ECLI:NL:RBROT:2020:11744

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 december 2020
Publicatiedatum
17 december 2020
Zaaknummer
10/660406-18
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van de liquidatie van een slachtoffer op 17 oktober 2018 in Rotterdam met ernstige strafrechtelijke gevolgen

In deze zaak stond de vraag centraal of de verdachte verantwoordelijk was voor de liquidatie van het slachtoffer op 17 oktober 2018 in Rotterdam. De rechtbank heeft deze vraag bevestigend beantwoord, waarbij zij zich baseerde op verschillende bewijsmiddelen die directe verbanden legden tussen de verdachte en de liquidatie. Het bewijs omvatte onder andere de scooter die bij de liquidatie werd gebruikt, de helm die de schutter droeg, en het ongeval met de scooter kort na de liquidatie. De rechtbank oordeelde dat het aanvaarden en uitvoeren van een opdracht om iemand uit de weg te ruimen een van de ernstigste vormen van strafrechtelijke betrokkenheid bij de dood van een ander is. Gezien de ernst van de feiten legde de rechtbank een gevangenisstraf van 18 jaar op aan de verdachte. De rechtbank besteedde ook aandacht aan de vorderingen van de benadeelde partijen, maar concludeerde dat het Wetboek van Strafvordering onvoldoende ruimte bood voor een oplossing die zowel de belangen van de verdachte als die van de benadeelde partijen diende. De rechtbank besloot de vorderingen deels toe te wijzen en deels niet-ontvankelijk te verklaren, waarbij de zaak terugverwezen werd voor verdere behandeling van de vorderingen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/660406-18
Datum uitspraak: 18 december 2020
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer voor strafzaken in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] en tijdens het onderzoek op de zitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Rotterdam, locatie Hoogvliet.
De raadsman van de verdachte is mr. J.P.R. Broers, advocaat te Rotterdam.
De officieren van justitie zijn mr. C.J.A. de Bruijn en mr. S.M. Scheer (hierna samen: officier van justitie).
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de zitting. De inhoudelijke behandeling van de zaak vond plaats op 24 en 30 november 2020 en 1 december 2020. Het onderzoek op de zitting is op 18 december 2020 gesloten.
Kern van dit vonnis
Op de zitting stond de vraag centraal of het de verdachte is geweest die de heer [naam slachtoffer 1] (hierna ook: het slachtoffer) op 17 oktober 2018 heeft geliquideerd. In dit vonnis beantwoordt de rechtbank die vraag bevestigend. Het bewijs daarvoor bestaat - onder meer - uit (directe) verbanden tussen de verdachte en (1) de bij de liquidatie gebruikte scooter, (2) de door de schutter bij de liquidatie gedragen helm, (3) het slachtoffer en (4) het ongeval met de scooter kort na de liquidatie. Het aanvaarden en uitvoeren van een opdracht om mensen uit de weg ruimen is een van de meest ernstige vormen van strafrechtelijke betrokkenheid bij de dood van een ander. De straf die de rechtbank in dit vonnis oplegt aan de verdachte is daarom heel hoog. Omdat deze straf zo hoog is, is in dit vonnis heel uitvoerig uitgelegd wat de redenen daarvoor zijn. Daarbij is aandacht voor een wetenschappelijk onderzoek naar de hoogte van gevangenisstraffen voor moord van de Erasmus Universiteit Rotterdam. Bijzonder in deze zaak is ten slotte ook dat de rechtbank heeft geworsteld met de vorderingen van de benadeelde partijen en daarvoor een oplossing had bedacht in zowel het belang van verdachte als de benadeelde partijen. Het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) biedt in deze zaak echter op dit moment onvoldoende ruimte voor deze oplossing, zodat de rechtbank min of meer genoodzaakt is om de vorderingen deels zelf af te doen en deels niet-ontvankelijk te verklaren.
Inhoudsopgave van dit vonnis
De verdachte wordt - samengevat - beschuldigd van de moord op het slachtoffer, de poging tot doodslag op de heer [naam slachtoffer 2] en de vernieling van de bus waarin [naam slachtoffer 1] reed. De volledige tekst van de beschuldiging is opgenomen in hoofdstuk 1 van dit vonnis.
De rechtbank vindt alle beschuldigingen bewezen. De bewezenverklaring, de bewijsmotivering en de bespreking van de bewijsverweren worden in hoofdstuk 2 van dit vonnis uiteengezet en uitgelegd. Het overzicht van de bewijsmiddelen staat in hoofdstuk 3 van dit vonnis.
De bewezenverklaarde feiten zijn volgens de wet verboden gedragingen waar straf op staat. Welke dat zijn, is omschreven in hoofdstuk 4 van dit vonnis. In dat hoofdstuk komen ook de strafbaarheid van de feiten en de strafbaarheid van de verdachte aan de orde.
De rechtbank komt tot oplegging van een gevangenisstraf van 18 jaar. Hoofdstuk 5 van dit vonnis vermeldt de overwegingen van de rechtbank die tot deze straf hebben geleid.
Acht nabestaanden van het slachtoffer, [naam slachtoffer 1] en diens werkgever hebben als benadeelde partijen vorderingen tot schadevergoeding ingediend. De rechtbank wijst de vorderingen deels toe en deels worden de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen. In hoofdstuk 6 worden de beslissingen toegelicht die de rechtbank neemt over de vorderingen.
Hoofdstuk 7 sluit dit vonnis af met een korte weergave van alle beslissingen en de ondertekening door de rechters.

1..De beschuldiging in de tenlastelegging

1.
hij op of omstreeks 17 oktober 2018 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk een persoon genaamd [naam slachtoffer 1] van het leven heeft beroofd, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) opzettelijk en na kalm beraad en rustig overleg, althans opzettelijk met een vuurwapen één of meer kogels afgeschoten op het hoofd en/of het lichaam van die [naam slachtoffer 1] , tengevolge waarvan voornoemde [naam slachtoffer 1] (op 25 oktober 2018) is overleden.
2.
hij op of omstreeks 17 oktober 2018 te Rotterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk een persoon genaamd [naam slachtoffer 2] van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met een vuurwapen één of meer kogels heeft afgeschoten in de richting van die [naam slachtoffer 1] , terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
3.
hij op of omstreeks 17 oktober 2018 te Rotterdam opzettelijk en wederrechtelijk een (bedrijfs)bus (Mercedes Sprinter, kenteken [kentekennummer 1] , kleur groen), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt door met een vuurwapen één of meer kogels in de richting van voornoemde (bedrijfs)bus af te schieten.

