ECLI:NL:RBROT:2023:6164

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 juli 2023
Publicatiedatum
13 juli 2023
Zaaknummer
10/113090-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Levenslange gevangenisstraf voor meervoudige moord en bedreiging met vuurwapen

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 14 juli 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van drie moorden, twee pogingen tot moord, bedreiging en vuurwapenbezit. De verdachte heeft op de zitting grotendeels bekend, waardoor de bewijsdiscussie beperkt bleef. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 4 mei 2022 in Vlissingen [slachtoffer01] heeft vermoord door hem met een vuurwapen door het hoofd te schieten. Twee dagen later, op 6 mei 2022, heeft hij in Alblasserdam [slachtoffer02] en [slachtoffer03] op dezelfde wijze om het leven gebracht. Daarnaast heeft hij [slachtoffer04] en [slachtoffer05] geprobeerd te doden en [slachtoffer06] bedreigd. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers en hun nabestaanden zwaar meegewogen. De verdachte heeft een levenslange gevangenisstraf opgelegd gekregen, omdat de rechtbank van oordeel is dat deze straf de enige passende reactie is op de gepleegde misdrijven. De rechtbank heeft ook vorderingen van 37 benadeelde partijen behandeld en in totaal € 550.000,- aan schadevergoeding toegewezen. De rechtbank heeft de persoonlijke omstandigheden van de verdachte overwogen, maar deze waren niet voldoende om van de levenslange gevangenisstraf af te zien. De rechtbank heeft geconcludeerd dat een combinatievonnis van een tijdelijke gevangenisstraf en TBS niet haalbaar is, gezien de ernst van de feiten en de doelen van de TBS.

Uitspraak

RechtbankROTTERDAM
Team 1
Parketnummer: 10/113090-22
Datum uitspraak: 14 juli 2023
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte01],
geboren op [geboortedatum01] te [geboorteplaats01] , ingeschreven in [detentieadres01]
Advocaat van de verdachte: mr. A.C. van ’t Hek.
Officieren van justitie: mrs. J.F.M. Kerkhofs en R.E.I. Steen.
Advocaten/gemachtigde van de benadeelde partijen: mr. F.J.M. Hamers, mr. N.J. Hoogenboom, mr. R.A. Korver, mr. E.C.H. van Loosbroek, mr. Y.H.G. van der Hut, mr. C.J.J. Kwint, mr. N. Stolk, mr. J. van Meerkerk en D. Post.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de zitting. De inhoudelijke behandeling van de zaak vond plaats op 3 april, 12 juni en 13 juni 2023. Het onderzoek is gesloten op de zitting van 14 juli 2023.
Kern van het vonnis
De feiten zoals die in de tenlastelegging zijn opgenomen heeft de verdachte op de zitting grotendeels erkend. De bewijsdiscussie is op de zitting daarom beperkt gebleven. Alleen over de voorbedachte raad bij de eerste vijf feiten en over het bedreigende karakter van uitlatingen die door de verdachte zouden zijn gedaan is verweer gevoerd. De rechtbank verwerpt in dit vonnis deze verweren. Op de zitting is wel uitgebreid debat gevoerd over de vorderingen van de 37 benadeelde partijen. In dit vonnis volgen gemotiveerde beslissingen op deze vorderingen. In totaal wordt een bedrag van ruim € 550.000,- aan schadevergoeding toegewezen. Een nog belangrijkere vraag op de zitting waarop in dit vonnis een antwoord wordt gegeven is welke straf en/of maatregel aan de verdachte moet worden opgelegd.
Inhoudsopgave
Beschuldiging in de tenlastelegging
Beslissingen over het bewijs
Bewijsmiddelen
Verboden gedragingen en strafbaarheid
Onderbouwing van de straf
Beslissingen over het beslag
Beslissingen op de vorderingen van de benadeelde partijen
Beslissingen in het kort en ondertekening

1..Beschuldiging in de tenlastelegging

1.1
Kern van de beschuldiging
Kort samengevat wordt de verdachte beschuldigd van 1) de moord dan wel doodslag op [slachtoffer01] , 2) de moord dan wel doodslag op [slachtoffer02] , 3) de moord dan wel doodslag op [slachtoffer03] , 4) de poging tot moord dan wel doodslag op [slachtoffer04] , 5) de poging tot moord dan wel doodslag op [slachtoffer05] , 6) de bedreiging van [slachtoffer06] en 7) het voorhanden hebben van een pistool met munitie.
De slachtoffers worden in dit vonnis hierna aangeduid als [slachtoffer01] , [slachtoffer02] , [slachtoffer03] , [slachtoffer04] , [slachtoffer05] en [slachtoffer06] .
1.2
Integrale beschuldiging
Feit 1
Hij, op of omstreeks 4 mei 2022, te Vlissingen, althans in Nederland, opzettelijk en (al dan niet) met voorbedachten rade [slachtoffer01] van het leven heeft beroofd, door met dat opzet en (al dan niet) na kalm beraad en rustig overleg, met een vuurwapen een kogel in/door het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer01] te schieten, ten gevolge waarvan die [slachtoffer01] is overleden.
Feit 2
Hij, op of omstreeks 6 mei 2022, te Alblasserdam, althans in Nederland, opzettelijk en (al dan niet) met voorbedachten rade, [slachtoffer02] , van het leven heeft beroofd, door met dat opzet en (al dan niet) na kalm beraad en rustig overleg, met een vuurwapen een kogel in/door het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer02] te schieten, ten gevolge waarvan die [slachtoffer02] is overleden.
Feit 3
Hij, op of omstreeks 6 mei 2022 te Alblasserdam, althans in Nederland opzettelijk en (al dan niet) met voorbedachten rade, [slachtoffer03] van het leven heeft beroofd, door met dat opzet en (al dan niet) na kalm beraad en rustig overleg, met een vuurwapen een kogel in/door het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer03] te schieten, ten gevolge waarvan die [slachtoffer03] is overleden.
Feit 4
Hij, op of omstreeks 6 mei 2022 te Alblasserdam, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer04] opzettelijk en (al dan niet)
met voorbedachten rade van het leven te beroven, met dat opzet en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg, een vuurwapen heeft gericht op die [slachtoffer04] en/of (vervolgens) een kogel op het hoofd en/of de nek en/of het lichaam van die [slachtoffer04] heeft afgevuurd, waarbij die [slachtoffer04] in haar nek is geraakt/getroffen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Feit 5
Hij, op of omstreeks 6 mei 2022, te Alblasserdam, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer05] , opzettelijk en (al dan niet) met voorbedachten rade van het leven te beroven, met dat opzet en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg, een vuurwapen heeft gericht op die [slachtoffer05] en/of vervolgens meerdere althans één kogel(s) in/op de borst en/of het lichaam van die [slachtoffer05] heeft afgevuurd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Feit 6
Hij, in of omstreeks de periode van 3 mei 2022 tot en met 4 mei 2022 te Papendrecht en/of Vlissingen en/of Oud-Alblas, althans in Nederland, [slachtoffer06] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door
  • een (WhatsApp)bericht naar die [slachtoffer06] te sturen, bevattende: een foto/afbeelding met daarop zichtbaar een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp en/of munitie, althans (een) op munitie gelijkende voorwerp(en) en/of een (handgeschreven) briefje voorzien van de tekst: ‘ [slachtoffer06] 3-5-22’, althans woorden gelijke (dreigende) aard en strekking en/of (vervolgens) die [slachtoffer06] (een) (WhatsApp)bericht(en) te sturen met de teksten: ‘Zorg dat je om 18 uur bij de Merwebolder bent. Hoofdingang.’ en/of ‘Zeg dit verder tegen niemand’, althans woorden van gelijke (dreigende) aard en strekking en/of
  • een (WhatsApp)bericht naar die [slachtoffer06] te sturen, bevattende: een foto/afbeelding met daarop zichtbaar een persoon (naar later bleek te zijn [slachtoffer01] ) die (door een misdrijf) om het leven was gekomen, althans een foto van een vastgebonden en/of bebloede persoon, waarbij op de borst, althans op het lichaam van die persoon een briefje zichtbaar was met de (handgeschreven) tekst: ‘ [slachtoffer06] 4-5 Fuck You’, althans woorden van gelijke (dreigende) aard en strekking.
Feit 7
Hij, op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 25 april 2022 tot en met 6 mei 2022 te Vlissingen en/of Alblasserdam, althans in Nederland, een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie III onder 1º van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de vorm van een pistool, van het merk Glock, model 19 Gen 5, kaliber 9mm en/of (daarbij) (voor dit vuurwapen geschikte) munitie in de zin van artikel 1, lid 1 onder 4, gelet op artikel 2 lid 2 van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten meerdere kogelpatronen, kaliber 9mm voorhanden heeft gehad.

2..Beslissingen over het bewijs

2.1
Inleiding
Op 4 mei 2022 is [slachtoffer01] met een vuurwapen door het hoofd geschoten waardoor hij is overleden. Twee dagen later, op 6 mei 2022, zijn [slachtoffer02] en [slachtoffer03] met een vuurwapen door het hoofd geschoten waardoor zij zijn overleden. Diezelfde dag zijn ook [slachtoffer04] en [slachtoffer05] met een vuurwapen beschoten. [slachtoffer04] is daarbij in de nek geraakt en [slachtoffer05] in de borst. Op
3 en 4 mei 2022 heeft [slachtoffer06] WhatsAppberichten ontvangen van de verdachte.
2.2
Vordering officier van justitie
De officier van justitie vindt dat ten laste gelegde feiten 1 tot en met 5 impliciet primair, 6 en 7 kunnen worden bewezenverklaard.
2.3
Standpunt verdediging
De gebeurtenissen zijn op de zitting uitvoerig met de verdachte besproken en heeft hij erkend daarbij betrokken te zijn. Bij pleidooi heeft de verdediging geen bewijsverweren gevoerd voor de feiten 1 tot en met 5 met uitzondering van een vrijspraakverweer voor het in die feiten opgenomen bestanddeel voorbedachte raad. Ook is vrijspraak bepleit voor de onder feit 6 ten laste gelegde bedreigingen van [slachtoffer06] , omdat de uitlatingen niet bedreigend zouden zijn geweest. Voor feit 7 heeft de verdediging geen bewijsverweer gevoerd.
2.4
Beoordeling
Hieronder is eerst de bewezenverklaring weergegeven waarna de bewijsmotivering is opgenomen. Dit hoofdstuk wordt afgesloten met de bespreking van de genoemde bewijsverweren die leidt tot de verwerping daarvan. Voor de leesbaarheid van het vonnis zijn de bewijsmiddelen in hoofdstuk 3 van dit vonnis opgenomen.
2.4.1
Bewezenverklaring
Wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte de feiten 1 tot en met 7 heeft begaan op de volgende manier:
Feit 1
Hij op 4 mei 2022 te Vlissingen opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer01] van het leven heeft beroofd, door met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, met een vuurwapen een kogel door het hoofd van die [slachtoffer01] te schieten, ten gevolge waarvan die [slachtoffer01] is overleden.
Feit 2
Hij op 6 mei 2022 te Alblasserdam opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer02] van het leven heeft beroofd, door met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, met een vuurwapen een kogel door het hoofd van die [slachtoffer02] te schieten, ten gevolge waarvan die [slachtoffer02] is overleden.
Feit 3
Hij 6 mei 2022 te Alblasserdam opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer03] van het leven heeft beroofd, door met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, met een vuurwapen een kogel door het hoofd van die [slachtoffer03] te schieten, ten gevolge waarvan die [slachtoffer03] is overleden.
Feit 4
Hij op 6 mei 2022 te Alblasserdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer04] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg een kogel heeft afgevuurd waarbij die [slachtoffer04] in haar nek is geraakt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Feit 5
Hij op 6 mei 2022, te Alblasserdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer05] , opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg een kogel op de borst van die [slachtoffer05] heeft afgevuurd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Feit 6
Hij op 3 mei 2022 en 4 mei 2022 te Papendrecht [slachtoffer06] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door
  • een WhatsAppbericht naar die [slachtoffer06] te sturen, bevattende: een foto met daarop zichtbaar een vuurwapen en munitie en een briefje voorzien van de tekst: ‘ [slachtoffer06] 3-5-22’,
  • een WhatsAppbericht naar die [slachtoffer06] te sturen, bevattende: een foto van een vastgebonden en bebloede persoon, waarbij op de borst van die persoon een briefje zichtbaar was met de tekst: ‘ [slachtoffer06] 4-5 Fuck You’.
Feit 7
Hij in de periode van 25 april 2022 tot en met 6 mei 2022 te Vlissingen en Alblasserdam een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie III onder 1º van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de vorm van een pistool, van het merk Glock, model 19 Gen 5, kaliber 9mm en munitie in de zin van artikel 1, lid 1 onder 4, gelet op artikel 2 lid 2 van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten kogelpatronen, kaliber 9mm voorhanden heeft gehad.
2.4.2
Bewijsmotivering
De bewezenverklaring is gebaseerd op de in hoofdstuk 3 van dit vonnis opgenomen redengevende inhoud van de bewijsmiddelen. Die inhoud vormt ook de basis voor de hierna volgende vaststellingen, gevolgtrekkingen en conclusies die bij de bewezenverklaring zijn betrokken.
2.4.3
Bewijsverweer voorbedachte raad
Onderbouwing van het verweer
Er is bij de verdachte bij de feiten 1 tot en met 5 geen sprake geweest van voorbedachte raad. De verdachte heeft onvoldoende tijd of gelegenheid gehad om zich te beraden op het te nemen of genomen besluit om te gaan doden en om zich daarvan rekenschap te geven. Het is onduidelijk gebleven waarom de verdachte in Vlissingen is gaan schieten. In Alblasserdam is de verdachte pas gaan handelen toen hij het idee kreeg dat iemand zijn vuurwapen zag. Daardoor ontstond paniek bij de verdachte. Verder kan in onvoldoende mate worden vastgesteld of door de verdachte voorbereidingen zijn getroffen, zodat dit evenmin een aanwijzing is voor voorbedachte raad. Bovendien zijn uit de feiten en omstandigheden contra-indicaties voor voorbedachte raad af te leiden omdat een eventuele besluitvorming in hevige drift heeft plaatsgevonden en er een korte tijdspanne zit tussen die besluitvorming en de uitvoering.
Beoordeling
Het doden van [slachtoffer01] in Vlissingen op 4 mei 2022 en het doden van [slachtoffer02] en [slachtoffer03] en proberen te doden van [slachtoffer04] en [slachtoffer05] in Alblasserdam op 6 mei 2022 zijn door de verdachte na kalm beraad en rustig overleg en dus met voorbedachte raad begaan. Daarover kan het volgende worden opgemerkt.
Luttele minuten voorafgaand aan het schietincident in Alblasserdam stuurt de verdachte aan RTL Boulevard een e-mail. Aan het programma schrijft hij dat de dode in Vlissingen - [slachtoffer01] - random is gekozen om zijn vuurwapen te testen en om ‘haat te uiten aan [slachtoffer06] ’. In het 112-gesprek kort na het schietincident in Alblasserdam zegt de verdachte dit weer. Hieruit is planmatig en doelgericht handelen van de verdachte bij het doden van [slachtoffer01] rechtstreeks af te leiden.
Uit het testen van het vuurwapen met de moord in Vlissingen leidt de rechtbank verder af dat de verdachte ook nog een ander doel had met het kort daarvoor - op 25 april 2022 - aangeschafte vuurwapen. Wat dat doel is wordt door de verdachte voorzichtig ingekleurd door: a) de tekst ‘en mijn haat te uiten aan [slachtoffer06] ’ in de hiervoor genoemde e-mail aan RTL en b) het versturen van een foto van de vermoorde [slachtoffer01] met op zijn buik een briefje met daarop ‘ [slachtoffer06] 4-5 Fuck You’. De verdachte legt hiermee een rechtstreeks verband tussen de gebeurtenissen in de schoenmakerij in Vlissingen op 4 mei 2022 en de zorgboerderij in Alblasserdam waar op 6 mei 2022 de feiten 2 tot en met 5 plaatsvonden. Die zorgboerderij is namelijk de plek waar de verdachte en [slachtoffer06] een kortstondige relatie hadden en waar de verdachte vanwege die relatie is weggestuurd. Over dit wegsturen heeft de verdachte verklaard dat hij al een tijd wrok koesterde tegen de moeder van [slachtoffer06] en de eigenaresse van de zorgboerderij. Over de moeder van [slachtoffer06] zegt hij: ‘Als ik toen een vuurwapen had gehad, dan had ik hem gebruikt’. Als hem wordt gevraagd wat er zou zijn gebeurd als hij de eigenaresse van de zorgboerderij op 6 mei 2022 zou zijn tegengekomen zegt hij: ‘Dan was het bij die ene geweest.’ Het genoemde rechtstreekse verband tussen de twee pleegplaatsen en wat daar is gebeurd krijgt hiermee een vooropgezet en doelmatig karakter.
Op 6 mei 2022 vult de verdachte dat doel dan - ook weer zelf - verder in. Ongeveer een kwartier voor het schietincident in Alblasserdam stuurt hij een bericht naar een vriendin met als inhoud: ‘Je hebt een kettingreactie veroorzaakt in mijn hoofd. Dat stopt nu, volg het nieuws maar’. Enkele seconden later volgt nog een bericht aan haar met daarin een foto van het vuurwapen van de verdachte. De meergenoemde e-mail aan het RTL programma gevolgd door de aankondiging om nieuws te gaan maken met behulp van een vuurwapen vormt een sterke aanwijzing dat de verdachte op dat moment concrete plannen heeft met dat vuurwapen. Wat die plannen waren laat de verdachte enkele minuten na het schietincident weten door berichten te versturen aan drie bekenden en weer aan RTL met als gemeenschappelijke inhoud ‘6 kills’. Door de verdachte wordt aan vrienden en aan de buitenwereld kort vooraf en kort achteraf, zelfs bijna boekhoudkundig, verslag gedaan van zijn handelen en van de resultaten daarvan.
Tussen de aankondiging en de verslaglegging ligt een bijna mechanische uitvoering van het schieten en doden dat er bovendien ook uitziet als planmatig handelen. Als ware het executies schiet de verdachte in twee minuten tijd met ogenschijnlijk gemak en bijna achteloos twee mensen dodelijk door het hoofd en twee anderen raakt hij in de nek en in de borst. Hiermee zijn de twee minuten - ook feitelijk - op niets anders gericht dan op het schieten op en doden van de personen op de zorgboerderij.
Kort en goed is de rechtbank van oordeel dat er een verband bestaat tussen het kopen van het wapen, de dood van [slachtoffer01] in Vlissingen en het schieten en doden in Alblasserdam. Zij vormen als het ware verschillende wagons van dezelfde trein. De uitspraken van de verdachte over zijn wrok jegens de zorgboerderij, de aankondigingen, de planmatige uitvoering van het schieten en de boekhoudkundige verslaglegging daarvan onderschrijven dit planmatig en doelgericht handelen.
Conclusie
Het verweer wordt verworpen.
2.4.4
Bewijsverweer bedreigingen
Onderbouwing van het verweer
Bij [slachtoffer06] heeft in redelijkheid niet de vrees kunnen ontstaan dat zij het leven zou kunnen verliezen. De door de verdachte gebruikte bewoordingen in de WhatsAppberichten zijn onvoldoende duidelijk en houden geen bedreiging in. Ook de omstandigheden waaronder de uitingen zijn gedaan bieden onvoldoende houvast om daaruit de ‘redelijke vrees’ af te kunnen leiden. Het handelen van de verdachte is een zieke poging om met [slachtoffer06] in contact te komen. Een wanhoopsdaad om haar nog een keer onder ogen te komen.
Beoordeling
De verdachte stuurde aan [slachtoffer06] binnen 24 uur en na elkaar twee berichten met foto’s. De rode draad in deze berichten is onmiskenbaar ‘de dood’. Kenmerkend voor die rode draad zijn het vuurwapen, de patronen en de skelethandschoen op de eerste foto en de vastgebonden bebloede persoon op de tweede foto. De tekst op een briefje op de eerste foto ‘ [slachtoffer06] 3-5-22’ in samenhang met de krachtterm ‘ [slachtoffer06] 4-5 Fuck You’ op de tweede foto zetten die rode draad kracht bij en wijzen in de richting van de geadresseerde. Vooral het tweede briefje dat op de buik van de bebloede [slachtoffer01] ligt, is in dat verband als luguber te kwalificeren. Al met al zijn de onverhoedse confrontaties met de foto’s in de berichten van zo een aard en onder zodanige omstandigheden gebeurd dat bij de [slachtoffer06] de redelijke vrees kon ontstaan dat zij het leven zou kunnen verliezen.
Conclusie
Het verweer wordt verworpen.

