Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
[handelsnaam01],
1..De procedure
- het tussenvonnis van 22 april 2022, waarin een getuigenverhoor is gelast, en de in dat tussenvonnis genoemde stukken;
- de akte van 29 mei 2022 van de zijde van Voldaan;
- het proces-verbaal van het op 22 september 2022 gehouden getuigenverhoor, dat vanwege afwezigheid van de getuigen niet door is gegaan;
- de bevelen medebrenging van 30 september 2022, waarin is bevolen dat [naam01]
- het proces-verbaal van het op 24 november 2022 gehouden getuigenverhoor;
- het e-mailbericht van 29 december 2022 van de zijde van [gedaagde01] , met een bijlage.
2..De verdere beoordeling
geenbeperking gesteld (zie de uitspraak van de Hoge Raad van 24 juni 2005, ECLI:NL:HR:2005:AT2449). Nu [naam01] als getuige onder ede heeft verklaard dat de laswerkzaamheden zijn verricht en dat een uurtarief van € 50,00 is overeengekomen, en deze getuigenverklaring wordt ondersteund door de door Voldaan overgelegde stukken, terwijl [gedaagde01] daar alleen een (niet onder ede) afgelegde verklaring van zichzelf tegenover heeft gezet die niet wordt ondersteund door andere stukken en [naam01] bovendien noch tijdens de mondelinge behandeling op 5 januari 2022, noch tijdens het getuigenverhoor op 22 september 2022 en 24 november 2022 is verschenen, acht de kantonrechter voldoende aangetoond dat in opdracht van [gedaagde01] gedurende 296 uur laswerkzaamheden zijn verricht, tegen een overeengekomen tarief van € 50,00 per uur.