2..Het bewijs

Bewezenverklaring
De rechtbank vindt wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 tot en met 3 ten laste gelegde heeft begaan, en vindt bewezen dat:
1.
hij op 17 oktober 2018 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een ander(en) opzettelijk en met voorbedachten rade [naam slachtoffer 1] van het leven heeft beroofd, immers hebben verdachte en zijn mededader(s) na kalm beraad en rustig overleg met een vuurwapen een kogel afgeschoten op het hoofd van die [naam slachtoffer 1] , tengevolge waarvan voornoemde [naam slachtoffer 1] is overleden.
2.
hij op 17 oktober 2018 te Rotterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk een persoon genaamd [naam slachtoffer 2] van het leven te beroven met dat opzet met een vuurwapen een kogel heeft afgeschoten in de richting van die [naam slachtoffer 1] , terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
3.
hij op 17 oktober 2018 te Rotterdam opzettelijk en wederrechtelijk een bedrijfsbus kenteken [kentekennummer 1] toebehorende aan [naam slachtoffer 3] heeft beschadigd door met een vuurwapen een kogel in de richting van die bedrijfsbus af te schieten.
Bewijsmotivering
De bewezenverklaring is gegrond op de in hoofdstuk 3 van dit vonnis opgenomen inhoud van de bewijsmiddelen. Die bewijsmiddelen vormen ook de basis voor de hiernavolgende vaststellingen, overwegingen en conclusies die bij de bewezenverklaring zijn betrokken, mede naar aanleiding van de door de verdediging gevoerde bewijsverweren.
De verdediging heeft daarnaast nog aangevoerd dat de verklaringen van twee getuigen die in de bewijsvoering een rol spelen niet betrouwbaar zijn en niet voor het bewijs mogen worden gebruikt. De rechtbank denkt daar anders over en gebruikt delen van die verklaringen voor het bewijs. Dat wordt uitgelegd in de laatste subparagraaf van deze bewijsmotivering.
De schutter en zijn handelen
Op 17 oktober 2018 reed het slachtoffer in zijn auto in de richting van de kruising van de Oudedijk en de Willem Ruyslaan te Rotterdam. Op de kruising blokkeerde een man met zijn scooter de rijbaan. De man pakte een vuurwapen uit zijn tas en vuurde meerdere kogels af in de richting van de auto van het slachtoffer. De man (hierna: de schutter) schoot direct op de ruit van de bestuurdersdeur van de auto. Het slachtoffer werd - onder meer - in zijn hoofd geraakt. Als gevolg van dit schot overleed het slachtoffer op 25 oktober 2018.
Achter de auto van het slachtoffer stond op het moment van schieten een bedrijfsbus met aan het stuur de heer [naam slachtoffer 2] (hierna: de bestuurder van de bedrijfsbus). De bedrijfsbus werd geraakt door een kogel in de rechterzijspijl en de voorruit van de bedrijfsbus barstte.
De schutter ging ervandoor en verloor op zijn vlucht een iPhone 5 SE (hierna: de iPhone). Op deze iPhone stond in de app Notities een notitie met de naam ‘Bewaarde foto’ open (hierna: de notitie). De notitie was twee uur vóór het schietincident geopend. In de notitie waren een foto van de identiteitskaart van het slachtoffer, een foto van de nummerplaat [kentekennummer 2] van de auto van het slachtoffer en een foto van zijn adres ingevoegd.
Opzet en voorbedachte raad
De uiterlijke verschijningsvorm van het handelen van de schutter getuigt van een weloverwogen beslissing om het slachtoffer te doden. De schutter handelde kalm en rustig, zocht het slachtoffer op, reed achter hem aan en handelde met het schieten zeer direct in de richting van het slachtoffer. De notitie in de iPhone die de schutter bij zich droeg, met daarin rechtstreekse verwijzingen naar het slachtoffer, onderstrepen de gerichtheid en het planmatige van het handelen van de schutter. De schutter heeft het slachtoffer daarmee opzettelijk en met voorbedachten rade gedood.
Poging doodslag en vernieling
Met het schieten heeft de schutter op de koop toe genomen dat hij de bestuurder van de bedrijfsbus dodelijk zou raken. De bedrijfsbus stond vlak achter de auto van het slachtoffer en één afgevuurde kogel heeft de zijspijl van de vooruit van de bedrijfsbus geraakt. Hieruit wordt afgeleid dat de kans dat de bestuurder dodelijk kon worden geraakt aanmerkelijk groot was. De kogel had ook - al dan niet door afkaatsing - de bestuurder dodelijk kunnen treffen. Dat geldt in soortgelijke zin voor alle andere afgevuurde kogels. Er was daarom sprake van voorwaardelijk opzet op de dood van [naam slachtoffer 1] .
Uit het voorgaande volgt ook dat de schutter met het schieten de bedrijfsbus heeft beschadigd.
De verdachte is de schutter
Na op het slachtoffer te hebben geschoten, verloor de schutter op zijn vlucht zijn helm en reed hij enige honderden meters verder in volle vaart met de scooter tegen een auto aan. De schutter vluchtte te voet verder en liet zijn scooter achter.
De belangrijkste vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of de verdachte deze schutter is. Voor de beantwoording van die vraag zal hierna worden ingegaan op de verbanden tussen de verdachte aan de ene kant en aan de andere kant (1) de bij de liquidatie gebruikte scooter, (2) de door de schutter bij de liquidatie gedragen helm, (3) het slachtoffer en (4) het ongeval met de scooter kort na de liquidatie. Het antwoord op die belangrijke vraag zal zijn dat de verdachte de schutter is.
1.
Verband tussen de verdachte en de scooter van de schutter
  • De door de schutter bij de liquidatie gebruikte scooter is op 14 oktober 2018, drie dagen voor het schieten, door de verdachte gekocht.
  • De verdachte heeft een medeverdachte gevraagd de scooter op zijn naam te zetten en heeft deze medeverdachte op de dag van het schieten gevraagd om aangifte te doen van diefstal van de scooter. Als reden daarvoor gaf hij een dag later aan dat de scooter gebruikt zou zijn bij een schietpartij.
  • Op de sleutel van de scooter en op de (achter een klepje weggewerkte) tankdop is DNA van de verdachte aangetroffen.
De aankoop van de scooter kort voor het schieten, de door de verdachte geïnitieerde verhullingshandelingen met betrekking tot de scooter kort na het schieten en het op specifieke gebruikersplekken van de scooter aantreffen van DNA van de verdachte wijzen op een direct en sterk verband tussen de verdachte en de bij de liquidatie gebruikte scooter.
2.
Verband tussen de verdachte en de door schutter verloren helm
De helm die de schutter tijdens het schieten droeg en later op de vlucht is verloren, was van de verdachte. De verdachte heeft die helm in het weekend voorafgaand aan de schietpartij opgehaald op een adres waar hij begin 2018 een aantal maanden heeft verbleven. Aan de binnenkant van de helm is DNA van de verdachte aangetroffen. Er is dus niet alleen een verband tussen de bij de liquidatie gebruikte scooter en de verdachte, maar ook los daarvan een zelfstandig verband tussen de bij de liquidatie gebruikte helm en de verdachte.
3.
Verband tussen de verdachte en het slachtoffer
De verdachte gebruikte in de tijd voorafgaand aan de schietpartij een tablet.
- Op 12 oktober 2018 is op deze tablet gezocht naar het adres van zijn ex-vriendin in Tilburg.
  • Op 13 oktober 2018 is op de tablet veelvuldig gezocht naar scooters soortgelijk aan de bij de schietpartij gebruikte scooter, die door de verdachte op 14 oktober 2018 is gekocht.
  • Op 15 oktober 2018 overdag is op de tablet gezocht naar kappensets, een voorkap, een windscherm, een stickerset en een stuurkap voor een Gilera Runner. Ook is er die dag op Marktplaats gezocht op ‘wrap folie’ en ‘carbon folie’. Op 15 oktober 2018 om 22.08 uur is er op Marktplaats weer naar kappensets voor een Gilera Runner gekeken.
Deze zoekslagen zijn aan de verdachte te linken. De verdachte was een vaste gebruiker van de tablet en de zoekslagen van 12 tot en met 15 oktober 2018 onderbouwen het gebruik van de tablet door de verdachte in de dagen voorafgaand aan de schietpartij. Dat zit hem in het zoeken naar het adres van de ex-vriendin in Tilburg, in de zoekslag kort vóór de aankoop naar scooters soortgelijk aan de op 14 oktober 2018 door de verdachte aangekochte scooter en in de zoekslagen naar de onderdelen en materialen voor de scooter kort na de aankoop.