3..Bewijsmiddelen

1)
De verklaring van de verdachte op de zitting van 3 april 2023
U wordt verdacht van drie moorden, twee pogingen tot moord, bedreiging en het voorhanden hebben van een vuurwapen met munitie.
Verdachte: ik ken het hele verhaal en ik weet ook dat ik er achter zit.
Op welke manier?
Verdachte: dat het is gebeurd.
Door uw handelen?
Verdachte: ja.
2)
De verklaring van de verdachte op de zitting van 3 april 2023
Ik laat een filmpje zien dat u door de [straatnaam01] loopt en de schoenmakerij in
stapt. Ik lees in het dossier dat u had gesproken met het slachtoffer hoe de date ongeveer zou gaan verlopen.
Verdachte: ja.
Uiteindelijk is het slachtoffer door het hoofd geschoten.
Verdachte: ik kan niet anders dan zeggen dat ik het heb gedaan.
3)
Onderzoek van de politie [1]
Op 4 mei 2022 heeft de politie in het pand aan de [adres01] [slachtoffer01] aangetroffen. Onder zijn hoofd lag een grote plas bloed. In het achterhoofd zat een gat in de schedel en bij de mond zat een inslag gat. [slachtoffer01] had geen hartslag meer.
4)
Onderzoek van de deskundige [2]
[slachtoffer01] is overleden door één inschot door het hoofd. In relatie met het inschot was er onder andere beschadiging van de grote hersenen en hersenstam, hetgeen zondermeer onmiddellijke handelingsonbekwaamheid, ademstilstand en het uiteindelijke overlijden verklaart.
5)
Eigen waarneming van de rechtbank op de zitting van 3 april 2023
Op de beelden van 6 mei 2022 om 10:46:54 uur van de zorgboerderij te Alblasserdam neemt de rechtbank het volgende waar:
Over de toegangsweg komt de verdachte aanlopen. Hij heeft zijn rechterhand in zijn jaszak en loopt in de richting van een jonge vrouw. De verdachte haalt zijn rechterhand met daarin een voorwerp uit zijn jaszak en houdt vervolgens zijn rechterarm langs zijn lichaam. De jonge vrouw verdwijnt uit beeld. De verdachte loopt in de richting waar de jonge vrouw uit beeld verdween. De verdachte strekt zijn rechterarm voor zich uit en wijst in de richting van de jonge vrouw. Zij valt op de grond. De verdachte laat zijn rechterarm ietsje zakken, draait zich licht en strekt zijn rechterarm dan weer. De verdachte draait zich verder om, loopt weg verder het terrein op en heeft in zijn rechterhand een op een vuurwapen gelijkend voorwerp.
6)
Onderzoek van de politie: verklaring van verdachte [3]
Wat was het eerste wat je zag toen je het terrein op liep?
Verdachte: Dat hier twee mensen stonden.
En wat deed jij toen jij die mensen zag?
Verdachte: Toen heb ik geschoten.
7)
Onderzoek van de politie: verklaring van [slachtoffer04] [4]
Op 6 mei 2022 was ik bij de zorgboerderij. Ik was met [slachtoffer02] . [slachtoffer02] stond rechts van mij. Toen zag ik een pistool tegen haar hoofd. Ik werd wakker op de grond.
8)
Onderzoek van de politie: verklaring van [naam01] [5]
Op vrijdag 6 mei 2022 verhoorden wij [naam01] : Rond 10:00 uur ging ik bij de zorgboerderij buiten in het zonnetje zitten. Ik zag dat [slachtoffer04] met een paard aan kwam lopen. Er was een meisje bij haar. Ik liep vervolgens naar de kantine. Toen ik daar zat hoorde ik knallen. Ik zag [slachtoffer03] omvallen. Ik zag in het halletje bij het hoofd van [slachtoffer03] een beetje bloed liggen.
9)
Onderzoek van de politie [6]
Op 6 mei 2022 sprak ik met [naam02] : Rond 10:30 uur en 11:00 uur was het pauze bij zorgboerderij. Ik liep naar de kantine. Ik had daar mijn boterhammen liggen. Ik zat in een hoekje in de kantine. Op een gegeven moment zag ik een hand met een wapen, gericht in de richting van [slachtoffer05] . Ik hoorde een knal en zag hem vallen.
10)
Onderzoek van de politie [7]
Op 6 mei 2022 op het erf zorgboerderij te Alblasserdam zagen wij op de grond een dame liggen. Ik zag dat de dame overleden was. Later bleek deze dame te zijn: [slachtoffer02] . Tevens zag ik een vrouw op de grond liggen haaks op de overleden dame. Ik zag en hoorde dat deze vrouw gewond was, maar aanspreekbaar. Ik zag dat deze dame veel bloed verloor vanuit haar hoofd. Later bleek deze dame te zijn genaamd: [slachtoffer04] . Hierop ben ik naar een ruimte gegaan waar een keuken in gesitueerd is. Daar liep ik binnen en zag ik op de grond een meisje liggen. Ik zag dat dit meisje in een plas bloed lag met haar hoofd. Ik zag dat dit meisje ook overleden was. Later bleek dit meisje te zijn genaamd: [slachtoffer03] . Ik zag verderop een jongeman op de grond liggen. Ik zag dat hij op zijn borst lag en ik keek op zijn rug. Ik zag diverse bloedsporen op zijn rug. Later bleek deze jongen te zijn genaamd: [slachtoffer05] .
11)
Onderzoek van de deskundige [8]
[slachtoffer02] is overleden door één schotletsel door het hoofd. Er was 1 doorschot van links zijwaarts op het hoofd naar rechts achterwaarts op het hoofd. De gerapporteerde richting van het schotkanaal is gebaseerd op de genoemde letselkenmerken. In relatie met het doorschot was er onder andere beschadiging van de grote hersenen, de kleine hersenen en de hersenstam, hetgeen zondermeer onmiddellijke handelingsonbekwaamheid, ademstilstand en het uiteindelijke overlijden verklaart.
12)
Onderzoek van de deskundige [9]
Op 6 mei 2022 is bij [slachtoffer04] geconstateerd dat er sprake was van een schotverwonding hoog in de nekregio en dat de kogel nog in het lichaam aanwezig was achter het botvormige uitsteeksel achter het linkeroor.
13)
Onderzoek van de deskundige [10]
[slachtoffer03] is overleden door één schotletsel door het hoofd. Er was 1 doorschot van links zijwaarts op het hoofd naar rechts zijwaarts op het hoofd. In relatie met het doorschot was er onder andere beschadiging van de grote hersenen, de kleine hersenen en de hersenstam, hetgeen zondermeer onmiddellijke handelingsonbekwaamheid, ademstilstand en het uiteindelijke overlijden verklaart.
14)
Onderzoek van de deskundige [11]
Op 6 mei 2022 is bij [slachtoffer05] geconstateerd dat er sprake was van verwondingen aan de borstkas achterzijde die door de arts worden beschreven als in- en uitschotverwonding.
15)
Onderzoek van de politie [12]
Op 6 mei 2022 om 10.46.14 uur werd er een e-mail verzonden naar [e-mailadres01] met de titel ‘ [adres01] ’ met de volgende inhoud: Deze dode is random gekozen van bullchat om mijn wapen te controleren of deze echt is en mijn haat te uiten aan [slachtoffer06] . Het huisnummer was [adres01] .
Op 6 mei 2022 om 10:55:00 uur werd er een e-mail verzonden naar [e-mailadres01] met de titel ‘Tro tardi circa 6 kills’.
16)
Onderzoek van de politie, woordelijke uitwerking 112-gesprek [13]
Mijn naam is [verdachte01] en in Vlissingen was een test, in Vlissingen was gewoon een test om te kijken of dat dat een echt, eh, echt wapen was ... en dat was het.
17)
De verklaring van de verdachte op de zitting van 3 april 2023
Verdachte: ik ken [slachtoffer06] . Ik heb haar leren kennen op [naam zorgboederij01] . Ik heb een aantal jaar geleden een korte relatie met haar gehad. De relatie duurde ongeveer twee maanden.
Was [slachtoffer06] bijzonder voor u?
Verdachte: ja. Het contact werd verbroken.
U was niet meer welkom op [naam zorgboederij01] ?
Verdachte: ik heb via mijn ouders gehoord dat ik er niet meer mocht komen.
18)
Onderzoek van de politie: verklaring van verdachte [14]
Er zat al drie jaar een meisje achter me aan die zei van ja, ik vind je leuk, ik vind je leuk, ik vind je leuk. Ik had in eerste instantie zoiets van je bent veel te jong. Dat meisje heette [slachtoffer06] . Haar moeder wilde het niet. Dus die heeft een onderonsje gesloten met [naam03] . Ik was in één keer niet meer welkom. En dat maakt me boos. En het is dat ik toen nog geen vuurwapen had, dan had ik hem al gebruikt. Ik was gruwelijk boos. Ik ben vandaag 6 mei 2022 gaan lopen. Ik dacht dat de grote baas er zou zijn: [naam03] . Ik ken haar van toen. Als ik haar had gezien daar binnen dan was het bij die ene geweest.
19)
Onderzoek van de politie: verklaring van [naam03] [15]
Ik ben eigenaar van de zorgboerderij [naam zorgboederij01] , gevestigd aan de [adres02] .
20)
Onderzoek van de politie [16]
Op de onder de verdachte in beslag genomen Samsung Galaxy S2 is het volgende aangetroffen.
Uitgaand bericht op 6 mei 2022 10:31:52 uur: Ik weet niet of ik je moet haten of lief moet hebben. Je vond het fijn met me wilde me vaker zien. Nu ghost je mij. Ik kan niet meer. Je hebt een kettingreactie veroorzaakt in mijn hoofd. Dat stopt nu, volg het nieuws maar.
De verdachte verlaat op 6 mei 2022 10:50:47 uur de zorgboerderij. 3 minuten en 30 seconden later uitgaand bericht naar [naam04] : 6 kills.
Uitgaand bericht naar [naam05] op 6 mei 2022 10:54:07 uur: 6 kills.
Uitgaand bericht naar [naam06] op 6 mei 2022 10:55:41 uur: I just killed around 6 ppl now srry.
21)
De verklaring van de verdachte op de zitting van 3 april 2023
U heeft berichtjes naar [slachtoffer06] gestuurd van onder meer een foto van het wapen dat u had gekocht met daarbij de handschoen en een handgeschreven briefje. Heeft u die foto gestuurd?
Verdachte: ja.
22)
Onderzoek van de politie: verklaring [slachtoffer06] [17]
De politie ging op 3 mei 2022 naar Papendrecht. Hier zou een dame een foto van een vuurwapen geappt hebben gekregen. [slachtoffer06] verklaarde: Op 3 mei 2022 kreeg ik via Whatsapp berichtjes met een foto. Ik zag op deze foto een zwart koffertje met een vuurwapen en kogels. Ik zag ook een handschoen met een skeletopdruk en een briefje op de foto. Op het briefje stond de datum van vandaag en mijn naam.
23)
De verklaring van de verdachte op de zitting van 3 april 2023
U heeft het over de tweede bedreiging he? Dat u de foto van de door het hoofd geschoten slachtoffer stuurt aan [slachtoffer06] .
Verdachte: ja, dat bedoel ik.
Op die foto is een meneer te zien, hij ligt vastgebonden, is geblinddoekt, onder zijn hoofd ligt bloed en op zijn buik ligt een briefje.
Verdachte: dat klopt.
Op het briefje staat onder meer geschreven: ‘fuck you [slachtoffer06] ’ en 4 mei. Wil u daar iets over vertellen?
Verdachte: ik probeerde met [slachtoffer06] te praten, maar dat lukte niet.
24)
Onderzoek van de politie: verklaring [naam07] [18]
Mijn dochter, [slachtoffer06] , heeft gisteren een foto toegestuurd gekregen van een vuurwapen. Vandaag heeft mijn dochter drie foto’s toegestuurd gekregen. Op deze foto’s staat een man die ligt vastgebonden met tape. Uit de mond van de man komt bloed en ook de grond ligt vol met bloed. Op de borst van de man ligt een briefje en op het briefje staat de naam van mijn dochter ‘ [slachtoffer06] ’, de datum van vandaag en de tekst ‘Fuck you’. Mijn dochter is heel erg overstuur door deze foto’s.
25)
De verklaring van de verdachte op de zitting van 3 april 2023
Wat voor wapen heeft u gekocht?
Verdachte: een pistool.
U heeft over het wapen gechat he?
Verdachte: ik heb het gekocht via chat.
Waar heeft u het wapen gehaald?
Verdachte: langs de snelweg.
De politie heeft aan de hand van uw politieverklaringen en onderzoek daaromheen uitgezocht dat u het wapen op 25 april 2022 heeft gekocht in de buurt van een McDonalds. Kan dat kloppen?
Verdachte: kan wel kloppen.
26)
Onderzoek van de politie: verklaring van de verdachte [19]
Nog even over het vuurwapen. Welke stad was het waar je het wapen kreeg?
Verdachte: A12 Links van Utrecht.
Verdachte: Ik heb in de Telegram groep van wapenhandel contact gehad met 2 contacten. Van de ene heb ik het wapen gekocht en van de andere de kogels.
27)
Onderzoek van de politie [20]
Op 6 mei 2022 kwam een melding binnen van een schietpartij op een zorgboerderij aan de [adres02] . Kort daarna werd de verdachte [verdachte01] , [geboortedatum01] te [geboorteplaats01] , in de nabije omgeving van de zorgboerderij aangehouden. Bij de aanhouding werd een vuurwapen aangetroffen.
28)
Onderzoek van de politie: vuurwapen [21]
Op de locatie waar verdachte [verdachte01] werd aangehouden werd een vuurwapen aangetroffen. Het vuurwapen betreft een pistool, in het kaliber 9 mm, van het merk Glock, model 19 Gen 5. In het magazijn waren 10 kogelpatronen aanwezig van het kaliber 9 mm.
Het pistool is een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3, gelet op artikel 2, lid 1 categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie. Het vuurwapen valt niet onder categorie II, sub 2, 3 of 6 van de WWM. De kogelpatronen zijn munitie in de zin van artikel 1 onder 4 gelet op artikel 2 lid 2 categorie III van de WWM. Deze munitie is geschikt om te worden afgevuurd met het aangetroffen pistool Glock.

