds goedvinden was beëindigd. De kantonrechter oordeelde dat de arbeidsovereenkomst niet met wederzijds goedvinden was geëindigd, omdat de werkgever niet voldoende bewijs had geleverd dat de werknemer daadwerkelijk had opgezegd. De kantonrechter wees de verzoeken van de werknemer gedeeltelijk toe, waarbij een billijke vergoeding van € 3.500,00, een vergoeding voor onregelmatige opzegging van € 2.835,00 en een transitievergoeding van € 117,08 werd toegewezen. Tevens werd de werkgever veroordeeld in de proceskosten van de werknemer, die in totaal € 615,00 bedroegen. De beschikking werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.