Dat voorafgaand aan een aankoop van een scooter door de koper (de verdachte) gezocht wordt naar specifieke scooters behoeft geen nadere uitleg. De zoekslagen naar de onderdelen en materialen wel.
De door de verdachte gekochte scooter was bij aankoop rood van kleur en tijdens de schietpartij zwart. Hieruit wordt afgeleid dat de scooter van de verdachte - mogelijk ter voorkoming van herkenning van de scooter bij de schietpartij - een ander uiterlijk heeft gekregen. Zoekslagen naar - onder meer - stuurkappen, kappensets, stickersets en wrap- en carbon folie passen bij een wens tot omkatting van een scooter. Deze vaststelling bevestigt nadrukkelijk dat het de verdachte is die deze zoekslagen doet.
Na de laatste zoekslag naar ‘scooterkappen’ door de verdachte op 15 oktober 2018 te 22:40 uur is 32 minuten later via Google Street View gezocht op het adres van het slachtoffer. Van deze zoekslag zijn op de tablet 225 afbeeldingen van de omgeving van de woning van het slachtoffer opgeslagen.
Deze zoekslag van de verdachte naar het adres van het slachtoffer op 15 oktober 2018 - 36 uur voor het schieten en een half uur na de zoekslag naar omkatmaterialen voor de scooter - legt een direct verband tussen de verdachte en het slachtoffer kort vóór de schietpartij. Dat vervolgens ook nog foto’s van de (omgeving van de) woning van het slachtoffer op de tablet zijn opgeslagen, onderstreept dit verband.
Opmerkelijk hierbij is nog dat op de iPhone die bij de beschadigde scooter is aangetroffen op 15 oktober 2018 rond 22:00 uur (wanneer er eerst naar kappensets voor een Gilera Runner is gekeken en nog geen uur later wordt gezocht op het adres van het slachtoffer) de notitie openstaat. De notitie blijft in beeld staan tot de volgende ochtend om 07:25 uur waarbij de iPhone een aantal keer wordt ontsloten en de notitie steeds in beeld komt. Verdere activiteit is er in die periode niet op de iPhone. In de notitie is - als gezegd - ook een foto van het adres van het slachtoffer opgenomen.
4.
Verband tussen de verdachte en het ongeval met de scooter
De dag na het schieten liep de verdachte een beetje scheef en waren zijn handen gekneusd en opgezet. Toen hij daarmee werd geconfronteerd vertelde hij: “ik werk met Chinezen en ik heb gisteren een klapper gemaakt op een 180’er”. Die uitspraken op zichzelf zijn in de context van de verdenking en de valpartij van de schutter met de scooter uitermate belastend voor de verdachte. Het staat immers vast dat de door verdachte gekochte (motor)scooter is gebruikt bij het schieten, dat vervolgens een ongeval heeft plaatsgevonden en dat het slachtoffer een Chinese afkomst had. De uitspraak van de verdachte in een kort daarna gevoerd telefoongesprek (op 4 november 2018) dat hij van een motor was gevallen onderschrijft dat verband nog eens. Ditzelfde geldt voor een op 6 januari 2019 gevoerd telefoongesprek waarin de verdachte spreekt over een doktersbezoek voor knie en pols, waarover hij kennelijk al een tijd zegt dat hij die afspraak zal maken.
Conclusie
De vier verbanden wijzen ieder voor zich in de richting van een (directe) betrokkenheid van de verdachte bij het schietincident, namelijk als de schutter. De verbanden zijn ieder op zich sterk, staan niet op zichzelf en grijpen onderling in elkaar. Op grond daarvan staat het daderschap van de verdachte buiten redelijke twijfel vast. Dat verdachte voor vrijwel alle aan de verbanden ten grondslag liggende feiten en omstandigheden een verklaring heeft proberen te geven die niet als aannemelijk kan worden gezien, is daarbij een niet onbelangrijke maar ook slechts een bijkomende factor.
Medeplegen
De verdachte heeft niet alleen gehandeld. Deze conclusie vindt zijn onderbouwing in de al genoemde openstaande notitie in de iPhone die de verdachte bij zich droeg. De notitie is door één of meer anderen dan de verdachte op 13 oktober 2018, slechts enkele dagen vóór het schietincident, aangemaakt en is een essentieel onderdeel van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en een of meer andere betrokkenen bij het schietincident. Dat heeft een drietal redenen:
De inhoud van de notitie verwijst rechtstreeks naar het slachtoffer, zijn adres en zijn auto. Het schieten op het slachtoffer vond plaats op een steenworp afstand van zijn woning en het slachtoffer zat op het moment van schieten in de auto waarvan een foto in de notitie is opgenomen. Daarmee bevatte de notitie voor het schieten essentiële gegevens die nodig waren om het slachtoffer op te sporen, te kunnen volgen en te identificeren.
Het feit dat de notitie twee uur vóór het schietincident was geopend en tot het laatste moment van gebruik van de iPhone openstond, onderstreept de rol die de notitie bij het schieten heeft gespeeld. Tot mogelijk het allerlaatste moment voor het schieten is de notitie gebruikt voor het doel dat de notitie diende. Kort gezegd: het kiezen van het juiste doelwit.
De iPhone was tot een paar dagen voor het schieten niet in gebruik bij de verdachte maar bij een medeverdachte.
Dat de verdachte een notitie van (een) ander(en) nodig had voor het opsporen, volgen en identificeren van zijn doelwit kan tot geen andere conclusie leiden dan dat de verdachte niet zelfstandig handelde. Daarmee staat een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en één of meerdere mededaders vast.
Motivering van de verworpen betrouwbaarheidsverweren
Zoals hiervoor aangegeven heeft de verdediging aangevoerd dat de verklaringen van [naam medeverdachte 1] en [naam persoon 1] , niet voldoende betrouwbaar zijn en daarom niet mogen worden gebruikt voor het bewijs. De rechtbank ziet dat dus anders en heeft onderdelen van die verklaringen wel meegenomen in de bewijsvoering. Dat kan ook goed, gelet op het volgende.
-
[naam medeverdachte 1]
De verklaringen van [naam medeverdachte 1] worden in de betrouwbaarheid ondersteund door verklaringen van anderen of onderzoeksbevindingen van de politie.
De verklaringen van [naam medeverdachte 1] over het aankopen van de scooter door de verdachte, over het overschrijven van de scooter en het halen van de helm voor de verdachte worden bevestigd door de verklaringen van [naam medeverdachte 2] die daarover gelijkluidend heeft verklaard. Voor de verklaring van [naam medeverdachte 1] over een gebruikersnaam van de verdachte (‘ [gebruikersnaam verdachte] ’) geldt dat de verdachte ter terechtzitting heeft erkend dat dit zijn gebruikersnaam is. Ook de oorspronkelijke rode kleur van de scooter waarover [naam medeverdachte 1] heeft verklaard, vindt bevestiging in de verklaring van [naam persoon 2] (de verkoper van de scooter) en onderzoek van de politie.
-
[naam persoon 1]
De verklaring van [naam persoon 1] over de uitspraken en de fysieke gesteldheid van de verdachte op 18 oktober 2018 zijn door hem in de kern herhaald en bevestigd in zijn verhoor bij de rechter-commissaris. Op het punt van de betrouwbaarheid vinden die verklaringen bevestiging in de verklaringen van de verdachte over de ontmoeting met de jongens die hem zonnebrillen verkochten op zichzelf en in de verklaring van [naam persoon 3] die in zekere zin hetzelfde heeft verklaard als [naam persoon 1] (en bij de rechter-commissaris heeft bevestigd dat hij bij de politie de waarheid heeft verteld). Bovendien is hetgeen [naam persoon 1] heeft verklaard op sommige onderdelen vrij gedetailleerd en specifiek. De verdachte heeft deze details slechts ten dele betwist en een aantal details over de blessures van de verdachte vindt bevestiging in de twee hiervoor aangehaalde tapgesprekken.
Verder is de suggestie dat [naam persoon 1] en/of [naam persoon 3] de informatie inclusief de details waarover zij hebben verklaard uit de media konden hebben vernomen, zoals de verdediging stelt, niet onderbouwd. Ten slotte wordt ook niet gesteld welk belang [naam persoon 1] zou hebben om anders te verklaren dan hij heeft meegemaakt.