4..Verboden gedragingen en strafbaarheid

4.1
Kwalificatie
De bewezenverklaarde feiten zijn volgens de wet strafbaar als:
feit 1 tot en met 3:
moord
feit 4 en 5:
poging tot moord
feit 6:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd
feit 7:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III en handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
4.2
Strafbaarheid
De feiten en de verdachte zijn strafbaar.

5..Onderbouwing van de straf

5.1
Vooraf
In deze strafmotivering zullen de feiten en (persoonlijke) omstandigheden worden besproken die bij de strafoplegging een rol spelen.
5.2
Eis officier van justitie
Een gevangenisstraf van 30 jaar met daarbij de oplegging van de maatregel van TBS met bevel tot verpleging van overheidswege (TBS) en de oplegging van de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregelen als bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht. De door de deskundigen gerapporteerde verminderde toerekening is verdisconteerd in het niet eisen van een levenslange gevangenisstraf. Als de verdachte op enig moment zou mogen terugkeren in de maatschappij mag dit niet zonder dat hij voor zijn problematiek is behandeld.
5.3
Standpunt verdediging
Bepleit wordt om naast TBS géén of een zo kort mogelijke gevangenisstraf op te leggen. Het verdient bovendien aanbeveling om een eventuele TBS direct in te laten gaan, zodat de verdachte pas na een geslaagde behandeling zijn vrijheidsstraf zal moeten ondergaan. Ofwel die TBS gelijktijdig met een vrijheidsstraf te laten plaatsvinden of die TBS na een bepaalde maximale tijdsperiode, al dan niet samen met de vrijheidsstraf, te laten ondergaan.
5.4
Ernst van het feit
5.4.1
Feiten en omstandigheden
Eind april 2022 koopt de verdachte op de zwarte markt een Glock, een zwaar vuurwapen, en daarbij passende patronen. Al op 3 mei 2022 blijkt dat de verdachte met dat wapen een doel heeft. Als ware het een stilleven positioneert de verdachte op een foto het vuurwapen met de patronen, een skelethandschoen en een briefje met de datum en de naam van [slachtoffer06] erop. De foto appt hij aan haar om haar doodsbang te maken.
Op 4 mei 2022 blijkt dat de verdachte het vuurwapen ook kocht om het echt te gaan gebruiken. Eerst gaat hij - naar eigen zeggen - het wapen testen. Voor die test maakt hij via een datingsite een afspraak met [slachtoffer01] . Hij spreekt af dat [slachtoffer01] achter zijn eigen schoenmakerij geblinddoekt op hem wacht en vraagt hem daarbij om tape binnen handbereik te hebben. Als de verdachte aankomt bindt hij [slachtoffer01] vast en laat hem in de veronderstelling dat dit een onderdeel is van de date. Nadat [slachtoffer01] en de verdachte seks hebben gehad, schiet de verdachte hem door het hoofd en [slachtoffer01] overlijdt onmiddellijk. De verdachte vertrekt en laat [slachtoffer01] dood, naakt, vastgebonden en geblinddoekt achter in zijn schoenmakerij. De verdachte maakt nog een foto van deze lugubere setting en legt daarbij een briefje met datum en de tekst ‘ [slachtoffer06] 4-5 Fuck You’ op de buik van [slachtoffer01] . Op straat steekt de verdachte een sigaretje en hij weet dan: ‘mijn wapen werkt!’
De foto van de vermoorde [slachtoffer01] stuurt de verdachte aan [slachtoffer06] om haar nogmaals te bedreigen met de dood. De verdachte vlucht weg uit Vlissingen, is kort in zijn eigen huis in [plaats01] en verplaatst zich dan naar Papendrecht. Hij checkt in bij een hotel om daar gedurende twee dagen te verblijven in de enige nog beschikbare kamer; een suite. Ogenschijnlijk rustig maakt de verdachte gebruik van de horecavoorzieningen van het hotel, rookt hij sigaretjes op het terras, laat zijn kapotte voeten verzorgen door de receptionisten en koopt nog even wat bij het lokale pompstation. Op 6 mei 2022 checkt de verdachte uit en gaat hij richting [naam zorgboederij01] in Alblasserdam. Als hij op het Boerenpad dicht in de buurt van de zorgboerderij is, loopt hij rustig op zijn doel af. Dit is gefilmd op een bewakingsvideo die op de zitting is getoond. Op de achtergrond zijn luid fluitende vogels te horen die de stralende lentedag lijken te vieren.
Een stralende dag is het ook op de zorgboerderij. Een vredige strakblauwe hemel, groene weiden en molens aan de horizon. [slachtoffer02] , [slachtoffer03] , [slachtoffer04] en [slachtoffer05] zijn al vroeg aanwezig op hún zorgboerderij. Zij zijn daar gráág omdat zij daar zichzelf kunnen zijn en met elkaar en met anderen plezier kunnen hebben. Misschien zijn ze daar ook wel zo graag omdat zij alleen daar niet hoeven na te denken over de dingen die een gemakkelijk bestaan soms in de weg zitten. Aan die betrekkelijke zorgeloosheid komt die dag een abrupt einde.
De verdachte loopt het terrein van de zorgboerderij op. Hij kent de weg goed van jaren daarvoor toen hij daar, zoals hij zelf zegt, een gelukkige tijd had. Alles bij elkaar is de verdachte twee minuten op het terrein van de zorgboerderij. Twee minuten die het leven van velen voorgoed op zijn kop zet en eigenlijk met geen pen is te beschrijven.
De verdachte loopt direct naar [slachtoffer02] die met [slachtoffer04] bij de paddock staat. Van zeer dichtbij schiet de verdachte haar een kogel door het hoofd. [slachtoffer02] , 36 jaar, valt op de grond en overlijdt direct. Nog geen seconde later schiet de verdachte bijna achteloos ook op [slachtoffer04] , 20 jaar, die hij in de nek treft. Het is een wonder dat zij nog leeft. Na deze aanslagen loopt de verdachte in de richting van de kantine. In de kantine zit een aantal kinderen te lunchen. Als twee van hen, [slachtoffer03] en [slachtoffer05] denken dat er buiten door de boer op ganzen wordt geschoten, lopen ze naar de deur van de kantine. [slachtoffer03] staat plotseling oog in oog met de verdachte. Hij aarzelt niet en schiet de 16-jarige [slachtoffer03] door het hoofd en zij overlijdt direct. [slachtoffer05] , 12 jaar, die iets is achtergebleven wordt door de verdachte ook onder vuur genomen en geraakt in zijn borst. Hij overleeft dit miraculeus. De verdachte verlaat de boerderij, belt 112 en wordt vervolgens aangehouden.
5.4.2
Leed
Met deze gruwelijke en zinloze daden brengt de verdachte kolossaal leed toe aan velen. [slachtoffer01] , [slachtoffer02] en [slachtoffer03] zijn er niet meer. Hun levens zijn voorbij. De nabestaanden die zij achterlaten hebben zeer veel verdriet. Uit hun verklaringen op de zitting volgt dat dat verdriet niet is te overzien. De moeder van [slachtoffer03] beschrijft dit treffend met de woorden:
‘je weet nooit hoeveel tijd je krijgt met de dierbaren die je liefhebt. Ik had nooit gedacht dat onze tijd met [slachtoffer03] zo kort zou zijn’.Haar vader doet dat met de woorden:
‘de 6e mei heeft ons leven veranderd, er is een leven vóór 6 mei en een leven na 6 mei.....’.De partner van [slachtoffer02] zegt:
‘ik hoef het ook helemaal niet te begrijpen, want er is niets te begrijpen. Er is geen logica en geen verklaring waarom [slachtoffer02] stierf! Hij heeft gedaan wat hij heeft gedaan’.En haar zus deelt met de rechtbank: ‘
nooit had ik verwacht dat wij hier ooit zouden komen te staan. Maar hier staan we dan. Omdat jij op 6 mei 2022 bent vermoord’.Ook [slachtoffer04] en [slachtoffer05] hebben op de zitting op treffende wijze duidelijk gemaakt wat de 6e mei voor hen betekent en in de toekomst zal gaan betekenen. Hun dierbaren delen dit verdriet. De familie van [slachtoffer01] heeft op de zitting ook op heldere en indringende manier duidelijk gemaakt hoe zij zullen omgaan met het gemis. Ook [slachtoffer06] beschrijft hoe de bedreigingen haar diep hebben getroffen. Verder is er veel verdriet bij vele andere betrokkenen van de zorgboerderij. De aanwezigen en aan de zorgboerderij gelieerden die direct of indirect kennis hebben genomen van de gebeurtenissen beschrijven stuk voor stuk welke impact dat heeft gehad, en nog steeds heeft, op hun dagelijks bestaan. Verdriet, onbegrip en woede vatten de verklaringen van deze groep slachtoffers goed samen.
Met het plegen van de hiervoor beschreven feiten en de omstandigheden daaromheen heeft de verdachte een reeks van misdrijven begaan die zijn weerga bijna niet kent. De vijf moordaanslagen die door de verdachte zijn gepleegd lijken op (pogingen tot) liquidaties of afrekeningen. Het geweld en de koelbloedigheid die zich manifesteert zijn angstaanjagend. Daarbij komt de jonge tot zeer jonge leeftijd van de meeste slachtoffers, de beperkingen bij een aantal van hen en het decor van de veel van deze daden: een zorgboerderij. Het is ook vooral die achtergrond waardoor de bewoners van Alblasserdam en in nog bredere zin de maatschappij en de rechtsorde door de gebeurtenissen zwaar worden geraakt.
5.5
Uitgangspunt voor de straf
Wanneer de rechtbank de ernst van de bewezenverklaarde feiten op een rijtje zet, deze weegt en daarbij de straffen betrekt die normaliter voor dit soort (levens)delicten worden opgelegd komt de rechtbank tot de volgende - in zekere zin wat kille en abstracte - analyse. Voor een moord wordt over het algemeen een gevangenisstraf van tussen de 14 en de 18 jaar opgelegd. [22] Strafverzwarende en strafverlichtende omstandigheden zijn binnen deze bandbreedte van belang en kunnen tot afwijking van deze bandbreedte leiden. Wanneer er sprake is van poging tot moord wordt vaak een derde afgetrokken van de straf omdat de dood dan niet het gevolg is geweest van het handelen. Als aan de feiten stuk voor stuk een straf zou worden gekoppeld en deze straffen simpelweg worden opgeteld zou de rechtbank uitkomen op een tijdelijke gevangenisstraf van minstens 60 jaar ((3x14) + (2x9) + (straf voor bedreigingen en het vuurwapen)). Daarbij wordt opgemerkt dat bij deze optelling voor het overzicht onderin en niet buiten de bandbreedte is getreden, er tussen de feiten enige samenloop bestaat, maar tegelijkertijd Vlissingen en Alblasserdam ook wel weer als twee momenten zijn te duiden.
Een tijdelijke gevangenisstraf van die orde van grootte kent de wet niet. Voor de door de verdachte begane delicten is dertig jaar de maximale tijdelijke gevangenisstraf. De wetgever heeft de strafrechter daarnaast in gevallen als deze de mogelijkheid gegeven om een levenslange gevangenisstraf op te leggen.
Als alleen naar de ernst van de feiten en de omstandigheden daaromheen zou worden gekeken zoals die hiervoor uitgebreid zijn besproken zou de levenslange gevangenisstraf de enig passende straf zijn. Moet die levenslange gevangenisstraf aan de verdachte worden opgelegd, of spelen de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en/of de toerekening van de feiten aan de verdachte een zodanige rol dat een levenslange gevangenisstraf kan uitblijven? Een alternatief zou kunnen zijn dat een (lange) tijdelijke gevangenisstraf wordt gecombineerd met een TBS. [23] Dat is de discussie geweest op de zitting en het is ook de vraag waarmee de rechtbank in raadkamer lang heeft geworsteld. Het antwoord op die vraag zal in de hiernavolgende paragrafen worden gegeven en gemotiveerd. Bij de beantwoording heeft de rechtbank hulp van de deskundigen van het Pieter Baan Centrum (PBC). De verdachte is in deze kliniek gedurende 13 weken geobserveerd. Dit heeft geleid tot een 107 pagina’s tellend gedragskundig rapport van onder meer de psychiater [naam08] en de psycholoog [naam09] . De relevante bevindingen uit de inhoud van het diagnostisch onderzoek van de deskundigen en de conclusies daarvan worden hieronder op een rij gezet.
5.6
Inhoud PBC-rapport
Al vroeg was bij de verdachte sprake van een duidelijk verstoorde persoonlijkheidsontwikkeling waarbij de persoonlijkheidsstructuur als zeer broos kan worden aangemerkt. De persoonlijkheid van de verdachte kenmerkt zich door een existentiële angst voor afwijzing en miskenning. Er is sprake van een zeer zwakke identiteitsontwikkeling. Het gebrek aan identiteit maakt dat de verdachte ook niet goed in staat is zich te verhouden tot anderen, behalve wanneer hij zich in een duidelijke rol kan voegen zoals die van werknemer of patiënt. Op het moment dat hij zich niet in een van deze rollen bevindt, beschrijft de verdachte ook een sterke mate van controleverlies. Hij is derhalve zowel sterk afhankelijk van de interactie met en bevestiging van de ander, als ook van overige externe structuur, en tegelijkertijd ook zeer kwetsbaar voor ontregelingen vanuit deze interacties.
De agressieregulatie van de verdachte wordt bezien als sterk verstoord. Al vanaf jonge leeftijd beschrijft hij agressieve intrusies waarbij hij ziet hoe hij anderen die hem onrecht aandoen, verwondt of doodt. De verdachte kan eigenlijk niet ‘normaal boos’ worden en zodoende spanningen reguleren. Gevoelens van agressie en boosheid worden afgeweerd. Juist doordat agressie en boosheid zo sterk worden ontkend, blijven deze aanwezig en lopen steeds verder op. De agressieregulatie ziet er vervolgens aan de oppervlakte gebalanceerd en dociel uit, terwijl er onderliggend sprake is van een enorme stuwing van agressie.
Concluderend is er bij de verdachte sprake van ernstige persoonlijkheidsproblematiek in de vorm van een borderlinepersoonlijkheidsstoornis waarbij aanwezige narcistische en antisociale elementen kunnen worden bezien als afweer, voortkomend vanuit de borderlinepersoonlijkheidsstoornis omdat zij het doel dienen de zeer zwakke kern van de verdachte te beschermen. Deze persoonlijkheidsstoornis was ook aanwezig ten tijde van de ten laste gelegde feiten.
De deskundigen menen dat er sprake is van een substantiële doorwerking van de vastgestelde pathologie in de ten laste gelegde feiten. De problematiek van de verdachte is ernstig en kleurt zijn denken en handelen op diverse niveaus.
De oorsprong van het proces naar de ten laste gelegde feiten kan worden gevonden in de
relatiebreuk tussen de verdachte en [slachtoffer06] . Op dat moment werd de verdachte zowel afgewezen in de intieme relatie, maar ook verliest hij dan de structuur en veiligheid van de
zorgboerderij, waarbij hij zich verder gekwetst en miskend voelt. Dit leidt tot ernstige destabilisatie en het optreden van de eerste agressieve fantasieën ten aanzien van hen die enige rol hadden binnen dit proces. Het door de verdachte ervaren totale verlies lijkt als het ware een existentiële woede in hem te hebben gewekt.
De verdachte is niet in staat emoties en spanningen adequaat te reguleren. Dit resulteert in een steeds verder oplopende onderliggende spanning en stuwing van gevoelens van boosheid. De totstandkoming van de feiten lijkt enerzijds een aanloop te kennen van jaren maar lijkt in de laatste weken voor het ten laste gelegde een verdere vlucht te hebben genomen door toegenomen stuwing door diverse momenten van afwijzing: problemen op zijn werk, de afwijzing door een vrouw en het gevoel niet gehoord te worden door zorg- en hulpverleners.
De daaruit voortkomende agressie, die door de verdachte werd gehanteerd door agressieve
fantasieën en vervolgens het handelen in de richting van deze fantasie (bijvoorbeeld door
het proces van het aanschaffen van een wapen), neemt steeds verder toe en leidt uiteindelijk tot het uitleven van zijn fantasieën.
Hoewel er wordt vastgesteld dat er bij de verdachte sprake is van dissociatieve momenten, worden deze niet terug gezien in het handelen van de verdachte ten tijde van het ten laste gelegde. De verdachte is dan goed georiënteerd, doelgericht en kan zich ook direct na het ten laste gelegde herinneren wat er is gebeurd. Ook maakt hij dan eerder een gecontroleerde en geen verwarde indruk.
De deskundigen merken op dat er binnen het tot stand komen van de feiten sprake is
geweest van diverse afwegingsmomenten in een reeds lange aanloop tot de feiten, dat deze
voorafgegaan zijn door een zekere mate van planning en de verdachte ook tot op zekere hoogte gecontroleerd zijn plan ten uitvoer heeft gebracht. Hoewel de verdachte sterk werd gedreven door zijn pathologie en de gemoedstoestand die daaruit voort is gekomen, was hij tenminste in staat tot overweging(en) en het maken van keuzes. De verdachte heeft binnen het tijdspad de mogelijkheid gehad om af te wijken van zijn plan of geen uitvoer te geven aan de fantasieën. Concluderend adviseren de deskundigen de verdachte de ten laste gelegde feiten in verminderde mate toe te rekenen.
Het risico dat de verdachte in de toekomst opnieuw agressief gedrag zal vertonen wordt als hoog ingeschat. Gelet op de complexe psychopathologie adviseren de deskundigen om aan de verdachte TBS op te leggen.
Kort en in de kern samengevat zijn de relevante conclusies van de deskundigen in het PBC rapport als volgt:
  • bij de verdachte is sprake van ernstige persoonlijkheidsproblematiek in de vorm van een borderlinepersoonlijkheidsstoornis;
