ECLI:NL:RBROT:2023:666

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
27 januari 2023
Publicatiedatum
1 februari 2023
Zaaknummer
9308551 \ CV EXPL 21-22363
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eindvonnis na bewijslevering in civiele zaak tussen Voldaan Factoring B.V. en gedaagde over laswerkzaamheden

In deze civiele procedure, aangespannen door Voldaan Factoring B.V., heeft de kantonrechter op 27 januari 2023 uitspraak gedaan in een zaak waarin Voldaan vorderingen heeft ingesteld tegen gedaagde, die zelf procedeert. De procedure volgde op een tussenvonnis van 22 april 2022, waarin een getuigenverhoor was gelast. Voldaan heeft bewijs geleverd van laswerkzaamheden die door of namens een derde partij zijn verricht in opdracht van gedaagde. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de getuigenverklaring van [naam01] voldoende aannemelijk maakt dat de werkzaamheden zijn uitgevoerd tegen een overeengekomen tarief van € 50,00 per uur, en dat gedaagde een bedrag van € 14.800,00 aan Voldaan moet betalen. Daarnaast zijn buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente toegewezen. Gedaagde is in het ongelijk gesteld en moet de proceskosten vergoeden, die zijn vastgesteld op € 2.221,44. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 9308551 \ CV EXPL 21-22363
datum uitspraak: 27 januari 2023
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
Voldaan Factoring B.V.,
gevestigd te Oosterhout,
eiseres,
gemachtigde: mr. D.J. Bergkotte, advocaat te Den Haag,
tegen
[gedaagde01], die handelt onder de naam
[handelsnaam01],
wonende te [woonplaats01] ,
gedaagde,
die zelf procedeert.
Partijen worden hierna ‘Voldaan’ en ‘ [gedaagde01] ’ genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken:
  • het tussenvonnis van 22 april 2022, waarin een getuigenverhoor is gelast, en de in dat tussenvonnis genoemde stukken;
  • de akte van 29 mei 2022 van de zijde van Voldaan;
  • het proces-verbaal van het op 22 september 2022 gehouden getuigenverhoor, dat vanwege afwezigheid van de getuigen niet door is gegaan;
  • de bevelen medebrenging van 30 september 2022, waarin is bevolen dat [naam01]
  • het proces-verbaal van het op 24 november 2022 gehouden getuigenverhoor;
  • het e-mailbericht van 29 december 2022 van de zijde van [gedaagde01] , met een bijlage.