3..De bewijsmiddelen

Schieten

1.
Onderzoek van de politie, verklaring van [naam slachtoffer 1] [1]
Ik reed op 17 oktober 2018 omstreeks 10:50 uur te Rotterdam de Willem Ruijslaan op in de richting van de Oude Dijk. Een Volkswagen Polo kwam voor me rijden. Ter hoogte van de Lusthofstraat kwam van rechts een zwarte Piaggio scooter de weg op rijden. Ik reed zelf in een bedrijfsbusje kentekennummer [kentekennummer 1] . Ik zag dat de scooter stopte voor de kruising met de Oudedijk. De scooterrijder blokkeerde op die manier de weg. Ik zag dat hij met zijn rechterhand een wapen uit zijn tas haalde en richtte naar de Polo voor mij. Ik zag dat de man van de scooter direct op de ruit van de bestuurdersdeur schoot. Toen zag ik de scooter wegrijden, rechtsaf slaan de Oudedijk op.
2.
Onderzoek van de politie, verklaring van [naam getuige 1] [2]
Op 17 oktober 2018 reed een van onze werknemers als bestuurder in de bestelbus. Onze medewerker reed over de openbare weg de Willem Ruyslaan te Rotterdam. Op dat moment was de bestelbus in goede orde en zonder schade. Onze medewerker hoorde geluiden: ‘poef’, ‘poef’. Onze medewerker zag later een kogelgat in de rechter zijspijl van de voorruit en een grote barst van ongeveer 50 centimeter in de voorruit.
3.
Onderzoek van de politie [3]
Op 17 oktober 2018 op de kruising Willem Ruyslaan met de Oudedijk hebben wij 12 afgevuurde patroonhulzen aangetroffen. Met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid zijn de 12 op de plaats delict aangetroffen hulzen verschoten uit één en hetzelfde vuurwapen.
Overlijden
4.
Onderzoek van de politie [4]
Op 17 oktober 2018 werd melding gemaakt van een schietincident op de kruising van de Willem Ruyslaan met de Oudedijk te Rotterdam. Een man op een scooter schoot diverse keren op de bestuurder van een personenauto met kenteken [kentekennummer 2] . De bestuurder raakte hierbij ernstig gewond. Het slachtoffer bleek te zijn genaamd: [naam slachtoffer 1] wonend aan de [adres slachtoffer] , [postcode slachtoffer] te Rotterdam. Op 25 oktober 2018 kwam het bericht binnen, bij het onderzoeksteam, dat [naam slachtoffer 1] was overleden in het Erasmus Medisch Centrum te Rotterdam.
5.
Deskundigenverslag [5]
[naam slachtoffer 1] is overleden in het Erasmus Medisch Centrum te Rotterdam op 25 oktober 2018. Er werden letsels vastgesteld. Deze letsels zijn bij leven ontstaan door ingewerkt uitwendig mechanisch perforerend geweld, namelijk in totaal twee inschoten van het hoofd en de hals. Het overlijden kan verklaard worden door de verwikkelingen van één inschot van het hoofd. Deze verwikkelingen waren onder andere reanimatiebehoefte, een hartinfarct, bloedstolsels in het longvaatbed, het ontstaan van een uitzichtloze situatie en het uiteindelijke staken van de behandeling.
Het overlijden van [naam slachtoffer 1] wordt verklaard door de verwikkelingen van ballistisch geweld/schietgeweld.
Daderschap
6.
Onderzoek van de politie [6]
Op 17 oktober 2018, omstreeks 10.53 uur, hoorde ik dat er een man was neergeschoten op de Willem Ruyslaan te Rotterdam. De verdachte zou weggevlucht zijn op een zwarte scooter in de richting van de 's Gravenweg te Rotterdam. Omstreeks 10:57 uur zag ik op de 's Gravenweg een zwarte scooter op de grond liggen. Ik zag enkele meters verder ter hoogte van een doorsteek een mobiele telefoon op het trottoir liggen. Deze is veiliggesteld door een pylon hierover heen te plaatsen.
7.
Onderzoek van de politie [7]
Op 17 oktober 2018 werden wij door de Forensische Opsporing gewezen op het aantreffen van een mobiele telefoon ter hoogte van de ’ [adres 4] te Rotterdam. Wij zagen dat deze mobiele telefoon de navolgende was:
Type: iPhone SE
IMEI: [IMEI-nummer]
Deze mobiele telefoon werd door ons voorzien van het SIN-nummer [SIN-nummer 1] .
8.
Onderzoek van de politie [8]
Op 17 oktober 2018 werd onderstaand goed voor onderzoek aangeboden.
Type iPhone SE
IMEI-nummer [IMEI-nummer]
Notitie
Bij het aantreffen van het toestel stond deze uit in verband met een lege batterij. Hierna werd het toestel opgeladen. Na het opstarten en openen van het toestel met de verkregen code werd door mij de applicatie ‘Notities’ geopend. Bij het openen van de app zag ik dat de notitie ‘Bewaarde foto’ open stond. Ambtshalve is mij bekend dat dit betekent dat deze betreffende notitie als actief/open stond bij het laatste gebruik van de applicatie voordat het toestel uit was gegaan.
9.
Onderzoek van de politie [9]
Op 17 oktober 2018 werd melding gemaakt van een schietincident. Op de plek waar de schutter ten val is gekomen, is een iPhone aangetroffen, met IMEInummer [IMEI-nummer] .
Van de iPhone werden aanvullende log-gegevens verzameld betreffende de activiteiten van/op het
toestel in de periode van 12 oktober 2018 tot en met 17 oktober 2018. Uit de gegevens is af te lezen op welk
moment de Apple Notes (Notities) applicatie in beeld (focus) was op het scherm van het apparaat.
Datum Tijd Item Type
17-10-2018 08:47:26 com.apple.mobilenotes Knowledge Application Focus
10.
Onderzoek van de politie [10]
Onderzoek telefoon: [SIN-nummer 1]
Ik zag dat er in de applicatie Notities een notitie aanwezig was met de naam ‘Bewaarde
foto’. Ik zag dat deze notitie was aangemaakt op 13 oktober 2018. Ik zag dat er in deze notitie drie foto’s aanwezig waren.
Foto 1:
Op de foto staat een zilvergrijze auto met geopende kofferbak. Op de auto is geen kentekenplaat
bevestigd. In de kofferbak van de auto ligt wel een kentekenplaat, van het kenteken [kentekennummer 2] . In de
kofferbak liggen verder diverse papieren, waarvan de inhoud niet te lezen is.
Foto 2:
Op de foto staat een ander scherm, mogelijk een andere telefoon of tablet. Op het andere scherm staat een foto van het adres [adres slachtoffer] [postcode slachtoffer] Rotterdam. Door mij is de Gemeentelijke Basis Administratie (GBA) geraadpleegd. Hieruit blijkt dat de [adres slachtoffer] te Rotterdam, het woonadres is van slachtoffer [naam slachtoffer 1] .
Foto 3:
Op de foto staat een Nederlandse Identiteitskaart, van [naam slachtoffer 1] , geboren [geboortedatum slachtoffer] . Op de identiteitskaart staat een pasfoto van het gezicht van slachtoffer [naam slachtoffer 1] .
11.
Onderzoek van de politie [11]
Op 17 oktober 2018 heeft de dader van de schietpartij op de Willem Ruyslaan te Rotterdam, op de ’s-Gravenweg een aanrijding veroorzaakt. De dader is hierna weggerend en heeft de (motor)scooter daar achtergelaten. Na onderzoek bleek dat aan de onderzijde van het frame van de (motor)scooter het Voertuigidentificatienummer [nummer] zat. Volgens de Rijksdienst voor het Wegverkeer, gekoppeld stond aan dat nummer een motorfiets van het merk Piaggio L3 type M07 en dat voor dit voertuig het kenteken [kentekennummer 3] was afgegeven. Tevens zag ik dat de kentekenhouder [naam medeverdachte 1] [geboortedatum medeverdachte 1] te [geboorteplaats medeverdachte 1] , betrof en hij de motorfiets op 14 oktober 2018 om 14:29 uur op zijn naam had laten overschrijven.
12.
Onderzoek van de politie, verklaring van [naam medeverdachte 1] [12]
In het weekend voor 17 oktober 2018 had [naam verdachte] mij gebeld. Hij zei tegen mij: ‘kun je iets voor mij regelen?’ Rond 11.00 uur belde [naam verdachte] mij dat hij een scooter had gevonden en heeft mij gevraagd of ik de scooter op mijn naam wilde zetten. Dat was 14 oktober 2018. Ik zei dat het op mijn naam kon. [naam verdachte] en ik zijn die dag naar de verkoper van de scooter gegaan. [naam verdachte] heeft toen een testrondje gereden op de scooter en vond de scooter goed. [naam verdachte] heeft toen 1000 euro betaald aan de verkoper. Ik ben met de verkoper en nog iemand naar de winkel gegaan om de scooter over te schrijven. [naam verdachte] is bij de scooter gebleven. Nadat de scooter was overgeschreven ben ik afgezet bij metro Slinge. Een paar dagen later belde [naam verdachte] mij ’s ochtends. Dat is 17 oktober 2018. [naam verdachte] zei dat ik aangifte van diefstal van de scooter moest doen. Hij belde mij een dag later, dat was 18 oktober 2018, en toen zei hij dat iemand op die scooter iemand anders had beschoten.
13.
Onderzoek van de politie [13]
Op 17 oktober 2018 omstreeks 10:53 uur hoorde ik dat er een man was neergeschoten op de Willem Ruyslaan te Rotterdam. De verdachte zou weggevlucht zijn op een zwarte scooter in de richting van de 's Gravenweg te Rotterdam. Ik zag op de 's Gravenweg ter hoogte van nr. 310 een zwarte scooter op de grond liggen.
14.
Onderzoek van de politie [14]
Op 17 oktober 2018 gingen wij naar de ’s-Gravenweg 310 te Rotterdam. Wij zagen op de ’s-Gravenweg 310 te Rotterdam een zwaar beschadigde scooter op het wegdek liggen. Op ons verzoek verscheen [naam persoon 4] , werkzaam bij de Forensische Opsporing ter plaatse. [naam persoon 4] bemonsterde de scooter op DNA. Alle bemonsterde DNA sporen stelde hij veilig.
15.
Onderzoek van de politie [15]
Wij starten ons onderzoek aan een scooter van het schietincident op de kruising van de Willem Ruyslaan met de Oudedijk. Van de scooter zijn diverse onderdelen bemonsterd op de aanwezigheid van eventuele aanwezigheid van biologische sporen. Het onderstaande stuk van overtuiging is veiliggesteld ten behoeve van een (mogelijk) DNA-onderzoek: Epitheel Tankdop [SIN-nummer 2] .
16.
Onderzoek van de politie [16]
Het voertuig betrof een motorscooter van het merk Gilera, type Runner. Het voertuig was niet voorzien van een Nederlands kenteken. Bij het onderzoek zag ik dat de tankdop van het voertuig achter een afgesloten klep in de kunststof beplating onder het stuur zat. Ik zag dat de klep van de tankdop kon worden ontgrendeld door het indrukken van het contact van motorscooter aan de rechterzijde van de kunststofplaat onder het stuur. Tevens zag ik dat de tank door middel van een tankdop was afgesloten.
17.
Deskundigenverslag [17]
Onderstaand onderzoeksmateriaal is onderworpen aan een DNA-onderzoek:
[SIN-nummer 2] #01 een bemonstering (tankdop).
Resultaten, interpretatie en conclusie vergelijkend DNA-onderzoek:
SIN
DNA kan afkomstig zijn van
[SIN-nummer 2] #01
Verdachte [naam verdachte]
Bewijskracht van het vergelijkend DNA-onderzoek:
Hypothese 1: De bemonstering bevat DNA van verdachte [naam verdachte] .
Hypothese 2: De bemonstering bevat DNA van een willekeurige onbekende persoon.
Het verkregen DNA-profiel [SIN-nummer 2] #01 is meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker wanneer hypothese 1 waar is, dan wanneer hypothese 2 waar is.
18.
Onderzoek van de politie [18]
Op 17 oktober 2018 werd melding gemaakt van een schietincident op de kruising van de Willem Ruyslaan met de Oudedijk te Rotterdam. Een man op een scooter schoot diverse keren op de bestuurder van de
personenauto met kenteken [kentekennummer 2] . Op de plaats delict, de Willem Ruyslaan, de Oudedijk en de 's Gravenweg, te Rotterdam, is forensisch onderzoek verricht. Hierbij zijn in het kader van de waarheidsvinding stukken van overtuiging (SVO’s) veiliggesteld en in beslag genomen, waaronder biologische sporen.
Stukken van overtuiging:
SIN [SIN-nummer 3]
Plaats veiligstellen Bemonstering sleutel scooter
19.
Onderzoek van de politie [19]
Omschrijving
Herkomst
Sin nr