  • deze persoonlijkheidsstoornis was ook aanwezig ten tijde van de ten laste gelegde feiten en er was sprake van een substantiële doorwerking van de vastgestelde pathologie in de ten laste gelegde feiten;
  • de feiten moeten aan de verdachte in verminderde mate worden toegerekend;
  • het recidiverisico op gelijkwaardige (gewelds)feiten is hoog;
  • TBS is het enige kader waarbinnen een behandeling van de verdachte haalbaar is.
5.7
Combinatievonnis van lange gevangenisstraf en TBS is mogelijk een alternatief
Voor alle zeven feiten die door de verdachte zijn begaan mag volgens de wet TBS worden opgelegd. [24] Als de rechtbank de conclusies van de deskundigen van het PBC overneemt, is ook aan alle andere wettelijke voorwaarden voor oplegging van TBS aan de verdachte voldaan.
Als alleen wordt gekeken naar de stoornis van de verdachte, de doorwerking daarvan in de feiten, het recidiverisico en de behandelmogelijkheden van de verdachte ligt de oplegging van TBS heel erg voor de hand. In een zogenoemd combinatievonnis zou - als gezegd - een (lange) tijdelijke gevangenisstraf kunnen worden opgelegd in combinatie met de oplegging van TBS. In algemene zin kan in zo’n combinatievonnis met alle strafdoelen rekening worden gehouden; vergelding, (generale- en speciale) preventie en (voorbereiding op) resocialisatie. Daarnaast kan aan de doelen van TBS: bescherming van de maatschappij en behandeling van een veroordeelde, invulling worden gegeven.
5.8
Voorvragen bij combinatievonnis
Los van alle voorwaarden is een belangrijke voorvraag of in dit bijzondere geval zo’n combinatievonnis wel passend is. Deze voorvraag valt in twee onderdelen (deelvragen) uiteen.
Zijn in een combinatievonnis van 30 jaar gevangenisstraf en TBS, zoals dat door de officier van justitie is voorgesteld, de doelen die met een TBS worden nagestreefd haalbaar?
Is er gelet op de mate van toerekening van de feiten aan de verdachte ruimte voor een tijdelijke gevangenisstraf van 30 jaar of (substantieel) lager in combinatie met TBS? Dit laatste is bepleit door de verdediging.
Bij de beantwoording van deze twee deelvragen zal blijken dat deze voor een deel samenhangen en daardoor beide relevant zijn voor de beslissing van de rechtbank of een combinatievonnis een passend alternatief is voor de levenslange gevangenisstraf.
5.8.1
Deelvraag 1: zijn de TBS doelen nog haalbaar bij een gevangenisstraf van 30 jaar?
Het primaire doel van TBS is om de samenleving te beschermen tegen ernstig recidivegevaar van TBS-gestelden. Het secundaire doel, verpleging en behandeling, zijn de handvatten waarmee de beveiliging - op termijn - wordt nagestreefd. De behandeling richt zich erop dat een TBS-gestelde weer zo goed mogelijk in de samenleving kan terugkeren, om zo de kans op herhaling te verminderen. Zijn deze belangrijke handvatten van verpleging en behandeling reëel te verwezenlijken in het door de officier van justitie voorgestelde combinatievonnis?
Of dat nog reëel is, hangt samen met het tijdstip waarop een begin kan worden gemaakt met de verpleging en de behandeling in het kader van de TBS gericht op concrete terugkeer in de samenleving. Op grond van het Besluit forensische zorg [25] vindt de plaatsing in een TBS-instelling pas plaats als het ten uitvoer te leggen gedeelte van de gevangenisstraf is ondergaan. Dat ten uitvoer te leggen gedeelte is sinds 1 juli 2021 op grond van de wet [26] maximaal 2 jaar korter dan de opgelegde gevangenisstraf. In dit geval kan de plaatsing in een TBS instelling dus in beginsel pas plaatsvinden na 28 jaar. Weliswaar kan een plaatsing eerder worden aanvangen als hiertoe door de minister van Justitie en Veiligheid op grond van een advies van de rechtbank [27] of zelfstandig [28] wordt beslist. Op grond van de Verlofregeling TBS [29] wordt echter door dezelfde minister geen machtiging tot verlof verleend eerder dan de datum van voorwaardelijke invrijheidstelling, in dit geval dus ook weer na 28 jaar. Hierdoor kan niet eerder dan na 28 jaar een aanvang worden gemaakt met de concrete resocialisatie in een verlofsetting.
Concluderend is het voor de rechtbank niet te overzien of na detentie van 28 jaar nog reëel invulling kan worden gegeven aan de op dit moment door de deskundigen voorgestelde TBS. Meer in het bijzonder aan de daarbij door de wetgever gestelde doelen gericht op veilige terugkeer in de samenleving inclusief de genoemde concrete resocialisatie in een verlofsetting. Dit staat - op zichzelf al - in de weg aan de oplegging van het door de officier van justitie voorgestelde combinatievonnis.
Terzijde:
Een combinatievonnis met een gevangenisstraf van minder dan 30 jaar kan ruwweg dezelfde problematiek in zich hebben. De tijdsduur tussen oplegging en behandeling wordt weliswaar evenredig korter met de opgelegde gevangenisstraf. De tijd daartussen blijft echter bij lange tot zeer lange gevangenisstraffen niet goed te overzien lang. Onder de huidige regelgeving geldt dit dus voor alle combinatievonnissen met een substantiële tijdelijke gevangenisstraf. Bij het opleggen van combinatievonnissen zou het de strafrechter ruimte kunnen bieden als in de tenuitvoerlegging van combinatievonnissen mogelijkheden zouden bestaan om de TBS gericht op veilige terugkeer in de samenleving inclusief de genoemde concrete resocialisatie in een verlofsetting eerder te laten aanvangen. [30] Bij die mogelijkheden kan dan steeds met de op dat moment in het oog springende omstandigheden rekening worden gehouden: kans op herhaling van crimineel gedrag, delictgevaarlijkheid, gedrag en ontwikkeling van de veroordeelde tijdens zijn detentie en de impact op slachtoffers en nabestaanden. Een en ander biedt de rechter meer ruimte voor maatwerk. Blijven die mogelijkheden uit dan kan een gevolg zijn dat dit type combinatievonnissen door de strafrechter minder makkelijk uit zijn gereedschapskist wordt gepakt.
5.8.2
Deelvraag 2: is er ruimte voor een gevangenisstraf van 30 jaar of (substantieel) lager?
Is er - los van het antwoord op deelvraag 1 - gelet op de mate van toerekening van de feiten aan de verdachte ruimte voor een gevangenisstraf van 30 jaar of (substantieel) lager dan 30 jaar in combinatie met TBS?
De conclusie van de deskundigen is kort en zakelijk dat er bij de verdachte sprake is van een stoornis, dat deze aanwezig was en doorwerkte op het moment van de feiten en dat die feiten daarom in verminderde mate aan de verdachte moeten worden toegerekend.
De eerste twee conclusies neemt de rechtbank over. De derde - de toerekening - vergt een meer eigen beoordeling van de rechtbank. Bij die beoordeling heeft de rechtbank zich in de eerste plaats afgevraagd of de verdachte door de stoornis niet kon begrijpen dat de feiten wederrechtelijk waren of dat hij niet in staat was in overeenstemming met zijn begrip van de wederrechtelijkheid van die feiten te handelen. Van die situatie van - volledige - ontoerekenbaarheid is geen sprake. De deskundigen geven daarvoor geen handvatten, door de verdediging en door de officier van justitie is dit niet naar voren gebracht en ook overigens heeft het onderzoek op de zitting hiertoe geen aanleiding gegeven.
De rechtbank ziet in de bevindingen van de deskundigen aanknopingspunten (zie: 5.6) dat de stoornis van de verdachte in de weg stond aan volledig inzicht in de wederrechtelijkheid van zijn handelen. De rechtbank komt daarom tot het oordeel dat de feiten aan de verdachte in verminderde mate moeten worden toegerekend. Om te beoordelen in welke mate de verminderde toerekenbaarheid van invloed is geweest op het handelen van de verdachte is een weetelement en een wilselement van belang. Het weetelement is in hoeverre de stoornis de wetenschap bij de verdachte van de wederrechtelijkheid van zijn handelen heeft beïnvloed. Het wilselement is in hoeverre de stoornis de wilsbepaling van de verdachte bij zijn wederrechtelijke handelen heeft beperkt.
De rechtbank duidt de invulling van die elementen als volgt. De verdachte wist heel goed dat zijn handelen wederrechtelijk was. Dat volgt uit de feitelijke beschrijving van dat handelen van de verdachte zoals dat op verschillende plekken in dit vonnis is opgenomen. Ook is dit af te leiden uit de bevindingen van de deskundigen waar zij verschillende cognitieve kenmerken in het handelen van de verdachte beschrijven. Twee voorbeelden van dat weten bij de verdachte springen in het oog. Dat zijn de concrete WhatsApp- en
e-mailberichten van de verdachte rondom de schietincidenten en het onmiddellijk bellen van 112 na het schietincident in Alblasserdam, alsook de duidelijke en niet voor misverstand vatbare inhoud van dat 112-gesprek. De verdachte vertelt in dat gesprek bijna in geuren en kleuren over de gebeurtenissen in Vlissingen en Alblasserdam. Beide voorbeelden worden door de rechtbank in dit vonnis hiervoor al beschreven. Het tweede voorbeeld wordt bovendien ook door de deskundigen aangehaald.
De bevindingen van de deskundigen over de keuzemogelijkheden van de verdachte relativeren ook de beperking van de wilsbepaling over de wederrechtelijkheid van het handelen van de verdachte. Elementen daarin zijn: de doelgerichtheid, de oriëntatie, de herinnering, de controle, de afwegingsmomenten in een lange aanloop tot de feiten, de planning en de gecontroleerde uitvoering. De verdachte heeft steeds de mogelijkheid gehad om af te wijken van zijn plan of daaraan geen uitvoering te geven. Ook deze bevindingen worden ondersteund door de feiten en omstandigheden zoals door de rechtbank hiervoor beschreven.
Kort en goed wist de verdachte dat zijn handelen in strijd was met het objectieve recht en was zijn wilsbepaling daaromtrent slechts relatief beperkt. Dit brengt de rechtbank tot het oordeel dat de feiten in
lichtverminderde mate aan de verdachte moeten worden toegerekend. Dit leidt daarom niet tot een substantiële verlaging van het verwijt dat de verdachte kan worden gemaakt.
Waar leidt dat toe? Hiervoor is de ernst van de feiten uitgebreid besproken. Die ernst is buitenproportioneel groot. De gevolgen van de feiten zijn kolossaal en niet of uiterst langzaam op te lossen. Het verdriet van velen is niet te overzien en de maatschappelijke impact is enorm. In een rekensom schatte de rechtbank - puur illustratief - de duur van een tijdelijke gevangenisstraf op minstens 60 jaar en noemde de levenslange gevangenisstraf passend als alleen naar de ernst van de feiten en de omstandigheden daaromheen zou worden gekeken. De licht verminderde toerekenbaarheid maakt dat een tijdelijke gevangenisstraf van 30 jaar of (substantieel) lager onvoldoende recht doet aan de aard en ernst van de door de verdachte gepleegde misdrijven.
5.8.3
Conclusie
Met een combinatievonnis van 30 jaar gevangenisstraf en TBS kunnen de door de wetgever gestelde doelen gericht op veilige terugkeer in de samenleving niet worden gehaald. Ook doet een tijdelijke gevangenisstraf van 30 jaar of (substantieel) lager onvoldoende recht aan de aard en ernst van de door de verdachte gepleegde misdrijven. Dit leidt tot de conclusie dat een combinatievonnis simpelweg geen alternatief is. Hieruit volgt dat de enig passende straf in deze zaak de levenslange gevangenisstraf is. Deze straf wordt daarom aan de verdachte opgelegd.
5.9
Levenslang is een leven lang
Op de zitting is door de officier van justitie aangestipt dat de levenslange gevangenisstraf levenslang is, maar dat na 25 jaar wordt herbeoordeeld of een verdachte mag gaan werken aan een mogelijke terugkeer in de maatschappij. De rechtbank overweegt daaromtrent het volgende.
5.9.1
Tenuitvoerlegging levenslange gevangenisstraf
De levenslange gevangenisstraf wordt in beginsel tenuitvoergelegd in een gevangenis. Als sprake is van een stoornis kan de levenslanggestrafte op grond van de wet voor de tenuitvoerlegging worden geplaatst in een TBS-instelling. [31] De levenslange gevangenisstraf straf duurt in beginsel het hele leven van de levenslanggestrafte. Sinds 1 maart 2017 is er onder druk van internationale en nationale rechtspraak een mogelijkheid tot herbeoordeling van levenslange gevangenisstraf ingevoerd. Deze regeling is neergelegd in het Besluit Adviescollege levenslanggestraften.
In alle gevallen waarin een levenslange gevangenisstraf onherroepelijk is opgelegd, wordt 25 jaar na aanvang van de detentie een (eerste) advies uitgebracht door het Adviescollege levenslanggestraften (ACL). Dit advies richt zich op de vraag voor welke re-integratieactiviteiten een levenslanggestrafte in aanmerking komt. Op grond van dit advies wordt door de minister voor Rechtsbescherming een besluit genomen over het (al dan niet) aanbieden van re-integratieactiviteiten. Daarnaast wordt in een gratieprocedure beslist over het al dan niet verlenen van gratie en daarmee over het al dan niet (onverkort) voortzetten van de tenuitvoerlegging van de levenslange gevangenisstraf. De beslissing in zo’n ambtshalve gratieprocedure valt vanaf 1 juli 2023 [32] uiterlijk na 28 jaar na aanvang van de detentie. Het ACL hanteert bij zijn advisering vier criteria [33] :
het recidiverisico;
de delictgevaarlijkheid;
het gedrag en de ontwikkeling van de levenslanggestrafte gedurende zijn detentie;
e impact op de slachtoffers en nabestaanden en in de sleutel daarvan de vergelding.
Het ACL betrekt bij de voorbereiding van het advies verder alle relevante onderzoeken en dossiers. Ook kan in het kader van het advies een levenslanggestrafte worden geplaatst in het PBC voor een onderzoek gericht op risicoanalyse, delict gevaarlijkheid en persoonlijkheidsontwikkeling. [34] Ten slotte worden in het kader van het advies hoorzittingen gehouden voor de slachtoffers en nabestaanden, deskundigen en de levenslanggestrafte zelf. [35] Uiteindelijk wordt voor het eerst na 28 jaar detentie beslist of aan de levenslanggestrafte gratie wordt verleend of dat de levenslanggestrafte zijn straf moet blijven uitzitten tot op een later moment opnieuw - op verzoek - een herbeoordeling en mogelijk gratie aan de orde is.
5.9.2
Actuele ontwikkelingen rond de levenslange gevangenisstraf
Op 8 juni 2022 heeft de minister voor Rechtsbescherming de Tweede Kamer bij brief geïnformeerd over zijn plannen voor een verkenning van een alternatieve wijze van herbeoordeling van de levenslange gevangenisstraf in de vorm van een regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling (v.i.) waarbij de rechter de beslissende autoriteit wordt. [36] In die brief kondigde de minister voor Rechtsbescherming ook aan dat hij het ACL en de Raad voor de Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming (RSJ) zou verzoeken advies uit te brengen over de uiteindelijke vormgeving van de levenslange gevangenisstraf. Die adviezen zijn vorige week vrijdag 7 juli 2023 door de minister voor Rechtsbescherming aan de Tweede Kamer aangeboden. [37] De RSJ en het ACL adviseren de minister voor Rechtsbescherming over de vormgeving van de levenslange gevangenisstraf tot het moment van herbeoordeling en besteden daarbij aandacht aan vier respectievelijk vijf vragen: [38]
Wanneer (op welk moment in de detentie) zou volgens het ACL/de RSJ moeten worden aangevangen met re-integratieactiviteiten, ter voorbereiding op de herbeoordeling van de levenslange gevangenisstraf?
Hoe zou volgens het ACL/de RSJ de detentieperiode voorafgaand aan de re-integratiefase moeten worden ingevuld?
Wie (welk(e) orgaan, instantie of organisatie) zou volgens het ACL/de RSJ moeten beslissen over toelating tot de re-integratiefase en bijbehorende re-integratieactiviteiten?
Hoe reflecteert het ACL/de RSJ op de vier toetsingscriteria die het ACL hanteert in zijn advisering en het daarvoor beschikbare ‘toetsingsinstrumentarium’?
Welke rol ziet het ACL voor zichzelf weggelegd in de periode tot aan de herbeoordeling van de levenslange gevangenisstraf?
De minister voor Rechtsbescherming streeft ernaar in het eerste kwartaal van 2024 een wetsvoorstel in formele consultatie te brengen. [39]
5.9.3
Samenvattend
De levenslange gevangenisstraf duurt in beginsel het hele leven van de levenslanggestrafte. Sinds 2017 is er een mogelijkheid tot herbeoordeling van levenslange gevangenisstraf ingevoerd. Daarbij wordt sinds 1 juli 2023 na 28 jaar in een gratieprocedure beslist of aan de levenslanggestrafte gratie wordt verleend of dat de levenslanggestrafte zijn straf moet blijven uitzitten. De minister voor Rechtsbescherming is van plan die procedure van herbeoordeling - en de daaraan voorafgaande re-integratievoorbereidingen - aan te passen en de rechter daarbij een rol te geven. Wetgeving daarvoor is in voorbereiding.
5.1
Wettelijke voorschriften
Bij de strafoplegging is gelet op de artikelen 45, 57, 285 en 289 Wetboek van Strafrecht en op de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