2..De verdere beoordeling

2.1.
De kantonrechter blijft bij zijn overwegingen in het tussenvonnis van 22 april 2022 en neemt die over.
Bewijswaardering
2.2.
Ten aanzien van de waardering van het getuigenbewijs geldt het volgende kader. Voor het oordeel dat een partij is geslaagd in een op haar rustende bewijsopdracht dient de kantonrechter een redelijke mate van zekerheid te hebben dat het betreffende feit zich heeft voorgedaan. Met andere woorden: het feit dient voor de kantonrechter voldoende aannemelijk te zijn. Niet vereist is dat de te bewijzen feiten en omstandigheden onomstotelijk komen vast te staan (Hoge Raad 16 februari 2018, ECLI:NL:HR:2018:182, r.o. 3.4.3).
Bewijsopdracht
2.3.
In het tussenvonnis van 22 april 2022 heeft de kantonrechter Voldaan toegelaten tot het leveren van bewijs van feiten en omstandigheden waaruit kan worden afgeleid dat door of namens [naam03] in opdracht en voor rekening van [gedaagde01] gedurende 296 uur laswerkzaamheden zijn verricht, tegen een overeengekomen tarief van € 50,00 per uur.
2.4.
Ter uitvoering van haar bewijsopdracht heeft Voldaan twee getuigen laten horen, te weten [naam01] (‘ [naam01] ’) en [naam02] (‘ [naam02] ’), beiden directeur van [naam03] . Aangezien [gedaagde01] desgevraagd niet heeft laten weten dat hij ook getuigen wil horen, moet de kantonrechter op basis van de getuigenverklaringen aan de zijde van Voldaan beoordelen of Voldaan in haar bewijsopdracht is geslaagd.
2.5.
Voorop wordt gesteld dat de mondelinge getuigenverklaring van [naam02] niet aan het door Voldaan te leveren bewijs kan bijdragen. Zij heeft namelijk niets verklaard waaruit kan worden afgeleid dat door of namens [naam03] in opdracht en voor rekening van [gedaagde01] gedurende 296 uur laswerkzaamheden zijn verricht.
Voldaan slaagt in de bewijslevering
2.6.
De getuigenverklaring van [naam01] kan wel aan het door Voldaan te leveren bewijs bijdragen. Op basis van die verklaring is de kantonrechter van oordeel dat voldoende aannemelijk is geworden dat door of namens [naam03] in opdracht en voor rekening van [gedaagde01] gedurende 296 uur laswerkzaamheden zijn verricht, tegen een overeengekomen tarief van € 50,00 per uur. Daartoe overweegt de kantonrechter als volgt.
2.7.
[naam01] heeft als getuige verklaard dat [gedaagde01] hem telefonisch heeft benaderd met de vraag of hij lassers kon leveren. Vervolgens is [naam01] op zoek gegaan naar lassers en heeft hij [gedaagde01] laten weten dat hij lassers kon leveren voor een uurtarief van € 50,00. [gedaagde01] ging met dit uurtarief akkoord, waarna is afgesproken dat [naam01] een contract zou maken. Dit contract is door [gedaagde01] ondertekend bij de McDonald’s in Barendrecht (productie C bij de dagvaarding). [gedaagde01] heeft er vervolgens voor gezorgd dat de door [naam01] geregelde lassers aan het werk konden. Volgens [naam01] zijn deze werkzaamheden uitgevoerd in Europoort en mogelijk ook in België. [naam01] heeft na het uitvoeren van de werkzaamheden van de lassers doorgekregen hoeveel uur zij ten behoeve van [gedaagde01] hadden gewerkt. Op basis van deze informatie heeft [naam01] werkbriefjes (productie D bij de akte van 18 maart 2022) opgemaakt. Die werkbriefjes zijn door [gedaagde01] voor akkoord ondertekend op zijn nieuwe kantoor in Capelle aan den IJssel.
2.8.
De reactie van [gedaagde01] bij e-mailbericht van 29 december 2022 op de getuigenverklaring van [naam01] , die er in essentie op neerkomt dat hij de getuigenverklaring van [naam01] bestrijdt, kan niet tot de conclusie leiden dat Voldaan niet in haar bewijsopdracht is geslaagd. Daartoe is in de eerste plaats van belang dat aan de verklaring van [gedaagde01] in dit e-mailbericht geen doorslaggevende betekenis kan worden toegekend omdat die verklaring afkomstig is van [gedaagde01] zelf als partij. Bovendien heeft [gedaagde01] er niet voor gekozen om onder ede een getuigenverklaring af te leggen, terwijl [naam01] wel onder ede de hierboven genoemde getuigenverklaring heeft afgelegd. [naam01] kan niet als partijgetuige kan worden aangemerkt. Aan de bewijskracht van de verklaring van de (geen procespartij zijnde) cedent worden wordt namelijk
geenbeperking gesteld (zie de uitspraak van de Hoge Raad van 24 juni 2005, ECLI:NL:HR:2005:AT2449). Nu [naam01] als getuige onder ede heeft verklaard dat de laswerkzaamheden zijn verricht en dat een uurtarief van € 50,00 is overeengekomen, en deze getuigenverklaring wordt ondersteund door de door Voldaan overgelegde stukken, terwijl [gedaagde01] daar alleen een (niet onder ede) afgelegde verklaring van zichzelf tegenover heeft gezet die niet wordt ondersteund door andere stukken en [naam01] bovendien noch tijdens de mondelinge behandeling op 5 januari 2022, noch tijdens het getuigenverhoor op 22 september 2022 en 24 november 2022 is verschenen, acht de kantonrechter voldoende aangetoond dat in opdracht van [gedaagde01] gedurende 296 uur laswerkzaamheden zijn verricht, tegen een overeengekomen tarief van € 50,00 per uur.
De vordering van Voldaan wordt toegewezen
2.9.
Aangezien hiervoor is geoordeeld dat Voldaan in haar bewijsopdracht is geslaagd, moet [gedaagde01] aan Voldaan een bedrag van € 14.800,00 betalen (het totaalbedrag van de facturen).
Buitengerechtelijke incassokosten en rente
2.10.
De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten zal worden toegewezen. Voldaan heeft voldoende gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Het uiteindelijk, na vermindering van eis bij repliek, gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke kosten ten bedrage van € 923,00 komt bovendien overeen met het in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke kosten bepaalde tarief.
2.11.
Tegen de verschuldigdheid van de gevorderde wettelijke handelsrente van € 742,26 (berekend tot 14 juni 2021) is geen verweer gevoerd. Dit deel van de vordering wordt daarom ook toegewezen evenals de nadien verschenen rente zoals hierna vermeld.
Proceskosten
2.12.
[gedaagde01] wordt in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten betalen (artikel 237 Rv). De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van Voldaan tot vandaag vast op € 89,44 aan dagvaardingskosten, € 1.013,00 aan griffierecht en € 1.119,00 aan salaris voor de gemachtigde (drie punten x € 373,00). Dit is in totaal € 2.221,44. Voor kosten die Voldaan maakt na dit vonnis moet [gedaagde01] een bedrag betalen van € 124,00. Hier kan nog een bedrag bijkomen als dit vonnis wordt betekend. In dit vonnis hoeft hierover niet apart te worden beslist (zie de uitspraak van de Hoge Raad van 10 juni 2022, gepubliceerd onder ECLI:NL:HR:2022:853).
Uitvoerbaarheid bij voorraad
2.13.
Dit vonnis wordt, zoals gevorderd, uitvoerbaar bij voorraad verklaard (artikel 233 Rv).

3..De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt [gedaagde01] om aan Voldaan te betalen € 16.465,26 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119a BW over een bedrag van € 14.800,00 vanaf 14 juni 2021 tot de dag van volledige betaling;
3.2.
veroordeelt [gedaagde01] in de proceskosten die aan de kant van Voldaan tot vandaag worden vastgesteld op € 2.221,44;
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.J.J. Wetzels en in het openbaar uitgesproken.
54214