Epitheel
contactsleutel motorscooter (Piaggio M07)
[SIN-nummer 3]
20.
Deskundigenverslag [20]
Onderstaand onderzoeksmateriaal is onderworpen aan een (aanvullend) DNA-onderzoek:
[SIN-nummer 3] #01 een bemonstering (sleutel scooter).
Resultaten, interpretatie en conclusie vergelijkend DNA-onderzoek:
SIN
Beschrijving DNA-profiel
DNA kan afkomstig zijn van
[SIN-nummer 3] #01
DNA-mengprofiel van
minimaal twee personen
verdachte [naam verdachte] en
minimaal één onbekende persoon
Bewijskracht van het vergelijkend DNA-onderzoek:
Hypothese 1: De bemonstering bevat DNA van verdachte [naam verdachte] en één willekeurige onbekend persoon.
Hypothese 2: De bemonstering bevat DNA van twee willekeurige onbekende personen.
Het verkregen DNA-mengprofiel [SIN-nummer 3] #01 is meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker wanneer hypothese 1 waar is, dan wanneer hypothese 2 waar is.
21.
Onderzoek van de politie [21]
Op 17 oktober 2018 hoorde ik [naam getuige 2] verklaren dat zij die dag omstreeks 10:50 uur op de Oudedijk te Rotterdam een scooter met hoge snelheid zag rijden, komende uit de richting van de Voorschoterlaan, gaande in de richting van de ‘s-Gravenweg. Zij zag dat de scooterrijder zijn zwarte scooterhelm liet vallen en dat hij door bleef rijden. Aan de overkant van de straat zag ik een zwarte scooterhelm bij een boom nabij het fietspad liggen. De forensische opsporing stelde de helm veilig.
22.
Onderzoek van de politie [22]
Omschrijving
Herkomst
Sin nr
Helm
Aangetroffen Oudedijk
[SIN-nummer 4]
23.
Deskundigenverslag [23]
Helm [SIN-nummer 4]
De binnenkant van de helm (voorhoofd- en oorgedeelte) is bemonsterd om DNA te verzamelen van de gebruiker(s) van de helm. De bemonstering is als [SIN-nummer 4] #01 (binnenkant) veiliggesteld voor een DNA-onderzoek. Het DNA-profiel van [naam verdachte] [SIN-nummer 5] is vergeleken met [SIN-nummer 4] #01.
SIN
DNA kan afkomstig zijn van
Matchkans DNA profiel
[SIN-nummer 4] #01
[naam verdachte]
kleiner dan één op één miljard
24.
Onderzoek van de politie, verklaring van [naam medeverdachte 1] [24]
Sinds vrijdag of zaterdag van hetzelfde weekend waarin we de scooter hebben gekocht zei [naam verdachte] op snapchat dat hij een helm nodig had. [naam verdachte] vroeg wanneer ik mee kon om de helm te halen. Die helm lag op de [adres 1] in Overschie.
25.
Onderzoek van de politie, verklaring van [naam getuige 3] [25]
[naam verdachte] heeft hier op de [adres 1] drie maanden gewoond. Er heeft hier een helm gelegen die van [naam verdachte] was. De helm was zwart of rood van kleur. Of allebei? De helm was in ieder geval open van onderen dus niet dichtgemaakt. De helm op de foto met documentcode [code document] die u mij laat zien is de helm die ik herken. Ik herken hem aan de vorm. Ik heb de helm voor het laatst gezien toen die helm opgehaald werd door [naam medeverdachte 1] .
26.
Verklaring van de verdachte op de zitting van 24 november 2020:
De open helm met rode glans die is aangetroffen was mijn helm. Ik reed met [naam medeverdachte 1] naar zijn huis en hij gaf mij de helm. Ooit heb ik de helm daar gelegd.
27.
Onderzoek van de politie, verklaring van [naam medeverdachte 1] [26]
Ik heb alleen via snapchat contact met [naam verdachte] . Hij heet op snapchat [gebruikersnaam verdachte]
28.
Onderzoek van de politie, verklaring van [naam medeverdachte 2] [27]
De tablet die in mijn woning is aangetroffen heb ik voor [naam zus verdachte] (de rechtbank begrijpt: de zus van verdachte [naam verdachte] ) gekocht. Als ik daar was, gebruikte [naam verdachte] de tablet altijd. Ik heb een keer gezien dat [naam verdachte] naar motorscooters zocht. Dat was op de tablet.
29.
Verklaring van de verdachte op de zitting van 24 november 2020:
De Lenovo tablet die bij [naam medeverdachte 2] is aangetroffen heb ik een keer gebruikt voor snapchat. Ik heb de tablet bij mijn zus thuis gebruikt.
30.
Onderzoek van de politie [28]
In de woning van [naam medeverdachte 2] werd een tablet aangetroffen.
Op de tablet werden diverse e-mailadressen en gebruikersnamen aangetroffen:
- [e-mailadres 1]
- [e-mailadres 2] .
Op de tablet is enige tijd een Snapchat-account gekoppeld geweest van iemand die gebruik maakt van de naam [gebruikersnaam verdachte] . Door de gebruiker is in de meeste gevallen gebruik gemaakt van de schermnaam [gebruikersnaam verdachte] , behalve op 10 en 14 november 2018, dan noemt de gebruiker zichzelf [gebruikersnaam] . Opvallend is dat er in de webhistory te zien is dat er op 16 november 2018 rond 13.35 uur (UTC+2) gegoogeld wordt op ‘ [naam 1] ’, ‘ [naam 2] ’, ‘ [naam 3] ’, ‘ [naam verdachte] ’ en ‘ [naam verdachte] ’.
Op 12 oktober 2018 vanaf 04.19 uur tot 04.22 uur (UTC+2) wordt er eerst gezocht op Rotterdam en vervolgens op [adres 2] , [postcode 1] Tilburg. Via de bijbehorende link is te zien dat er gezocht is op Google maps om de route te bekijken van [adres 3] , [postcode 2] Rotterdam naar [adres 2] [postcode 1] Tilburg met het openbaar vervoer. Op 12 oktober 2018 omstreeks 10.39 uur (UTC+2) wordt deze zoekvraag weer herhaald.
Op 13 oktober 2018 om 02.24 (UTC+2) wordt er voor het eerst gezocht op Marktplaats naar een ‘skipper 125cc’. Vervolgens worden er diverse zoekvragen op Marktplaats gesteld: piaggio skipper 125cc, gilera runner, gilera Runner FXR 18CC M08. Deze zoektocht duurt tot 02.37 uur (UTC+2). Vervolgens rond 14.10 uur (UTC+2) wordt er weer gezocht naar een piaggio skipper 125. Om 15.22 uur (UTC+2) wordt er weer gezocht op gilera runner 180cc op marktplaats. Dit duurt tot 18.37 uur (UTC+2).
Op 15 oktober 2018 om 09.50 uur (UTC+2) wordt marktplaats weer bezocht. De zoekvragen zijn dan: ‘gilera runner kappenset, kappenset gilera runner 125-180cc, gilera runner voorkap, gilera runner windscherm, gilera led. Op soortgelijke zoektermen wordt vervolgens ook gegoogeld. Om 10.13 uur (UTC+2) wordt er op google gezocht op voorkap gilera runner en op marktplaats op ‘stuurkap voorste deel gilera runner’ en ‘stickerset gilera runner’, om 10.33 uur (UTC+2) wordt er gezocht op ‘wrap folie’ ‘carbon folie’ op marktplaats. Op 15 oktober 2018 om 22.08 uur (UTC+2) wordt er weer naar gilera runners en kappensets voor gilera runners gekeken op Marktplaats.
Op 15 oktober 2018 22.40 uur (UTC+2) wordt er op google gezocht naar [adres slachtoffer] Rotterdam. Kort na deze zoekvraag is te zien dat er met Streetview gekeken is naar de omgeving van de [adres slachtoffer] Rotterdam. De beelden van deze zoekvraag en de datum en tijd waarop ze zijn benaderd zijn als afbeeldingen in de cache opgeslagen. Totaal zijn dit 225 afbeeldingen, waaronder ook afbeeldingen waarop de straat en de woning van [naam slachtoffer 1] te zien zijn. Op de tablet zijn een aantal afbeeldingen van verdachte [naam verdachte] te vinden. Op de tablet is een video te zien van verdachte [naam verdachte] .
31.
Verklaring van de verdachte op de zitting van 24 november 2020:
Ik gebruikte de naam [gebruikersnaam verdachte] voor mijn Snapchat-account. [gebruikersnaam] is een tweede naam, die ook bij mij hoorde.
32.
Onderzoek van de politie [29]
Op 17 oktober 2018 werd ons een iPhone SE met imei [IMEI-nummer] voor onderzoek aangeboden om de gebruikershandelingen inzichtelijk te maken.
15 oktober 2018
Op 15 oktober 21:59:48 is de Notes app met de notitie ‘Bewaarde foto’ in beeld. Op 22:01:10 wordt de notitie ‘Slxy’ vermeld, waarna direkt weer teruggegaan wordt naar ‘Bewaarde foto’. Om 22:01:16 wordt het toestel vergrendeld. Om 22:39:08 wordt het toestel unlocked en gelocked, wederom om 22:39:40 (lock om 22:41:12) en daarna nog één keer om 23:21:40 (lock om 23:22:24).
16 oktober 2018
Om 05:56:56 is het toestel aan het opladen; tot die tijd is er geen gebruikers activiteit geregistreerd. Om 06:20:45 is het toestel van de oplader af, bij een batterijpercentage van 18%. Om 06:58:40 wordt het toestel ontgrendeld waarbij de “Bewaarde foto” notitie in beeld is. Om 06:59:32 locked het toestel weer, waarna er om 07:01:56 een unlock en 07:03:52 een lock plaatsvind. Dit herhaalt zich drie keer (unlocks op 07:11:24, 07:13:32 en 07:25:00) waarbij op het toestel niets anders werd geregistreerd dan dat alleen de ‘Bewaarde foto’ notitie in beeld
stond.
33.
Onderzoek van de politie, verklaring [naam medeverdachte 1] [30]
Toen [naam verdachte] en ik de motorscooter kochten was hij rood van kleur.
34.
Onderzoek van de politie, verklaring van [naam getuige 4] [31]
Ik ben [naam getuige 4] , [adres 2] [postcode 1] Tilburg. [naam verdachte] is mijn ex.
35.
Onderzoek van de politie [32]
Wij starten ons onderzoek aan een scooter van het schietincident op de kruising van de Willem Ruyslaan met de Oudedijk. Aan de voorzijde van de scooter ontbrak onder andere een beschermingsplaat en de stuurkap.
36.
Onderzoek van de politie, verklaring van [naam verdachte] [33]
Een 180-er is een motorscooter. Op 18 oktober 2018 heb ik replica’s van brillen gekocht. Die jongens gaven me een goeie prijs. Ik zou op 17 oktober 2018 naar die man gaan.
37.
Onderzoek van de politie, verklaring van [naam persoon 1] [34]
Ik handel via marktplaats. Ik verkoop brillen. Het zijn van die populaire Cartier brillen. De dag van de liquidatie van die Chinees hadden we afgesproken en toen kwam hij niet. Maar de volgende dag wilde hij afspreken, toen appte hij mij en toen zei hij: ‘ik kan nu wel komen’. En toen kwam hij. Toen had hij een bril gekocht en toen gingen wij een beetje babbelen met hem, zo van: ‘wat doe je?’. En toen zei hij: ‘ik werk met Chinezen’. En toen begon hij dat een klapper had gemaakt de dag ervoor op een 180cc. Zijn handen waren een beetje gekneusd en toen zei hij: ‘ja, ik heb een klapper gemaakt op een 180’er’. Hij liep ook een beetje scheef. Hij noemde zichzelf [bijnaam verdachte] . Hij liep een beetje scheef en zijn handen waren een beetje opgezet. Hij heeft cash betaald. Hij haalde een dikke stapel uit zijn zak. Dikke stapel vijftigjes. Hij zei: ‘ja, ik werk met Chinezen’. Eerst begon hij: ‘ja, gevaarlijk werk’. Verbalisanten laten getuige een politiefoto zien van verdachte gedateerd 06.11.2018. Ik herken hem zeker.
38.
Onderzoek van de politie [35]
Naam: [naam verdachte] wgd nn
Datum: 4 november 2018 00:15:56
[naam verdachte] : Ik ga nieuwe Valentino's halen, denk ik. Ik heb mijn Valentino's weggegooid man.
nnv: waarom
[naam verdachte] . Ik was van motor gevallen. ( [naam verdachte] lacht hierna)
nnv: en ze waren kapot gegaan
[naam verdachte] : Ze waren beschadigd.
39.
Onderzoek van de politie [36]
Beller:
[naam verdachte]
Datum: 6 januari 2019 20:58:21
Gebelde: [naam persoon 5]
N: Wanneer ga je naar de dokter?
C: Ik weet niet, donderdag kan niet (ntv) donderdag.
N: Ok, moet je wel echt gaan
C: Ja (stilte) Ja ga zeker want mijn pols begint echt lastig te worden.
N: ja daarom en ook voor je knie
C: Huh?
N: Ook voor je knie.
C: Ik ga gewoon alles, letterlijk alles laten (ntv), de laatste schroef in mijn lichaam (ntv)
N: hihi
C: Nee ik ga echt alles nachecken.
N: Ok, maar moetje wel echt doen hoor
C: Ja
N: Dat zeg je al heel lang (ntv)
C: Rustig ja
N: Nee want je appt mij dit of je (ntv) een maand geleden gezegd ofzo en het is nog steeds niet gebeurd, dus ik kan