6..Beslissingen over het beslag

6.1
Beoordeling en conclusie
Onder de verdachte zijn in beslag genomen: een vuurwapen, munitie, nog een wapen, een taser en een mes. Deze voorwerpen worden onttrokken aan het verkeer. Het ongecontroleerde bezit daarvan is in strijd met de wet.
Er zijn nog meer voorwerpen onder de verdachte in beslag genomen: een handdoek, een handschoen, een rugzak, een stuk papier, twee telefoons en een harddisk. Deze voorwerpen worden verbeurd verklaard. De verdachte heeft deze voorwerpen gebruikt bij het begaan van de bewezen misdrijven.
6.2
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Gelet is op de artikelen 33, 33a, 36b en 36c van het Wetboek van Strafrecht.

7..Beslissingen op de vorderingen van de benadeelde partijen

7.1
Inleiding
In dit strafproces vorderen 37 partijen schadevergoeding van de verdachte. Al deze partijen hebben verzocht om de toegekende bedragen te vermeerderen met de wettelijke rente en om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De rechtbank heeft de vorderingen samengevat in het in paragraaf 7.2 opgenomen overzicht. In dit overzicht is ook het standpunt van de verdediging ten aanzien van de toewijsbaarheid van de vorderingen weergegeven. Het schriftelijke standpunt van de officier van justitie is gehecht aan het proces-verbaal van de zitting.
7.2
Vorderingen en standpunt verdediging
Benadeelde
Immateriële schade
Verdediging
Materiële schade
Verdediging
1 [benadeelde partij01]
a € 1.000,-
matigen
b € 51,45 reiskosten
niet betwist
2 [benadeelde partij02]
a € 20.000,- affectieschade
niet betwist
b € 414,32 reis-, parkeer-, verletkosten
c € 2.000,- toekomstige schade
betwist
betwist
3 [benadeelde partij03]
a € 17.500,- affectieschade
niet betwist
b € 67,80 reiskosten uitvaart
c € 378,22 reis- en parkeerkosten
d € 2.409,75 professionele hulp
e € 200,- kosten studievertraging
f € 2.000,- toekomstige schade
niet betwist
niet betwist betwist
betwist
betwist
4 [benadeelde partij04]
a € 17.500,- affectieschade
niet betwist
b € 124,74 reiskosten uitvaart
c € 1.701,48 reis-, parkeer- & verletkosten
d € 2.000,- toekomstige schade
niet betwist betwist
betwist
5 [benadeelde partij05]
a € 17.500,- affectieschade
niet betwist
b € 31,50 reiskosten uitvaart
c € 2.048,14 reis-, parkeer- en verletkosten
d € 520,30 afwikkeling winkel
e € 2.000,- toekomstige schade
niet betwist betwist
betwist
betwist
6 [benadeelde partij06]
a € 17.500,- affectieschade
niet betwist
b € 399,84 reiskosten uitvaart
c € 417,96 verletkosten
d € 2.000,- toekomstige schade
niet betwist betwist
betwist
7 [benadeelde partij07]
a € 17.500,- affectieschade
niet betwist
b € 270,96 reiskosten uitvaart
c € 994,24 reis-, parkeer- en verletkosten
d € 5.500,- afwikkeling nalatenschap
e € 115,63 kosten kinderopvang
f € 2.000,- toekomstige schade
niet betwist betwist
betwist
betwist
betwist
8 [benadeelde partij08]
a € 877,32 verlies inkomen
b € 2.000,- toekomstig schade
betwist
betwist
9 [benadeelde partij09]
a € 20.000,- affectieschade
b € 40.000,- shockschade
niet betwist
matigen
c € 11.543,30 kosten lijkbezorging
d € 1.053,56 reis- parkeer, verletkosten
e € 316,67 eigen risico 2022
f € 2.000,- toekomstige schade
niet betwist betwist
niet betwist betwist
10 [benadeelde partij10]
a € 17.500,- affectieschade
b € 40.000,- shockschade
niet betwist
niet betwist
c € 2.000,- toekomstige schade
betwist
11 [benadeelde partij11]
a € 17.500,- affectieschade
b € 40.000,- shockschade
niet betwist
niet betwist
c € 2.000,- toekomstige schade
betwist
12 [benadeelde partij12]
a € 20.000,- affectieschade
b € 20.000,- shockschade
niet betwist
niet betwist
c € 526,01 reis- en parkeerkosten
d € 238,67 eigen risico 2022
e € 2.000,- toekomstige schade
niet betwist
niet betwist betwist
13 [benadeelde partij13]
a € 20.000,- shockschade
betwist
b € 600,51 reis- en parkeerkosten
c € 315,45 eigen risico 2022
d € 2.000,- toekomstige schade
betwist
niet betwist betwist
14 [benadeelde partij14]
a € 211,45 reis- en parkeerkosten
b € 637,- medische behandeling
c € 235,36 eigen risico 2022
d € 2.000,- toekomstige schade
niet betwist betwist
niet betwist betwist
15 [benadeelde partij15]
a € 20.000,- affectieschade
b € 40.000,- shockschade
niet betwist
niet betwist
c € 18.952,02 kosten lijkbezorging
d € 315,43 gemaakte reiskosten
e € 2.399,60 toekomstige reiskosten
f € 241,98 mentale ondersteuning
g € 5.000,- toekomstige schade
niet betwist
niet betwist
niet betwist betwist
niet betwist
16 [benadeelde partij16]
a € 20.000,- affectieschade
b € 40.000,- shockschade
niet betwist
niet betwist
c € 5.004,20 gederfd inkomen
d € 5.000,- toekomstige schade
niet betwist betwist
17 [benadeelde partij17]
a € 20.000,- smartengeld
b € 35.000,- shockschade
niet betwist
niet betwist
c € 283,90 eigen risico 2022
d € 385,- eigen risico 2023
e € 150,- ziekenhuis daggeld (5 dagen)
f € 662,91 medische kosten; fysiotherapie
g € 59,70 medische kosten; medicatie
h € 350,- kleding
i € 50,- iPhone oortjes
j € 4.507,83 kosten rijbewijs
niet betwist niet betwist
betwist
niet betwist niet betwist
niet betwist niet betwist
matigen
18 [benadeelde partij18]
a € 17.500,- affectieschade
b € 20.000,- shockschade
betwist
matigen
c € 400,41 reis- en parkeerkosten
d € 340,09 eigen risico 2022
e € 385,- eigen risico 2023
f € 7.465,46 inkomstenderving
niet betwist niet betwist
betwist
betwist
19 [benadeelde partij19]
a € 12.500,- shockschade
betwist
20 [benadeelde partij20]
a € 17.500,- affectie /
shockschade
betwist
b € 242,57 eigen risico 2022
c € 385,- eigen risico 2023
betwist
betwist
21 [benadeelde partij21]
a € 20.000,- smartengeld
b € 35.000,- shockschade
matigen
niet betwist
c € 60,- parkeerkosten
d € 44,99 kleding
e € 23,95 medische hulpmiddelen
f € 89,45 nachtlampje en voedingskussen
niet betwist
niet betwist
niet betwist
niet betwist
22 [benadeelde partij22]
a € 17.500,- affectieschade
betwist
23 [benadeelde partij23]
a € 17.500,- affectieschade
b € 20.000,- shockschade
betwist
betwist
24 [benadeelde partij24]
a € 12.807,55 vordering loonregres
b € 500,- proceskosten
betwist
betwist
25 [benadeelde partij25]
a € 14.000,- shockschade
niet betwist
26 [benadeelde partij26]
a € 15.000,- shockschade
niet betwist
27 [benadeelde partij27]
a € 15.000,- oogmerk /
shockschade
betwist
28 [benadeelde partij28]
a € 15.000,- shockschade
niet betwist
b € 42,77 reiskosten
c € 385,- eigen risico 2023
d € 1.229,86 verlies inkomen
matigen
niet betwist betwist
29 [benadeelde partij29]
a € 15.000,- shockschade
betwist / matigen
b € 730,22 reiskosten
c € 385,- eigen risico 2022
d € 385,- eigen risico 2023
e € 202,20 hogere premie 2023
f € 200,- mentale ondersteuning
g € 69,98 verzwarings- deken en kussen
h € 49,87 medicatie
matigen
niet betwist niet betwist
niet betwist betwist
betwist
niet betwist
30 [benadeelde partij30]
a € 12.500,- shockschade
niet betwist
b € 61,18 reiskosten
c € 300,01 eigen risico 2022
d € 385,- eigen risico 2023
e € 602,19 zorgkosten en medicatie
matigen
niet betwist niet betwist
niet betwist
31 [benadeelde partij31]
a € 15.000,- shockschade
niet betwist
b € 620,40 reiskosten
c € 176,46 eigen risico 2022
d € 385,- eigen risico 2023
e € 283,25 fysiotherapie
f € 9.350,- studievertraging
matigen
niet betwist niet betwist
betwist
betwist
32 [benadeelde partij32]
a € 15.000,- shockschade
niet betwist
b € 217,99 reiskosten
c € 100,- proceskosten
matigen
betwist
33 [benadeelde partij33]
a € 15.000,- shockschade
niet betwist
b € 61,91 reiskosten
c € 8.100,- aanschaf / opleiding hulphond
matigen
betwist
34 [benadeelde partij34]
a € 15.000,- shockschade
niet betwist
b € 231,46 reiskosten
c € 677,17 kosten overig
niet betwist niet betwist
35 [benadeelde partij35]
a € 15.000,- shockschade
matigen
36 [benadeelde partij36]
a € 12.500,- shockschade
niet betwist
b € 47,79 proceskosten
niet betwist
37 [benadeelde partij37]
a € 15.000,- shockschade
betwist
7.3
Algemene uitgangspunten
7.3.1
Wie kan een vordering in een strafzaak indienen?
Artikel 51f lid 1 Sv bepaalt dat degene die rechtstreeks schade heeft geleden door een strafbaar feit zich als benadeelde partij kan voegen in het strafproces om vergoeding van deze rechtstreekse schade te vorderen. Het tweede lid van dit artikel bepaalt dat indien het slachtoffer door het strafbare feit is overleden de erfgenamen zich kunnen voegen ter zake van hun onder algemene titel verkregen vordering. Verder kunnen de personen als bedoeld in artikel 6:108 BW ter zake van de daar bedoelde vorderingen zich voegen voor schadeposten: gederfd levensonderhoud, de kosten van lijkbezorging en affectieschade.
7.3.2
Affectieschade bij overlijden
Affectieschade is de immateriële schade die bestaat uit het verdriet en de pijn die is veroorzaakt doordat een persoon waarmee men een affectieve band heeft, overlijdt. In artikel 6:108 lid 4 BW staat een opsomming van de personen die in aanmerking komen voor vergoeding van affectieschade bij overlijden. Hieronder vallen onder andere ouders, kinderen, echtgenoten en levensgezellen. De rechtbank zal de vorderingen van de nabestaanden die onder voornoemde categorie vallen toewijzen conform artikel 1 van het Besluit vergoeding affectieschade.
7.3.3
Affectieschade bij ernstig en blijvend letsel
Of een naaste aanspraak kan maken op vergoeding van affectieschade wegens ernstig en blijvend letsel van de gekwetste hangt in belangrijke mate af van de mate van blijvende functiestoornis bij de gekwetste, waarbij (volgens de wetsgeschiedenis) een zeer bijzondere ernst van letsel is vereist. De wetgever heeft als indicatie genoemd dat bij lichamelijk letsel bij een (aan de hand van de AMA-guides vastgestelde) blijvende functiestoornis van 70% of meer in ieder geval sprake is van ernstig en blijvend letsel’. In de gevallen waarin niet kan worden vastgesteld dat sprake is van een dergelijk hoge en blijvende functiestoornis kan de rechter ook anderszins de invloed van het letsel op het leven van de gekwetste en de naaste betrekken bij zijn beoordeling of een naaste aansprak kan maken op een vergoeding als bedoeld in artikel 6:107 BW.
7.3.4
Hardheidsclausule
Indien een persoon niet onder één van de in artikel 6:108 lid 4 aanhef en a tot en met f gespecificeerde categorieën valt, kan een beroep gedaan worden op de zogenoemde hardheidsclausule van artikel 6:108 lid 4 aanhef en onder g BW waarin de mogelijkheid tot het toekennen van affectieschade is geopend voor een andere persoon die ten tijde van de gebeurtenis in een zodanige nauwe persoonlijke relatie tot de overledene staat, dat uit de eisen van redelijkheid en billijkheid voortvloeit dat hij voor de toepassing van lid 3 als naaste wordt aangemerkt. De bedoeling van de wetgever is dat er van die hardheidsclausule niet lichtvaardig gebruik zal worden gemaakt.
7.3.5
Shockschade
Iemand die een ander door zijn onrechtmatige daad doodt of verwondt, kan - afhankelijk van de omstandigheden waaronder die onrechtmatige daad en de confrontatie met die daad of de gevolgen daarvan, plaatsvinden - ook onrechtmatig handelen jegens degene bij wie die confrontatie een hevige emotionele schok teweegbrengt. Het recht op vergoeding van schade is beperkt tot de schade die volgt uit door die laatste onrechtmatige daad veroorzaakt geestelijk letsel.
Gezichtspunten die een rol spelen bij de beoordeling van de onrechtmatigheid jegens degene bij wie een hevige emotionele schok is teweeggebracht als hiervoor bedoeld (het secundaire slachtoffer) zijn onder meer:
(i) de aard, toedracht en gevolgen van de jegens het primaire slachtoffer gepleegde onrechtmatige daad en
(ii) de wijze waarop het secundaire slachtoffer wordt geconfronteerd met de jegens het primaire slachtoffer gepleegde onrechtmatige daad en de gevolgen daarvan en
(iii) de aard en hechtheid van de relatie tussen het primaire en secundaire slachtoffer.
Aan de hand van onder meer deze gezichtspunten moet de rechter van geval tot geval beoordelen of sprake is van onrechtmatigheid. Hierbij geldt dat niet op voorhand aan een van deze gezichtspunten doorslaggevende betekenis toekomt. Als een van deze gezichtspunten geen duidelijke indicatie voor het aannemen van onrechtmatigheid geeft, kan onrechtmatigheid toch worden aangenomen als de omstandigheden daarvoor, bezien vanuit de overige gezichtspunten, voldoende zwaarwegend zijn.
Ten aanzien van de relatie tussen het primaire en het secundaire slachtoffer heeft de Hoge Raad overwogen dat bij het ontbreken van een nauwe relatie niet snel onrechtmatigheid kan worden aangenomen.
Voor vergoeding van shockschade is vereist dat het bestaan van geestelijk letsel, waardoor iemand in zijn persoon is aangetast, in rechte kan worden vastgesteld. Dat zal in het algemeen slechts het geval zijn als sprake is van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld.
Ten aanzien van het gezichtspunt onder (i) wordt verwezen naar paragraaf 5.4 van dit vonnis. Wat betreft de gezichtspunten (ii) en (iii) zal hierna in de beoordeling per benadeelde worden ingegaan.
7.4
Beoordeling
7.4.1
Reis-, parkeer- en verletkosten
Door een groot aantal benadeelden is op diverse gronden verzocht om vergoeding van reis-, parkeer- en verletkosten. Rekening houdend met het gestelde doel van deze kosten (waar gingen de benadeelden naartoe om welke reden) komen op grond van wet en jurisprudentie, alleen de reis-, parkeer- en verletkosten die verband houden medische behandeling voor vergoeding in aanmerking. [40] De benadeelden zullen in de overige reis-, parkeer- en verletkosten niet-ontvankelijk worden verklaard.
7.4.2
Vordering [benadeelde partij01] (benadeelde 1)
Het slachtoffer [benadeelde partij01] heeft zich als benadeelde partij van feit 6 in het strafproces gevoegd. De benadeelde is als gevolg van het bewezenverklaarde op een andere wijze in haar persoon aangetast. Gelet op haar jonge leeftijd, haar kwetsbaarheid, het buitengewone beangstigende en bedreigende karakter van het handelen van de verdachte jegens haar en gelet op de gevolgen daarvan, kent de rechtbank aan de benadeelde een naar billijkheid vast te stellen vergoeding toe van € 1.000,- aan immateriële schade.
De reiskosten zijn geen rechtstreekse materiële schade, zodat de benadeelde in dit deel van haar vordering niet-ontvankelijk is.
7.4.3
Vorderingen nabestaanden [slachtoffer01] (benadeelden 2 t/m 8)
De nabestaanden [benadeelde partij02] , [benadeelde partij03] , [benadeelde partij04] , [benadeelde partij05] , [benadeelde partij06] en [benadeelde partij08] hebben zich als benadeelde partij van feit 1 in het strafproces gevoegd.
Immateriële schade: affectieschade (2a, 3a, 4a, 5a, 6a en 7a)
De door de benadeelden gevorderde vergoedingen van affectieschade worden toegewezen.
Materiële schade: reiskosten uitvaart (3b, 4b, 5b, 6b en 7b)