4..De verboden gedragingen en de strafbaarheid

Kwalificatie
De onder 1 tot en met 3 bewezen feiten zijn in de wet verboden gedragingen en leveren de volgende strafbare feiten op:

1..medeplegen van moord;de eendaadse samenloop van

2.
poging tot doodslag; en
3.
het opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat aan een ander toebehoort, beschadigen.
Strafbaarheid
De feiten en de verdachte zijn strafbaar.

5..De onderbouwing van de straf

Inleiding
De rechtbank zal in dit hoofdstuk beslissen dat aan de verdachte 18 jaar gevangenisstraf wordt opgelegd en zal uitleggen waarom. Daartoe zullen eerst de feiten en omstandigheden en perspectieven worden besproken die bij de strafoplegging een rol spelen. Daarna volgen de persoonlijke omstandigheden van de verdachte die van belang zijn. Dan wordt uitvoerig ingegaan op de hoogte van straffen die in de afgelopen 15 jaar door rechters voor moord zijn opgelegd. Dit resulteert in het destilleren van een bandbreedte voor de straffen voor moord. Dit hoofdstuk wordt afgesloten met de concrete afwegingen die tot de genoemde gevangenisstraf die aan de verdachte wordt opgelegd heeft geleid.
Feiten en omstandigheden
Ernst van het feit
Een 64-jarige vader, opa en partner is door de verdachte in opdracht van een ander doodgeschoten; een kille, rauwe, berekenende liquidatie.
Op een druk kruispunt in een woonwijk heeft de verdachte op klaarlichte dag meer dan tien kogels op het slachtoffer afgevuurd. Het slachtoffer probeerde in doodsangst uit zijn auto te vluchten, maar had geen schijn van kans. Hij werd in de hals en het hoofd getroffen en zwaar gewond naar het ziekenhuis vervoerd. Daar heeft hij een week voor zijn leven gevochten, maar heeft die strijd verloren.
Met zijn handelen heeft de verdachte ook voor lief genomen dat hij een toevallige medeweggebruiker ook bijna doodschoot. Deze medeweggebruiker is gelukkig niet geraakt, maar dit had heel anders kunnen aflopen.
De nabestaanden
Op de zitting heeft een dochter van het slachtoffer mede namens de andere kinderen van het slachtoffer een verklaring voorgelezen waarin zij geëmotioneerd uitdrukking heeft gegeven aan haar verdriet en onbegrip over deze gebeurtenis. Ook uit de verklaring die op de zitting namens de partner van het slachtoffer is voorgelezen, blijkt het leed dat aan de nabestaanden is toegebracht.
Het slachtoffer is zijn leven kwijt wat in figuurlijke zin deels ook lijkt te gelden voor zijn echtgenote, kinderen en kleinkinderen. Zij hadden het slachtoffer lief en het leed is groot en onherstelbaar. Zij moeten niet alleen de dood van een dierbare verwerken, maar ook de wijze waarop dit heeft plaatsgevonden, aanvaarden.
Het slachtoffer in de bedrijfsbus
De bestuurder van de bedrijfsbus die ook bijna werd getroffen en al geruime tijd last heeft van de (psychische) gevolgen van het schietincident, heeft op de zitting een zeer emotionele verklaring afgelegd. Zijn uitspraak: ‘met de drie schoten die ik heb meegekregen, heeft de verdachte ook mijn hersenen kapot geschoten’ spreekt boekdelen.
De samenleving
Omstanders en buurtbewoners waren getuige van de liquidatie of verleenden eerste hulp. Veel omwonenden hebben de schoten gehoord en zagen hoe de schutter zijn doelwit uitschakelde en in kritieke toestand achterliet. In de buurt, de wijk en in de stad werd er die dag over de gebeurtenissen gesproken en twee jaar na het incident is de zaak nog volop in de (lokale) media.
De achtergrond van een liquidatie
Een opdracht geven om voor geld mensen uit de weg te ruimen is een van de meest ernstige vormen van strafrechtelijke betrokkenheid bij de dood van een ander. Zo een opdracht aanvaarden en uitvoeren is dat eigenlijk net zo. Helaas is het geen hoge uitzondering meer dat een dergelijk gruwelijk ‘middel’ wordt ingezet. Steeds vaker wordt de samenleving door liquidaties als deze opgeschrikt. Ze vormen de uitwassen van de ondermijning van de maatschappij, door - met name - de handel in drugs. Een handel die op zijn beurt wordt veroorzaakt door het wijdverspreide - en door sommige groepen in Nederland en omringende landen geaccepteerde - gebruik van drugs. Een handelsconflict in ‘het milieu’ wordt niet met een advocaat of via de rechter opgelost, maar met de moord op de ander. De toename van dit type incidenten leidt niet tot gewenning in de samenleving, maar juist tot steeds groter wordende verontwaardiging en de roep om zwaardere straffen.
Persoonlijke omstandigheden
Door de ontkennende en deels zwijgzame houding van de verdachte is weinig inzicht verkregen in de achtergronden van de verdachte en de redenen van zijn daad. Vanwege de proceshouding van de verdachte zijn door de officier van justitie ook geen rapportages over de persoonlijke omstandigheden van de verdachte aangevraagd. Ook op de zitting is bij de ondervraging en bij het pleidooi niet veel relevants over de persoonlijke omstandigheden bekend geworden. Relevant is wel dat uit het strafblad van 15 november 2020 volgt dat de verdachte in 2013 onherroepelijk is veroordeeld wegens een poging tot doodslag.
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft een gevangenisstraf van 25 jaar geëist. Zij gaat daarbij uit van dezelfde feiten als die zijn bewezenverklaard. Kort gezegd baseert de officier van justitie die straf op de zwaarte van de feiten en de buitengewoon ernstige omstandigheden.
De basis en ontwikkeling van de straffen voor moord
Maximum straf
Voor moord is, naast een levenslange gevangenisstraf, een gevangenisstraf van 30 jaar de maximale tijdelijke gevangenisstraf die de rechtbank kan opleggen. Dat strafmaximum staat in de wet sinds 2006. Daarvoor was de maximum tijdelijke gevangenisstraf 20 jaar.
Eerder opgelegde straffen
Vorig jaar is door onderzoekers van de Erasmus Universiteit Rotterdam onderzoek gedaan naar de maximale tijdelijke gevangenisstraf voor moord. Het rapport van dit onderzoek heeft als titel:
‘Verhoging strafmaximum moord; is veertig het nieuwe dertig?’ [37] In dit onderzoek is onder meer gekeken naar de straffen die door rechters voor moord zijn opgelegd in de periode van 2006-2018.
In de periode 2006-2018 zijn in totaal 345 veroordelingen wegens moord uitgesproken. Daarvan waren 141 veroordelingen voor (medeplegen van) enkelvoudige kale moord [38] , waarvoor alleen gevangenisstraf zonder andere vrijheidsbenemende sanctie (TBS) werd opgelegd. Bij de 141 veroordelingen werd het vaakst 15 jaar gevangenisstraf opgelegd; namelijk 29 keer. In 78 gevallen werd een gevangenisstraf van minder dan 15 jaar opgelegd en in 34 gevallen een gevangenisstraf van meer dan 15 jaar. De hoogste straf voor een enkelvoudige moord was 22 jaar. De gemiddelde gevangenisstraf voor kale moord in de periode van 2006-2012 was 12,3 jaar en over de periode van 2012-2018 was dat 14,4 jaar. [39]
Standaard moord
Bij alle bovengenoemde opgelegde gevangenisstraffen moet worden bedacht dat daarbij steeds alle omstandigheden van het (individuele) geval zijn betrokken. Daaruit kan worden afgeleid dat de gemiddelde straffen voor kale moord zijn gepleegd onder fictieve gemiddelde omstandigheden. Dat gemiddelde is in de tweede periode significant gestegen. Inmiddels zijn al weer bijna drie jaar voorbij sinds de onderzochte periode. De rechtbank vermoedt dat in die periode de gemiddelde gevangenisstraf voor moord niet lager zal zijn geworden. Dit zou zijn oorzaak kunnen hebben in een aantal zeer ernstige incidenten dat de afgelopen jaren heeft plaatsgevonden. Een onderzoek op rechtspraak.nl maakt deze vaststelling aannemelijk. Een representatief kwantitatief onderzoek daarover is niet voorhanden.
Bandbreedte
Uit het voorgaande destilleert de rechtbank voorzichtig een bandbreedte voor gevangenisstraf voor een enkelvoudige kale moord. Die bandbreedte is 13 tot 16 jaar gevangenisstraf. Daarbij zijn over de periode van 2008-2018 de gemiddelden, de spreiding van de verschillende strafhoogten voor moord over die jaren, de hoogste straf en de modus van 15 jaar gevangenisstraf betrokken. Met enige terughoudendheid is bij de bandbreedte ook gekeken naar de ‘zacht’ onderbouwde stijging van de gevangenisstraffen voor moord in de laatste drie jaar.
De bandbreedte van 13 tot 16 jaar dekt, kijkend naar de in aanmerking genomen data, naar het oordeel van de rechtbank de gevallen van enkelvoudige kale moord onder diverse, vrij brede omstandigheden. Daarbuiten zijn natuurlijk ook gevallen te bedenken die een gevangenisstraf boven of juist onder de bandbreedte kunnen legitimeren.
Passende straf
Grondslag van de straf
Bij het bepalen van de straf voor de verdachte let de rechtbank op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zich hebben afgespeeld en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Deze zijn in de eerste paragraaf van dit hoofdstuk op een rijtje gezet.
StrafdoelenOok kijkt de rechtbank bij de bepaling van de straf naar de doelen die de straf moet dienen. Klassiek zijn dat:
  • Vergelding: leedtoevoeging op basis van het schuldverwijt dat aan de verdachte wordt gemaakt.
  • Speciale preventie: het schrikeffect van de straf op de verdachte, zodat hij het niet nog een keer doet.
  • Generale preventie: het schrikeffect van de straf op anderen om te voorkomen dat zij een dergelijk misdrijf plegen.
In het type ‘zware zaken’ zoals deze komt de laatste jaren een ‘betrekkelijk’ nieuw (afgeleid) strafdoel in beeld. De maatschappij vraagt de strafrechter om met de straf tegemoet te komen aan de onrust die door het delict in de samenleving is ontstaan. Een terecht strafdoel dat goed past in deze tijd.
Overwegingen
Als de persoon van de verdachte en de ernst van zijn handelen worden beoordeeld, valt de gevangenisstraf die daarbij past buiten de opgestelde bandbreedte. Dit wordt veroorzaakt door de recidive van de verdachte en - met name - door het hiervoor besproken aspect van de ‘moord in opdracht’ op klaarlichte dag en de impact daarvan op de nabestaanden, de slachtoffers, de vele omstanders en de samenleving. Dit betekent dat de rechtbank de moord die de verdachte heeft gepleegd zo ernstig vindt, dat de straf daarvoor hoger moet zijn dan 16 jaar. De opslag aan straf voor ‘de moord in opdracht’ wordt naast het doel van vergelding vooral gelegitimeerd door het hiervoor geformuleerde nieuwe strafdoel: ‘rechtdoen aan de ontwrichting van de samenleving’. Een te rechtvaardigen doel, waarbij echter ook voorzichtigheid is geboden. Overlapping met andere klassieke strafdoelen en overschrijding van het concrete schuldverwijt aan de verdachte en de proportionaliteit van de straf liggen namelijk op de loer.
De vraag die dan voorligt is hoe groot de opslag bovenop 16 jaar gevangenisstraf moet zijn. Bij die vraag is van belang dat in de 16 jaar gevangenisstraf (de bovengrens van de bandbreedte) al ernstige omstandigheden zijn meegenomen. Aan de andere kant dient ook de poging tot doodslag op de bestuurder van de bedrijfsbus nog in de straftoemeting worden betrokken. Als alles wordt afgewogen begroot de rechtbank de opslag op twee jaar.
Conclusie
Voor de bewezenverklaarde feiten wordt aan de verdachte een gevangenisstraf opgelegd van 18 jaar.
Wettelijke voorschriften
Gelet is op de artikelen 36f, 45, 47, 55, 57, 287, 289 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