De reiskosten, waarvan is gesteld dat de benadeelden deze hebben gemaakt voor het ondersteunen van hun moeder na het overlijden, het regelen van de begrafenis, de voorbereiding van de begrafenis en de begrafenis, kunnen niet zonder nadere onderbouwing als kosten lijkbezorging of rechtstreekse schade anderszins worden aangemerkt. De benadeelden zijn niet-ontvankelijk in dit deel van hun vorderingen.
Materiële schade: reis-, parkeer- en verletkosten (2b, 3c, 4c, 5c, 6c en 7c)
De benadeelden worden in dit deel van hun vorderingen niet-ontvankelijk verklaard.
Materiële schade: overig schadeposten (3d/e, 5d en 7d/e)
Deze schadeposten komen gelet op het exclusieve karakter van artikel 6:108 BW niet voor vergoeding in aanmerking, zodat de vorderingen in zoverre worden afgewezen.
Toekomstige schade: eventueel hoger beroep (2c, 3f, 4d, 5e, 6d en 7f)
De benadeelden hebben een bedrag van € 2.000,- gevorderd in verband met een eventuele hoger beroep procedure. De benadeelden zijn, nu op dit moment niet is vast te stellen dat sprake is van schade, niet-ontvankelijk in dit deel van hun vorderingen.
De vordering van [benadeelde partij08] (8)
De gevorderde materiële schade kan niet worden aangemerkt als rechtstreekse schade. De benadeelde is niet-ontvankelijk in haar vordering.
7.4.4
Vorderingen nabestaanden [slachtoffer02] (benadeelden 9 t/m 14)
De nabestaanden [benadeelde partij09] , [benadeelde partij10] , [benadeelde partij11] , [benadeelde partij12] , [benadeelde partij13] en [benadeelde partij14] hebben zich als benadeelde partij van feit 2 in het strafproces gevoegd.
Immateriële schade: affectieschade (9a, 10a, 11a)
De door de benadeelden gevorderde vergoedingen van affectieschade worden toegewezen.
Immateriële schade: affectieschade (12a)
Gebleken is van een zodanig nauwe persoonlijke relatie tussen de benadeelde en het slachtoffer dat uit de eisen van redelijkheid en billijkheid voortvloeit dat zij als naaste in de zin van artikel 6:108 lid 3 BW dient te worden aangemerkt. Zij hadden als zussen en als beste vriendinnen een hechte relatie. Daar komt bij dat de benadeelde was belast met een groot deel van de zorg voor het slachtoffer. Deze zorgrelatie maakt dat zij over en weer extra gehecht waren aan elkaar. De vordering tot affectieschade zal daarom op grond van de hardheidsclausule worden toegewezen tot een bedrag van € 17.500,-.
Immateriële schade: shockschade (9b, 10b, 11b, 12d en 13a)
De benadeelden vorderen als naasten van het overleden slachtoffer vergoeding van shockschade. Al deze benadeelden zijn geconfronteerd met de gevolgen van de schietpartij. Benadeelden 9, 10 en 11 hebben het slachtoffer in mortuarium geïdentificeerd en zijn daarbij geconfronteerd met de schotverwonding en de sectielittekens op haar lichaam. Benadeelden 12 en 13 zijn ergens anders geconfronteerd met de schotverwonding en de sectielittekens op haar lichaam. Daarbij hebben zij gezien: het inzakken van de neus, de opengescheurde huid op het gezicht, het verder openscheuren van die huid en het gat in het hoofd. De confrontatie heeft bij de benadeelden geleid tot een hevige emotionele schok.
De benadeelden staan in een nauwe en affectie relatie tot het primaire slachtoffer: als levensgezel, vader, moeder, zus en broer.
Benadeelden 9, 12 en 13 hebben met medische stukken onderbouwd dat bij hen sprake is van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld. De omvang wordt, rekening houdend met alle omstandigheden van het geval en gelet op vergelijkbare gevallen, naar maatstaven van billijkheid als volgt begroot. Benadeelde 9: € 30.000,-. Benadeelde 12: € 20.000,-. Benadeelde 13: € 15.000,-.
De rechtbank begrijpt goed dat de confrontatie met de gewelddadige dood van [slachtoffer02] veel impact heeft gehad op haar ouders. Benadeelden 10 en 11 worden toch niet-ontvankelijk verklaard in de vordering, omdat het bestaan van geestelijk letsel niet is onderbouwd. Een nadere onderbouwing daarvan levert een onevenredige belasting van het strafproces op.
Materiële schade: kosten lijkbezorging (9c)
De vordering met betrekking tot de kosten lijkbezorging wordt toegewezen. Deze kosten houden rechtstreeks verband met de uitvaart van het slachtoffer, zijn in overeenstemming met de omstandigheden van het slachtoffer en voldoende onderbouwd.
Materiële schade: reis- parkeer, verletkosten (9d, 12a en 13b)
De benadeelden worden in dit deel van hun vorderingen niet-ontvankelijk verklaard.
Materiële schade: eigen risico (9e, 12c en 13c)
De gevorderde vergoedingen van het eigen risico 2022, worden toegewezen. Deze schadeposten zijn niet betwist, het rechtstreekse gevolg van het bewezenverklaarde en voldoende onderbouwd.
Toekomstige schade: eventueel hoger beroep (9f, 10c, 11c, 12e en 13d)
De benadeelden hebben een bedrag van € 2.000,- gevorderd in verband met een eventuele hoger beroep procedure. De benadeelden zijn, nu op dit moment niet is vast te stellen dat sprake is van schade, niet-ontvankelijk in dit deel van hun vorderingen.
De vordering van [benadeelde partij14] (14)
De gevorderde materiële schade kan niet worden aangemerkt als rechtstreekse schade. De benadeelde is niet-ontvankelijk in zijn vordering.
7.4.5
Vorderingen nabestaanden [slachtoffer03] (benadeelden 15 en 16)
De nabestaanden [benadeelde partij15] en [benadeelde partij16] hebben zich als benadeelde partij van feit 3 in het strafproces gevoegd.
Immateriële schade: affectieschade (15a en 16a)
De vorderingen ter zake van affectieschade zullen worden toegewezen.
Immateriële schade: shockschade (15b en 16b)
De benadeelden hebben via het nieuws vernomen dat er een schietpartij had plaatsgevonden op de zorgboerderij waar hun 16-jarige dochter op dat moment was. Onderweg naar de zorgboerderij hebben zij telefonisch van de politie te horen gekregen dat hun dochter was overleden. De benadeelden hebben hun dochter geïdentificeerd en zijn daarbij op zeer indringende wijze geconfronteerd met de gewelddadige dood van hun dochter. Dit alles is blijkens de door de benadeelden afgelegde slachtofferverklaringen en de toelichting op de vorderingen als traumatisch ervaren. De benadeelden zijn gediagnosticeerd met PTSS. De benadeelden hebben recht op vergoeding van shockschade. De hoogte van de vergoeding van de shockschade wordt naar billijkheid begroot op € 30.000,-.
Materiële schade (15c t/m f en 16c)
De schadepost 15c, kosten lijkbezorging wordt toegewezen. Dit zijn kosten die rechtstreeks verband houden met de begrafenis van het slachtoffer en in overeenstemming zijn met de omstandigheden van het slachtoffer en voldoende onderbouwd. Het onder 15d, 15e, 15f en 16c gevorderde wordt toegewezen. Deze schadeposten zijn niet betwist, het rechtstreekse gevolg van het bewezenverklaarde en voldoende onderbouwd.
Toekomstige schade (15g en 16d)
De benadeelden hebben een bedrag van € 5.000,- gevorderd in verband met toekomstige kosten. De benadeelden zijn, nu op dit moment niet is vast te stellen dat sprake is van schade, niet-ontvankelijk in dit deel van hun vorderingen.
7.4.6
Vorderingen [slachtoffer04] en naasten (benadeelden 17 t/m 20)
Het slachtoffer [slachtoffer04] , haar moeder [benadeelde partij18] , haar vader [benadeelde partij19] en haar broer [benadeelde partij20] hebben zich als benadeelde partij van feit 4 in het strafproces gevoegd.
[slachtoffer04] (17)
Immateriële schade: smartengeld (a)
[slachtoffer04] is in het ziekenhuis opgenomen en tijdens een operatie is de kogel uit haar nek verwijderd. Zij mist een stukje van haar schedel waardoor een deel van de cerebrale cortex onvoldoende bescherming heeft. In geval van beschadiging kan dit invloed hebben op de motoriek en het gehoor. Daarnaast heeft [slachtoffer04] als gevolg van het schietincident tinnitus opgelopen in beide oren. In verband met haar klachten heeft [slachtoffer04] fysiotherapie ondergaan en vanwege de psychische gevolgen staat zij onder behandeling van een psycholoog. De vordering ter zake van smartengeld wordt toegewezen.
Immateriële schade: shockschade (b)
De 21-jarige benadeelde heeft van heel dichtbij gezien dat haar beste vriendin [slachtoffer02] door het hoofd is geschoten. De benadeelde is vrijwel direct daarna zelf neergeschoten. Zij kwam bij en lag naast het levenloze lichaam van [slachtoffer02] . Het is evident dat de benadeelde door de confrontatie met [slachtoffer02] hevig emotioneel geschokt is geraakt. De benadeelde is als gevolg hiervan gediagnosticeerd met PTSS. De benadeelde heeft recht op vergoeding van shockschade. De omvang wordt naar billijkheid begroot op € 15.000,-.
Materiële schade (c t/m j)
Het onder c, d, f, g, h en i gevorderde wordt toegewezen. Deze schadeposten zijn niet betwist, het rechtstreekse gevolg van het bewezenverklaarde en voldoende onderbouwd.
Ook het onder e gevorderde wordt volledig toegewezen. Uit het dossier volgt dat de benadeelde vijf dagen in het ziekenhuis opgenomen is geweest, zodat zij op grond daarvan in aanmerking komt voor de forfaitaire ziekenhuisdaggeldvergoeding. Schadepost j, kosten rijbewijs, is toewijsbaar tot een bedrag van € 750,-.
[benadeelde partij18] (18)
Immateriële schade: affectieschade (a)
Er is in onvoldoende mate gesteld dat het letsel van het slachtoffer te kwalificeren is als ernstig en blijvend letsel zoals dat wel is vereist om volgens de wet aanspraak te kunnen maken op affectieschade. Dit betekent dat de benadeelde niet-ontvankelijk is in haar vordering.
Immateriële schade: shockschade (b)
De benadeelde is kort nadat [slachtoffer04] is neergeschoten in het ziekenhuis geconfronteerd met de directe gevolgen daarvan. De benadeelde staat als moeder in een nauwe en effectieve relatie tot [slachtoffer04] . De benadeelde heeft met medische stukken onderbouwd dat sprake is van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld. De omvang wordt naar billijkheid begroot op € 10.000,-.
Materiële schade (c t/m f)
Het onder c en d gevorderde wordt toegewezen. Deze schadeposten zijn niet betwist, het rechtstreekse gevolg van het bewezenverklaarde en voldoende onderbouwd. Ook het onder e gevorderde wordt toegewezen, nu dit rechtstreekse schade betreft. De benadeelde is niet-ontvankelijk in haar vordering wat betreft het onder f gevorderde. Het opnemen van ziekteverlof in verband met de zorg voor [slachtoffer04] is geen materiële shockschade.
[benadeelde partij19] (19)
Het is invoelbaar dat de benadeelde zich, als vader van [slachtoffer04] , veel zorgen heeft gemaakt om zijn dochter en dat hij nog steeds zorgen heeft om haar. Dit is geen grondslag voor toekenning van shockschade. In de (schriftelijke) toelichting is niet gesteld dat sprake is geweest van een confrontatie en evenmin is het bestaan van geestelijk letsel gesteld. Bij die stand van zaken is niet voldaan aan de eisen die de wet en de jurisprudentie aan toekenning van shockschade stellen. De benadeelde is om die reden niet-ontvankelijk in zijn vordering.
[benadeelde partij20] (20)
Het is begrijpelijk dat de benadeelde zich, als broer van [slachtoffer04] , zorgen heeft gemaakt om zijn zus. Het dagelijkse leven is ook voor de benadeelde op een voor hem belastende wijze veranderd als gevolg van het feit dat zijn zus is neergeschoten. Door de benadeelde is echter onvoldoende onderbouwing van de shockschadevordering aangevoerd. Voor zover bedoeld is het bestaan van affectieschade ten grondslag te leggen aan de vordering, is de vordering evenmin toewijsbaar reeds om de reden dat ernstig en blijvend letsel niet is komen vast te staan. De benadeelde is daarom niet-ontvankelijk in zijn vordering.
7.4.7
Vorderingen [slachtoffer05] en naasten (benadeelden 21 t/m 23)
[slachtoffer05] (21)
Immateriële schade: smartengeld (a)
[slachtoffer05] is door zijn borst geschoten en heeft een schotverwonding in zijn linker bovenarm. Als gevolg van het schietincident heeft hij ook een klaplong en heeft hij twee ribben en een borstwervel gebroken. [slachtoffer05] is vanwege deze levensbedreigende verwondingen opgenomen geweest op de intensive care afdeling van het ziekenhuis. Er zijn ontsierende littekens achtergebleven en de benadeelde heeft nog last van ‘trekkend’ littekenweefsel. Daarnaast heeft hij te kampen met grote psychische gevolgen van het incident waaronder angst- en paniekklachten. De vordering ter zake van smartengeld wordt toegewezen.
Immateriële schade: shockschade (b)
De 12-jarige [slachtoffer05] , die als cliënt aanwezig was op de zorgboerderij, heeft gezien dat zijn beste vriendin [slachtoffer03] door het hoofd is geschoten en vervolgens in een rare houding op de grond lag met haar hoofd in een plas bloed. [slachtoffer05] is vervolgens zelf neergeschoten en lag vlakbij haar. Het is evident dat de benadeelde door de confrontatie met [slachtoffer03] hevig emotioneel geschokt is geraakt. Er is (nog) geen diagnose van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld. De overgelegde verklaringen van begeleiders, de complexe problematiek en de binnenkort te starten traumaverwerkingstherapie maken dat in voldoende mate is komen vast te staan dat sprake is van ernstig geestelijk letsel. [slachtoffer05] heeft recht op vergoeding van shockschade. De omvang wordt naar billijkheid begroot op
€ 15.000,-.
Materiële schade (c t/m f)
Het onder c, d, e en f gevorderde wordt toegewezen. Deze schadeposten zijn niet betwist, het rechtstreekse gevolg van het bewezenverklaarde en voldoende onderbouwd.
Vordering [benadeelde partij22] (22)
Er is in onvoldoende mate gesteld dat het letsel van [slachtoffer05] te kwalificeren is als ernstig en blijvend letsel zoals dat wel is vereist om volgens de wet aanspraak te kunnen maken op affectieschade. De benadeelde is niet-ontvankelijk in zijn vordering.
[benadeelde partij23] (23)
Immateriële schade: affectieschade (a)
Er is in onvoldoende mate gesteld dat het letsel van [slachtoffer05] te kwalificeren is als ernstig en blijvend letsel zoals dat wel is vereist om volgens de wet aanspraak te kunnen maken op affectieschade. De benadeelde is niet-ontvankelijk in haar vordering.
Immateriële schade: shockschade (b)
De benadeelde is kort nadat [slachtoffer05] is neergeschoten in het ziekenhuis geconfronteerd met de directe gevolgen daarvan. De benadeelde staat als moeder in een nauwe en effectieve relatie tot [slachtoffer05] De benadeelde heeft met medische stukken onderbouwd dat sprake is van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld. De omvang wordt naar billijkheid begroot op € 10.000,-.
7.4.8
Vorderingen aanwezigen en aan de zorgboerderij gelieerden (benadeelden 24 t/m 37)
[benadeelde partij24] (24)
De benadeelde vordert als werkgever van twee werknemers vergoeding van doorbetaald loon in de periode dat zij niet hebben kunnen werken als gevolg van het bewezenverklaarde. De benadeelde is, vanwege de omstandigheid dat geen sprake is van rechtstreekse schade, niet-ontvankelijk in de vordering.
[benadeelde partij25] (25)