6..De vorderingen van de benadeelde partij

De vorderingen

De nabestaanden van het slachtoffer, [naam nabestaande 1] , [naam nabestaande 2] , [naam nabestaande 3] , [naam nabestaande 4] , [naam nabestaande 5] , [naam nabestaande 6] , [naam nabestaande 7] en [naam nabestaande 8] , hebben zich als benadeelden in het geding gevoegd. Ook [naam slachtoffer 2] en [naam slachtoffer 3] hebben zich als benadeelden in het geding gevoegd. De benadeelde partijen vorderen vergoeding van de volgende schadeposten, alle posten te vermeerderen met de wettelijke rente, en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel:
Eisende partij
Immateriële schade
Materiële schade
[naam slachtoffer 2]
€ 15.000,-
(1) Apotheek/medicatie € 64,43
(2) Psycholoog € 2.430,-
(3) Parkeerkosten € 127,44
(4) Reiskosten € 537,46
(5) Misgelopen reiskosten
woon-werkverkeer € 646,39
[naam slachtoffer 3]
(1) loonkosten € 15.388,91
(2) arbo kosten € 514,66
(1) Etenswaar € 864,60
(2) Huur koelauto € 489,07
(3) Etenswaar € 309,54
[naam nabestaande 1]
Kosten lijkbezorging:
Vliegticket € 2.014,43
[naam nabestaande 2]
Kosten lijkbezorging:
(1) uitvaartverzorging in Nederland
en overbrenging € 5.290,60
(2) vliegticket € 807,04
(3) reiskosten € 348,97
[naam nabestaande 3]
Kosten lijkbezorging:
(1) kosten begraafplaats € 15.867,-
(2) vliegticket € 3.340,97
[naam nabestaande 4]
primair: € 30.000,-
subsidiair: € 15.000,-
(1) kosten levensonderhoud
primair€ 2.000,-
subsidiair€ 500,-
Kosten lijkbezorging:
(2) vliegtickets € 932,04
(3) reiskosten € 67,91
[naam nabestaande 5]
primair: € 30.000,-
subsidiair: € 15.000,-
(1) kosten levensonderhoud
primair€ 3.100,-
subsidiair€ 775,-
Kosten lijkbezorging:
(2) vliegticket € 932,04
[naam nabestaande 6]
Kosten lijkbezorging:
(1) vliegtickets van [naam nabestaande 4]
en [naam nabestaande 5] € 1.864,08
(2) reiskosten [naam nabestaande 4] € 67,91
[naam nabestaande 7]
Kosten lijkbezorging:
(1) uitvaart € 24.950,80
(2) omboeken vliegticket € 230,-
(3) vliegtickets € 1.492,22
(4) reiskosten € 48,26
[naam nabestaande 8]
primair: € 30.000,-
subsidiair: € 15.000,-
(1) kosten levensonderhoud
primair€ 19.700,-
subsidiair€ 4.925,-
Enkele beschouwingen vooraf
De rechtbank stelt voorop dat het strafproces en de deelnemers daaraan in de eerste plaats strafrechtelijk georiënteerd zijn. In het strafproces moeten daarom bij voorkeur alleen die vorderingen worden ingesteld die door de strafrechter eenvoudig kunnen worden behandeld en afgedaan, zodat geen sprake is van een onevenredige belasting van het strafproces.
Bij dergelijke vorderingen kan van de strafrechter en alle procespartijen worden verwacht dat zij zonder al te veel voorwerk en kennis van het civiele recht adequaat kunnen ingaan op en/of beslissen over de vorderingen. Eenvoudig zijn bijvoorbeeld vorderingen die gaan over beperkte materiële en immateriële schade en affectieschade die wordt gevorderd op grond van de Wet Vergoeding Affectieschade.
In deze zaak zijn in totaal tien vorderingen van benadeelde partijen aan de rechtbank voorgelegd, bestaande uit verschillende posten met elk verschillende (civiele) grondslagen. De rechtbank constateert dat slechts enkele posten betiteld kunnen worden als eenvoudige vorderingen zoals die hiervoor zijn beschreven. De rechtbank denkt daarbij in de eerste plaats aan:
  • de kosten voor apotheek/medicatie en psycholoog alsmede de parkeer- en reiskosten van [naam slachtoffer 2] ;
  • de kosten van (bedorven) etenswaren alsmede de kosten voor de huur van een koelauto van [naam slachtoffer 3] ;
  • de kosten van de uitvaartverzorging in Nederland en overbrenging naar Hong Kong, gemaakt door [naam nabestaande 2] ;
  • de kosten van de begraafplaats in Hong Kong, gemaakt door [naam nabestaande 3] .
  • de kosten van de uitvaart in Hong Kong, gemaakt door [naam nabestaande 7] .
Kanttekeningen en vragen
Bij de overige posten zijn de nodige (juridische) kanttekeningen en vragen te plaatsen, waaronder:
  • Is de door [naam slachtoffer 3] gevorderde immateriële schade, nog daargelaten of dit immateriële schade is, rechtstreekse schade in de zin van artikel 361, tweede lid aanhef en onder b, Sv?
  • Komt de immateriële schade die door drie kinderen van het slachtoffer op grond van (primair) shockschade danwel (subsidiair) op grond van aantasting in de persoon op andere wijze (6:106, aanhef en onder b van het Burgerlijk Wetboek) is gevorderd voor vergoeding in aanmerking en zo ja, tot welk bedrag?
  • Komen de kosten levensonderhoud die door drie van de (deels niet thuiswonende) kinderen van het slachtoffer op grond van artikel 6:108 lid 1 sub a van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) zijn gevorderd op grond van de gegeven (algemene) onderbouwing voor vergoeding in aanmerking en zo ja, tot welk bedrag?
  • Komen de kosten van de nabestaanden voor (1) vliegtickets, (2) het omboeken van vliegtickets en (3) andere reiskosten in verband met het overlijden van het slachtoffer (waaronder kosten voor reizen naar het ziekenhuis, vliegveld, advocaat en overige instanties) als zijnde (kosten die samenhangen met) de kosten van lijkbezorging op grond van artikel 6:108 lid 2 BW voor vergoeding in aanmerking?
Op de zitting is er nauwelijks een debat is gevoerd over de hiervoor genoemde punten. De verschillende schadeposten zijn door de verdediging niet (gemotiveerd) betwist. Gelet op de ernst van de beschuldigingen waartegen de verdachte zich diende te verweren (moord), is het ook wel begrijpelijk dat daarop het zwaartepunt van de verdediging lag. De rechtbank vindt het dan ook niet wenselijk om de vorderingen bij gebrek aan enige betwisting dan maar volledig toe te wijzen. De rechtbank vindt het ook niet wenselijk om de benadeelde partijen, nu het debat over de complexe en uitgebreide vorderingen nog onvoldoende is gevoerd, dan maar niet-ontvankelijk te verklaren in hun vorderingen. Gelet op de ernst van de zaak en de daarmee samenhangende vorderingen van de benadeelde partijen vindt de rechtbank het ten slotte evenmin wenselijk om de juridische knopen die nu voorliggen, zonder tot in detail te zijn voorgelicht over de civielrechtelijke implicaties daarvan, zelf door te hakken.
De innovatieve oplossing
De rechtbank heeft deze impasse willen doorbreken op een niet alledaagse manier. Overwogen is om als volgt te handelen:
  • In een tussenvonnis beslissen op de vragen van 348-350 Sv.
  • Onderzoek op de zitting heropenen voor de vorderingen van de benadeelde partijen;
  • Het bestuur van de rechtbank vragen om een civiele rechter te benoemen als rechter-commissaris in strafzaken.
- De zaak terugwijzen naar deze rechter-commissaris voor een onderzoek naar de toewijsbaarheid van de vorderingen van de benadeelde partij langs de lijnen van de procedure die in Sv is bepaald.
  • Mogelijk nog eenmaal schriftelijk of mondeling hoor- en wederhoor op een regiebijeenkomst.
  • Een en ander binnen de termijn van drie maanden, waarna het onderzoek op de zitting opnieuw zou worden gesloten en een eindvonnis zou volgen. Dit eindvonnis zou de beslissingen van het tussenvonnis en de inhoudelijke beslissingen op alle vorderingen van de benadeelde partijen bevatten.
Op deze manier zouden de belangen van de verdachte en de benadeelden partijen ook bij deze ingewikkeldere vorderingen binnen de strafprocedure kunnen worden verzekerd. Dit met de voordelen van snelheid en eenvoud en met behoud van de waarborgen van de benadeelde partijen en de verdachte.
Kink in de kabel
Toch heeft de rechtbank uiteindelijk niet voor de innovatieve oplossing gekozen. Kort gezegd zijn daarvoor drie redenen:
Bij het wijzen van een tussenvonnis zouden de beslissingen van 348-350 Sv voorlopige oordelen zijn wat in een zaak als deze onwenselijk is, gelet op de ernst van het tenlastegelegde.
Een heropening van het onderzoek is, mede door het risico van het mogelijk opnieuw moeten aanvangen van het onderzoek op de zitting (artikel 322 Sv), een lastige en onwenselijke kwestie. Ook hier speelt de ernst van het tenlastegelegde een rol.
De zaak is - mede door corona-maatregelen - meer dan twee jaar oud en moet worden afgedaan in het belang van de verdachte en de benadeelde partijen. Hierdoor is de zaak uiteindelijk minder geschikt voor dit experiment.
Oplossing
Een oplossing is eenvoudig. Artikel 335 Sv verplicht de rechter om gelijktijdig met de einduitspraak in de strafzaak te beslissen op de vorderingen van de benadeelde partijen. De rechter moet dus twee zelfstandige beslissingen nemen die vervolgens in één strafvonnis worden neergelegd.
Wanneer een voorzichtige loskoppeling tussen einduitspraak in de strafzaak en de beslissing op de vordering benadeelde partij door de wet zou worden toegelaten, zouden veel van de beschreven problemen zijn opgelost. Hierbij zou ook een maximale termijn van bijvoorbeeld drie maanden kunnen worden bepaald.
De rechtbank ziet zich gelet op het voorgaande in deze zaak min of meer genoodzaakt om toch zelf een aantal knopen door te hakken en (delen van) de vorderingen zelf af te doen danwel de benadeelde partijen niet-ontvankelijk te verklaren. De rechtbank beslist als volgt.
De vorderingen van heer [naam slachtoffer 2]
Vast is komen te staan dat [naam slachtoffer 1] slachtoffer is geworden van de door de verdachte gepleegde poging doodslag. Ook staat vast dat hij daardoor rechtstreeks schade heeft geleden.