De benadeelde was in het weiland achter de zorgboerderij. Hij hoorde schoten en is naar de zorgboerderij gerend. Daar aangekomen is hij geconfronteerd met de dodelijk getroffen en zwaargewonde slachtoffers. De rechtbank begrijpt dat de benadeelde veel verdriet heeft over wat er is gebeurd en wat hij heeft waargenomen. De benadeelde wordt toch niet-ontvankelijk verklaard in de vordering, omdat het bestaan van geestelijk letsel niet is onderbouwd. Een nadere onderbouwing daarvan levert een onevenredige belasting van het strafproces op.
[benadeelde partij26] (26)
De benadeelde was niet aanwezig op de zorgboerderij ten tijde van het schietincident. Nadat zij vernam over de schietpartij is zij naar de zorgboerderij gesneld. Daar aangekomen zag zij twee slachtoffers op de grond liggen. De rechtbank begrijpt dat de benadeelde is geschrokken van hetgeen zij heeft gezien. De benadeelde is niet direct geconfronteerd met de schietpartij, zij was niet kort na de schietpartij ter plaatse en de uiteindelijke confrontatie met de slachtoffers was niet onverhoeds nu zij telefonisch op de hoogte was gesteld van de schietpartij en dat daarbij slachtoffers dodelijk waren getroffen. Dit maakt dat de benadeelde geen recht heeft op vergoeding van shockschade. De benadeelde is niet-ontvankelijk in haar vordering.
[benadeelde partij27] (27)
Zoals hiervoor overwogen heeft de verdachte tegenover de politie verklaard dat hij dacht dat de benadeelde op 6 mei 2022 op de zorgboerderij aanwezig zou zijn en dat als hij haar had gezien “dan was het bij die ene geweest”. Het feit dat de benadeelde er niet was, betekent niet dat de verdachte anderen heeft gedood dan wel proberen te doden met het oogmerk om de benadeelde immateriële schade toe te brengen. Dit heeft de verdachte zelf niet verklaard en is anderszins ook niet komen vast te staan.
De subsidiaire grondslag (het bestaan van shockschade) slaagt evenmin. De benadeelde bevond zich op 6 mei 2022 in Canada. Zij is telefonisch op de hoogte gesteld van de gebeurtenissen en is de volgende dag terug naar Nederland gegaan om ‘een aantal zaken te regelen’ en is aanwezig geweest op de begrafenissen van [slachtoffer02] en [slachtoffer03] . Hoewel de rechtbank begrijpt dat het nieuws een diepe impact heeft (gehad) op de benadeelde, is hetgeen is gesteld ten aanzien van de wijze van confrontatie met de jegens de primaire slachtoffers gepleegde onrechtmatige daad onvoldoende voor de toekenning van de vordering uit hoofde van shockschade. De benadeelde is niet-ontvankelijk in haar vordering.
[benadeelde partij28] (28)
De benadeelde zag van dichtbij dat [slachtoffer02] door haar hoofd werd geschoten schoot en dat [slachtoffer04] daarna werd neergeschoten. De benadeelde onderhield als zorgverlener een nauwe relatie met [slachtoffer02] en [slachtoffer04] . Bij de benadeelde is vastgesteld dat zij als gevolg van het waarnemen van de schietpartij PTSS heeft opgelopen. Zij zal binnenkort starten met een behandeling hiervoor. De immateriële shockschade wordt toegewezen tot € 10.000,-. Het onder b gevorderde, reiskosten medisch, wordt conform het besluit reiskostenvergoeding als rechtstreekse schade toegewezen tot € 23,76. Het onder c gevorderde wordt toegewezen. Deze schadepost is niet betwist, het rechtstreekse gevolg van het bewezenverklaarde en voldoende onderbouwd. Het verlies aan inkomen is onvoldoende onderbouwd en nadere onderbouwing levert een onevenredige belasting van het strafproces op, zodat de benadeelde ten aanzien van schadepost d niet-ontvankelijk is in haar vordering.
[benadeelde partij29] (29)
De benadeelde is vrijwel direct nadat zij schoten heeft gehoord het terrein van de zorgboerderij opgelopen en daar trof zij de zojuist door het hoofd geschoten [slachtoffer02] aan. De benadeelde stond als zorgverlener in een nauwe relatie tot [slachtoffer02] . Bij de benadeelde is vastgesteld dat zij als gevolg van het waarnemen van de directe gevolgen van de schietpartij PTSS heeft opgelopen en dat zij daardoor kampt met angstklachten. Zij heeft daarvoor diverse therapieën en behandelingen ondergaan. De immateriële shockschade wordt toegewezen tot € 10.000,-. Het onder b gevorderde, reiskosten medisch, wordt conform het besluit reiskostenvergoeding als rechtstreekse schade toegewezen tot € 519,82. Het onder c t/m h gevorderde wordt toegewezen. Deze schadeposten zijn niet betwist, het rechtstreekse gevolg van het bewezenverklaarde en voldoende onderbouwd.
[benadeelde partij30] (30)
De benadeelde zag dat de verdachte op [slachtoffer02] en [slachtoffer04] schoot en dat zij neervielen. De benadeelde had als vrijwilliger een nauwe relatie met de slachtoffers. Door meerdere professionele hulpverleners is gerapporteerd over de psychische gevolgen die de benadeelde ervaart als gevolg van het waarnemen van de schietpartij. Zij zal binnenkort starten met een traumabehandeling. De immateriële shockschade wordt toegewezen tot € 10.000,-. Het onder b gevorderde, reiskosten medisch, wordt conform het besluit reiskostenvergoeding als rechtstreekse schade toegewezen tot € 42,42. Het onder c, d en e gevorderde wordt toegewezen. Deze schadeposten zijn niet betwist, het rechtstreekse gevolg van het bewezenverklaarde en voldoende onderbouwd.
[benadeelde partij31] (31)
De benadeelde, werkzaam als stagiaire op de zorgboerderij, hoorde een schot, zag een meisje in een plas bloed op de grond liggen en is geconfronteerd met de kort daarvoor neergeschoten en zwaargewonde [slachtoffer05] . De benadeelde is naar buiten gerend om hulp te halen. Buiten zag zij de verdachte met het vuurwapen. Bij de benadeelde is vastgesteld dat zij als gevolg van het waarnemen van de directe gevolgen van de schietpartij PTSS heeft opgelopen en heeft daarvoor diverse therapieën en behandelingen ondergaan. De immateriële shockschade wordt toegewezen tot € 10.000,-. Het onder b gevorderde, reiskosten medisch, wordt conform het besluit reiskostenvergoeding als rechtstreekse schade toegewezen tot € 594,70. Het onder c, d en e gevorderde wordt toegewezen. Deze schadeposten zijn niet betwist, het rechtstreekse gevolg van het bewezenverklaarde en voldoende onderbouwd. De vordering kan ook wat betreft het onder f gevorderde worden toegewezen, nu genoegzaam is aangetoond dat zij studievertraging heeft opgelopen en het aannemelijk is dat deze schade in rechtstreeks verband staat met het bewezenverklaarde.
Vordering [benadeelde partij32] (32)
De benadeelde is cliënte op de zorgboerderij en was aanwezig in de kantine toen zij knallen hoorde. Toen zij [slachtoffer03] zag omvallen en bebloed op de grond zag liggen besefte zij dat er geschoten werd is zij in shock geraakt en gaan rennen. Zij is zeer angstig geworden. De benadeelde kwam vier dagen per week op de zorgboerderij en kende [slachtoffer03] goed. Uit overgelegde stukken blijkt dat sprake is van oplopende angstklachten en gevoel van onveiligheid en de testuitslagen zijn indicatief voor PTSS. De benadeelde heeft EMDR therapie ondergaan. De immateriële shockschade wordt toegewezen tot € 10.000,-. Het onder b gevorderde, reiskosten medisch, wordt conform het besluit reiskostenvergoeding als rechtstreekse schade toegewezen tot € 107,04. De vordering van € 100,- in verband met de eigen bijdrage voor kosten rechtsbijstand zullen als proceskosten worden toegewezen.
[benadeelde partij33] (33)
De benadeelde was als cliënte aanwezig op de zorgboerderij. Zij hoorde schoten en zag de neergeschoten [slachtoffer02] en [slachtoffer04] op de grond liggen. Ook de doodgeschoten [slachtoffer03] heeft zij in een plas bloed op de grond zien liggen. Zij kende [slachtoffer03] goed. Bij de benadeelde is vastgesteld dat zij als gevolg van het waarnemen van de directe gevolgen van de schietpartij PTSS heeft opgelopen en EMDR-behandelingen en andere traumabehandelingen heeft ondergaan. De immateriële shockschade wordt toegewezen tot een € 10.000,-. Het onder b gevorderde, reiskosten medisch, wordt conform het besluit reiskostenvergoeding als rechtstreekse schade toegewezen tot € 34,08. De benadeelde wordt niet-ontvankelijk verklaard ten aanzien van de vordering aanschaf en opleiding hulphond, omdat deze schadepost onvoldoende onderbouwd is. Een nadere onderbouwing levert een onevenredige belasting van het strafproces op.
[benadeelde partij34] (34)
Deze benadeelde was als cliënt aanwezig in de kantine van de zorgboerderij. Hij heeft schoten gehoord en zag daarna de verdachte de kantine binnen komen en schieten. De benadeelde heeft gezien hoe [slachtoffer05] in elkaar is gezakt en bloedend op de grond lag. Ook heeft hij het levenloze lichaam van [slachtoffer03] zien liggen. De benadeelde kende [slachtoffer05] en [slachtoffer03] goed als medecliënten van de zorgboerderij en hij beschouwde [slachtoffer05] als één van zijn beste vrienden. Uit overgelegde stukken blijkt dat de benadeelde getraumatiseerd is door de gebeurtenis, onder andere kampt met angstklachten en boosheid, moeite heeft zijn emoties te uiten en EMDR-therapie heeft ondergaan. De immateriële shockschade wordt toegewezen tot € 10.000,-. Het onder b gevorderde, reiskosten medisch, wordt conform het besluit reiskostenvergoeding als rechtstreekse schade toegewezen tot € 151,56. Het onder c, gevorderde wordt toegewezen. Deze schadepost is niet betwist, het rechtstreekse gevolg van het bewezenverklaarde en voldoende onderbouwd.
[benadeelde partij35] (35)
De benadeelde, die cliënte is op de zorgboerderij, hoorde harde knallen en vernam dat er werd geschoten, waarna zij in paniek het weiland in is gevlucht. De rechtbank begrijpt dat deze gebeurtenissen buitengewoon beangstigend zijn geweest voor de benadeelde. Hoe ingrijpend de schietpartij ook is, onder deze omstandigheden, is niet voldaan aan het confrontatievereiste. Dit maakt dat de benadeelde geen recht heeft op vergoeding van shockschade. De benadeelde is niet-ontvankelijk in haar vordering.
[benadeelde partij36] (36)
De benadeelde, die cliënt is op de zorgboerderij, heeft de verdachte zien lopen, hoorde daarna schoten en zocht dekking. Vervolgens zag hij de verdachte weglopen en iets met zijn wapen doen. De benadeelde is het terrein opgerend en werd geconfronteerd met de gewonde en gedode slachtoffers. Hij heeft zorg aan [slachtoffer04] verleend totdat de ambulance er was. De confrontatie met de schietpartij en de gevolgen daarvan hebben grote impact op de benadeelde die onder andere kampt met stress- en angstklachten. De benadeelde heeft stukken ingediend waaruit blijkt dat hij PTSS heeft opgelopen en EMDR-behandelingen heeft ondergaan. De immateriële shockschade wordt toegewezen tot € 10.000,-. Het onder b gevorderde wordt als materiële shockschade toegewezen. Deze schadepost is niet betwist, het rechtstreekse gevolg van het bewezenverklaarde en voldoende onderbouwd.
[benadeelde partij37] (37)
De benadeelde, de partner van cliënt [benadeelde partij36] , was aan het wandelen met haar honden. Zij hoorde sirenes en zag een traumahelikopter nabij de zorgboerderij landen. Zij heeft de honden thuisgebracht, zag dat ze was gebeld door haar man en is naar de zorgboerderij gegaan. Op de zorgboerderij heeft zij een voor haar onbekend dodelijk getroffen slachtoffer zien liggen. Ook heeft zij gezien dat een gewonde naar de ambulance werd gebracht. De rechtbank begrijpt dat de benadeelde dit als schokkend heeft ervaren. De benadeelde was geen directe getuige, de confrontatie was niet onverhoeds en daar komt bij dat zij heeft geen nauwe affectie relatie met de slachtoffers. Dit maakt dat de rechtbank van oordeel is dat de benadeelde geen recht heeft op vergoeding van shockschade. De benadeelde is niet-ontvankelijk in de vordering.
7.5
Conclusie
De verdachten moet aan de benadeelden partijen de schadevergoeding betalen zoals dat in de hieronder opgenomen tabel is weergegeven. Voor zover vorderingen niet worden toegewezen wordt de betreffende benadeelde niet-ontvankelijk verklaard in de vordering. Indien een lager bedrag wordt toegewezen dan is gevorderd, wordt die benadeelde niet-ontvankelijk verklaard in het meer gevorderde. De rechtbank zal de wettelijke rente toewijzen over de toegewezen bedragen vanaf het moment zoals dat is weergegeven in de tabel. Ook wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht. De gijzeling wordt bepaald op één dag.
Benadeelde
Hoofdsom
Immateriële
schade
Materiële schade
Wettelijke rente
Schadevergoedingsmaatregel
1 [benadeelde partij01]
€ 1.000,-
€ 1.000,-
4-5-2022
€ 1.000,-
2 [benadeelde partij02]
€ 20.000,-
€ 20.000,-
4-5-2022
€ 20.000,-
3 [benadeelde partij03]
€ 17.500,-
€ 17.500,-
4-5-2022
€ 17.500,-
4 [benadeelde partij04]
€ 17.500,-
€ 17.500,-
4-5-2022
€ 17.500,-
5 [benadeelde partij05]
€ 17.500,-
€ 17.500,-
4-5-2022
€ 17.500,-
6 [benadeelde partij06]
€ 17.500,-
€ 17.500,-
4-5-2022
€ 17.500,-
7 [benadeelde partij07]
€ 17.500,-
€ 17.500,-
4-5-2022
€ 17.500,-
8 [benadeelde partij08]
Niet-ontvankelijk
9 [benadeelde partij09]
€ 61.859,97
€ 50.000,-
€ 11.859,97
6-5-2022
€ 61.859,97
10 [benadeelde partij10]
€ 17.500,-
€ 17.500,-
6-5-2022
€ 17.500,-
11 [benadeelde partij11]
€ 17.500,-
€ 17.500,-
6-5-2022
€ 17.500,-
12 [benadeelde partij12]
€ 37.738,67
€ 37.500,-
€ 238,67
6-5-2022
€ 37.738,67
13 [benadeelde partij13]
€ 15.315,45
€ 15.000,-
€ 315,45
6-5-2022
€ 15.315,45
14 [benadeelde partij14]
Niet-ontvankelijk
15 [benadeelde partij15]
€ 71.909,03
€ 50.000,-
€ 21.909,03
6-5-2022
€ 71.909,03
16 [benadeelde partij16]
€ 55.004,20
€ 50.000,-
€ 5.004,20
6-5-2022
€ 55.004,20
17 [benadeelde partij17]
€ 37.691,51
€ 35.000,-
€ 2.691,51
6-5-2022
€ 37.691,51
18 [benadeelde partij18]
€ 11.125,50
€ 10.000
€ 1.125,50
6-5-2022
€ 11.125,50
19 [benadeelde partij19]
Niet-ontvankelijk
20 [benadeelde partij20]
Niet-ontvankelijk
21 [benadeelde partij21]
€ 35.218,39
€ 35.000,-
€ 218,39
6-5-2022
€ 35.218,39
22 [benadeelde partij22]
Niet-ontvankelijk
23 [benadeelde partij23]
€ 10.000,-
€ 10.000,-
6-5-2022
€ 10.000,-
24 [benadeelde partij24]
Niet-ontvankelijk
25 [benadeelde partij25]
Niet-ontvankelijk
26 [benadeelde partij26]
Niet-ontvankelijk
27 [benadeelde partij27]
Niet-ontvankelijk
28 [benadeelde partij28]
€ 10.408,76
€ 10.000,-.
€ 408,76
6-5-2022
€ 10.408,76
29 [benadeelde partij29]
€ 11.811,87
€ 10.000,-.
€ 1.811,87
6-5-2022
€ 11.811,87
30 [benadeelde partij30]
€ 11.329,62
€ 10.000,-.
€ 1.329,62
6-5-2022
€ 11.329,62
31 [benadeelde partij31]
€ 20.789,41
€ 10.000,-.
€ 10.789,41
6-5-2022
€ 20.789,41
32 [benadeelde partij32]
€ 10.107,04
€ 10.000,-.
€ 107,04
6-5-2022
€ 10.107,04
33 [benadeelde partij33]
€ 10.034,08
€ 10.000,-
€ 34,08
6-5-2022
€ 10.034,08
34 [benadeelde partij34]
€ 10.828,73
€ 10.000,-
€ 828,73
6-5-2022
€ 10.828,73
35 [benadeelde partij35]
Niet-ontvankelijk
36 [benadeelde partij36]
€ 10.047,79
€ 10.000,-
€ 47,79
6-5-2022
€ 10.047,79
37 [benadeelde partij37]
Niet-ontvankelijk
7.6
Toepasselijk wettelijk voorschrift
Gelet is op de artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht.

8..Beslissingen in het kort en ondertekening

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1 tot en met 5 primair, 6 en 7 ten laste gelegde feiten, zoals dit in hoofdstuk 2 is omschreven, heeft begaan;
Strafbaarheid
  • stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de in hoofdstuk 4 vermelde strafbare feiten;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
- veroordeelt de verdachte tot een
levenslange gevangenisstraf;
Beslag
  • verklaart verbeurd de in beslag genomen goederen met de nummers 8 tot en met 13 en 15;
  • verklaart onttrokken aan het verkeer de in beslag genomen goederen met de nummers 3 tot en met 7;
Benadeelde partijen 8, 14, 19, 20, 22, 24, 25, 26, 27, 35 en 37
  • verklaart de benadeelde partijen niet ontvankelijk in hun vorderingen;
  • veroordeelt de benadeelde partijen in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil;
Benadeelde partijen 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 9, 10, 11, 12, 13, 15, 16, 17, 18, 21, 23, 28, 29, 30, 31, 32, 33, 34 en 36
  • veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting de in kolom ‘hoofdsom’ van de in paragraaf 7.5 opgenomen tabel vermelde bedragen te betalen aan de aan die bedragen gekoppelde benadeelde partijen, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf de in kolom ‘wettelijke rente’ vermelde datum tot aan de dag van voldoening;
  • veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de genoemde benadeelde partijen gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partijen begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
  • veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij 32 gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op € 100,- en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
  • legt aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partijen te betalen de bedragen zoals genoemd in kolom ‘schadevergoedingsmaatregel’, vermeerderd met de wettelijke rente hierover vanaf de in kolom ‘wettelijke rente’ vermelde datum tot aan de dag van voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van het totaal van alle hoofdsommen niet mogelijk blijkt, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 1 (één) dag; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.H. Janssen, voorzitter,
en mrs. M.V. Scheffers en D. van Dooren, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J. Soeteman, griffier,
en uitgesproken op de openbare zitting van deze rechtbank op 14 juli 2023.

Voetnoten

1.[proces-verbaal01] , pagina’s 42 en 43, zaaksdossier 1 Tjalk & PV-66, pagina’s 147 t/m 149, zaaksdossier 1 Tjalk.
2.[proces-verbaal02] , pagina’s 199 t/m 212, Forensisch dossier Tjalk.
3.[proces-verbaal03] , pagina’s 541 t/m 571, zaaksdossier Molen.
4.[proces-verbaal04] , pagina’s 84 t/m 88, zaaksdossier Molen.
5.[proces-verbaal05] , pagina’s 125 t/m 129, zaaksdossier Molen.
6.[proces-verbaal06] , pagina’s 119 t/m 121, zaaksdossier Molen.
7.[proces-verbaal07] , pagina’s 11 t/m 13, zaaksdossier Molen.
8.Forensisch Onderzoek Molen, bijlage 9.
9.Farr-verklaring, pagina 97, zaaksdossier Molen.
10.Forensisch Onderzoek Molen, bijlage 7.
11.Farr-verklaring, pagina 83, zaaksdossier Molen.
12.[proces-verbaal08] , pagina’s 272 t/m 278, zaaksdossier Molen.
13.[proces-verbaal09] , pagina’s 17 t/m 21, zaaksdossier Molen.
14.[proces-verbaal10] , pagina’s 501 t/m 537, zaaksdossier Molen.
15.[proces-verbaal11] , pagina’s 148 t/m 150, zaaksdossier Molen.
16.[proces-verbaal12] , pagina’s 285 t/m 289, zaaksdossier Molen.
17.[proces-verbaal13] , pagina’s 279 t/m 286, zaaksdossier 1 Tjalk.
18.[proces-verbaal14] , pagina’s 279 t/m 286, zaaksdossier 1 Tjalk.
19.[proces-verbaal15] , pagina’s 585 t/m 601, zaaksdossier Molen.
20.[proces-verbaal16] , pagina’s 26 en 27, zaaksdossier Molen.
21.[proces-verbaal17] , pagina’s 177 en 178, zaaksdossier Molen.
22.Gebaseerd op recente analyse van rechtspraak en een WODC-onderzoek van de Erasmus Universiteit: ‘Verhoging strafmaximum moord; is veertig het nieuwe dertig?’ [naam10] , [naam11] , [naam12] , [naam13] , Verhoging strafmaximum moord; is veertig het nieuwe dertig?, Erasmus Universiteit Rotterdam - School of Law, WODC, 2019. Dit onderzoek is in ECLI:NL:RBROT:2020:11744 ook ten grondslag gelegd aan de strafmaat in een andere moordzaak.
23.Een combinatie van levenslange gevangenisstraf en TBS is niet mogelijk. Zie: ECLI:NL:HR:2006:AU5496.
24.Artikel 37a lid 1 sub 2 zegt dat TBS kan worden opgelegd voor feiten waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaar of meer is gesteld.
25.Artikel 6.4 lid 2 Besluit forensische zorg luidt: De plaatsing in een instelling aangewezen voor de verpleging van ter beschikking gestelden van een veroordeelde tot gevangenisstraf, die tevens de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege is opgelegd, geschiedt indien het ten uitvoer te leggen gedeelte van de gevangenisstraf is ondergaan.
26.Artikel 6:2:10 aanhef en onder b Sv luidt: Voorwaardelijke invrijheidstelling kan worden verleend aan de veroordeelde tot tijdelijke gevangenisstraf van meer dan twee jaren wanneer hij twee derde gedeelte daarvan heeft ondergaan, met dien verstande dat de periode waarover voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend, niet langer kan zijn dan twee jaren.
27.Artikel 37b lid 2 Sr luidt: Indien de rechter naast de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege een gevangenisstraf heeft opgelegd kan de rechter in zijn uitspraak een advies opnemen omtrent het tijdstip waarop de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege dient aan te vangen.
28.Artikel 6:2:8 lid 2 Sv luidt: Indien een veroordeelde tot gevangenisstraf tevens de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege is opgelegd, wordt op regelmatige tijdstippen beoordeeld of de veroordeelde dient te worden geplaatst in een instelling voor verpleging van ter beschikking gestelden.
29.Artikel 2 lid 5 Verlofregeling TBS luidt: Indien de ter beschikking gestelde of anderszins verpleegde voor de datum voorwaardelijke invrijheidstelling in een FPC is geplaatst, wordt een machtiging [tot verlof: rb] niet verleend voor genoemde datum.
30.Zie hieromtrent:
31.Artikel 6:2:8 lid 1 Sv luidt voor zover van belang: een veroordeelde tot gevangenisstraf die wegens een psychische stoornis, psychogeriatrische aandoening of verstandelijke handicap daarvoor in aanmerking komt, kan worden geplaatst in een instelling voor verpleging van ter beschikking gestelden.
32.Besluit van de Minister voor Rechtsbescherming van 6 juni 2023, nr. 4671361, tot wijziging van het Besluit Adviescollege levenslanggestraften.
33.Artikel 4, lid 4 van het Besluit Adviescollege Levenslanggestraften.
34.Artikel 12 lid 2 en 3 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden.
35.Zie ook: www.adviescollegelevenslanggestraften.nl/taken-en-werkwijze/.
36.
37.Brief van de Minister voor Rechtsbescherming aan de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal: adviezen RSJ en ACL vormgeving van de levenslange gevangenisstraf tot aan het moment van de herbeoordeling, 4756416.
38.Brief van de RSJ van 23 juni 2023 aan de minister voor Rechtsbescherming: Advies vormgeving van de levenslange gevangenisstraf tot aan het moment van de herbeoordeling en brief van ACL van 28 juni 2023 aan de minister voor Rechtsbescherming: Advies inzake de vormgeving van de levenslange gevangenisstraf tot aan de herbeoordeling.
39.
40.Zie onder meer: ECLI:NL:HR:2023:414.