De gevorderde materiële schade zal, mede gelet op het feit dat deze inhoudelijk niet is betwist door de verdediging, worden toegewezen tot een bedrag van € 3.159,33. Dit bedrag omvat de gevorderde kosten voor apotheek/medicatie, psychologische bijstand en de parkeer- en reiskosten.
[naam slachtoffer 1] wordt niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering van € 646,39 aan misgelopen vergoeding van reiskosten. Dit betreft immers een vergoeding van kosten die [naam slachtoffer 1] ten gevolge van zijn ziekmelding niet meer heeft gemaakt, zodat vooralsnog niet kan worden vastgesteld dat dit schade van [naam slachtoffer 1] betreft.
De gevorderde immateriële schade zal worden toegewezen tot een bedrag van € 3.000,-. Voor de hoogte van de toewijzing van het bedrag aan immateriële schade heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de afdoening in soortgelijke zaken en tevens acht geslagen op de omstandigheid dat [naam slachtoffer 1] als gevolg van de poging tot doodslag weliswaar niet is geraakt door een kogel, maar dat bij hem wel een posttraumatische stressstoornis is vastgesteld en hij lange tijd arbeidsongeschikt was. Voor het overige deel van de vordering zal [naam slachtoffer 1] niet-ontvankelijk worden verklaard.
Conclusie
De verdachte moet [naam slachtoffer 1] een schadevergoeding betalen van € 6.159,33 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 oktober 2018. Ook wordt oplegging van de schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) passend en geboden geacht.
Omdat de vordering van de benadeelde partij voor een groot deel zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot nu toe begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
De vorderingen van [naam slachtoffer 3]
Vast is komen te staan dat [naam slachtoffer 3] slachtoffer is geworden van de door de verdachte gepleegde vernieling. Ook staat vast dat zij daardoor rechtstreeks schade heeft geleden.
De gevorderde materiële schade zal worden toegewezen tot een bedrag van € 1.693,21. Dit bedrag omvat de posten etenswaar (€ 894,60) en huur van een koelauto (€ 489,07). Het bedrag van € 309,54 ziet, blijkens een bijgevoegde pakbon, eveneens op etenswaar en zal ook worden toegewezen.
De gevorderde loon- en arbo-kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking. Nog daargelaten dat dit
materiëleschade betreft en geen immateriële schade (zoals door de benadeelde partij is opgegeven), gaat het hier om schade die kennelijk is ontstaan als gevolg van de poging tot doodslag op [naam slachtoffer 1] . [naam slachtoffer 3] is echter niet getroffen in enig belang dat door de met dat feit overtreden strafbepaling wordt beschermd, zodat [naam slachtoffer 3] de door haar gevorderde schadeposten niet als rechtstreeks gevolg van dit feit heeft geleden. [40] [naam slachtoffer 3] zal dan ook in dit deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaard worden.
Conclusie
De verdachte moet [naam slachtoffer 3] een schadevergoeding betalen van € 1.663,21 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 oktober 2018. Ook wordt oplegging van de schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36f Sr passend en geboden geacht.
Omdat de vordering van de benadeelde partij voor een groot deel zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot nu toe begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
De vorderingen van de nabestaanden
Immateriële schade van [naam nabestaande 4] , [naam nabestaande 5] en [naam nabestaande 8]
Door drie kinderen van het slachtoffer die ten tijde van de moord op hun vader minderjarig waren ( [naam nabestaande 4] , [naam nabestaande 5] en [naam nabestaande 8] ) worden immateriële schadevergoedingen van primair € 30.000,- en subsidiair € 15.000,- gevorderd op grond van artikel 6:106 aanhef en onder b BW. Primair zijn deze bedragen gevorderd als shockschade en subsidiair wegens aantasting in de persoon op andere wijze.
Artikel 6:106 BW geeft een limitatieve opsomming van gevallen waarin deze bepaling recht geeft op vergoeding van immateriële schade als gevolg van onrechtmatig handelen. Dit recht bestaat (onder meer) in geval van aantasting in de persoon ‘op andere wijze’. Daartoe is vereist dat naar objectieve maatstaven het bestaan van geestelijk letsel kan worden vastgesteld. Ook als het bestaan van geestelijk letsel in eerdergenoemde zin niet kan worden aangenomen, is niet uitgesloten dat de aard en de ernst van de normschending en van de gevolgen daarvan voor de benadeelde, meebrengen dat van de in artikel 6:106, aanhef en onder b, BW bedoelde aantasting in zijn persoon ‘op andere wijze’ sprake is. In zo een geval zal degene die zich hierop beroept de aantasting in zijn persoon met concrete gegevens moeten onderbouwen. Dat is slechts anders indien de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. Van een aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ als bedoeld in artikel 6:106, aanhef en onder b, BW is niet reeds sprake bij de enkele schending van een fundamenteel recht.
Vergoeding van immateriële schade wegens aantasting in de persoon op andere wijze kan ook plaatsvinden als door het waarnemen van het strafbare feit of door de directe confrontatie met de ernstige gevolgen ervan, een hevige emotionele schok bij de benadeelde partij is teweeggebracht, waaruit geestelijk letsel voortvloeit. Dit zal zich met name kunnen voordoen indien iemand tot wie de aldus getroffene in een nauwe affectieve relatie staat, bij het tenlastegelegde is gedood of gewond (zogenoemde ‘shockschade’).
De drie hiervoor genoemde kinderen van het slachtoffer waren geen getuigen van de schietpartij waarbij hun vader is geraakt. Twee van hen hebben hun vader nadien op de Intensive Care gezien met zijn hoofd in het verband en aangesloten aan apparatuur. Deze waarneming en het overlijden van hun vader enkele dagen later zullen ongetwijfeld hun weerslag hebben op de ontwikkeling van deze (minderjarige) kinderen. Deze omstandigheden zijn echter onvoldoende om te kunnen vaststellen (1) dat sprake is van een directe confrontatie met de ernstige gevolgen van het strafbare feit en (2) dat de kinderen geestelijk letsel hebben opgelopen. Op basis van genoemde omstandigheden kan de rechtbank evenmin vaststellen (3) dat anderszins sprake is van aantasting in de persoon ‘op andere wijze’. De benadeelde partijen zullen daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in hun vorderingen tot immateriële schadevergoeding. Zij kunnen deze vorderingen slechts aanbrengen bij de civiele rechter.
Materiële schade van de nabestaanden
Ad 1. Kosten lijkbezorging
Door alle nabestaanden die zich als benadeelde partij hebben gevoegd zijn kosten voor lijkbezorging gevorderd. De gevorderde kosten bestaan, naast kosten voor de uitvaartverzorging in Nederland, de overbrenging naar Hong Kong, kosten voor de uitvaart in Hong Kong en de kosten voor de begraafplaats in Hong Kong, uit kosten die zijn gemaakt voor (het omboeken van) vliegtickets om de begrafenis van het slachtoffer bij te wonen en andere reiskosten die door de nabestaanden zijn gemaakt (waaronder kosten voor reizen naar het ziekenhuis, vliegveld, advocaat en andere instanties). De rechtbank vindt al deze kosten, nu deze door de benadeelde partijen met stukken zijn onderbouwd en door de verdediging in het geheel niet zijn betwist, op grond van artikel 6:108 lid 2 BW toewijsbaar, als zijnde kosten die rechtstreeks verband houden met de uitvaart van het slachtoffer en in overeenstemming zijn met de omstandigheden van het slachtoffer.
[naam nabestaande 6] zal niet-ontvankelijk in haar (voorwaardelijke) vordering worden verklaard, nu de door haar gevorderde kosten van lijkbezorging ook door haar kinderen [naam nabestaande 4] en [naam nabestaande 5] zijn gevorderd en die vorderingen door de rechtbank worden toegewezen.
Ad 2. Kosten levensonderhoud [naam nabestaande 4] , [naam nabestaande 5] en [naam nabestaande 8]
Door drie kinderen van het slachtoffer die ten tijde van de moord op hun vader minderjarig waren ( [naam nabestaande 4] , [naam nabestaande 5] en [naam nabestaande 8] ) zijn kosten voor de derving van levensonderhoud gevorderd op grond van artikel 6:108 lid 1 sub a BW. De gevorderde bedragen bestaan primair uit een gederfde maandelijkse bijdrage van € 100,- tot aan de 18e verjaardag en subsidiair uit een gederfde maandelijkse bijdrage van € 25,- tot aan de 18e verjaardag.
In artikel 6:108 lid 1 sub a BW is bepaald dat als iemand ten gevolge van een gebeurtenis waarvoor een ander jegens hem aansprakelijk is overlijdt, die ander verplicht is tot vergoeding van schade door het derven van levensonderhoud van (onder meer) de minderjarige kinderen van de overledene, tot ten minste het bedrag van het hun krachtens de wet verschuldigde levensonderhoud. Dat [naam nabestaande 4] , [naam nabestaande 5] en [naam nabestaande 8] op grond van dit artikel een vorderingsrecht hebben, is door de verdediging niet betwist. De vraag is evenwel hoe hoog het hun krachtens de wet verschuldigde levensonderhoud bedraagt. Door de benadeelde partijen zijn in dit verband geen stukken overgelegd of concrete bedragen genoemd die het slachtoffer verschuldigd was, maar is slechts een algemene toelichting gegeven. Vast staat dat [naam nabestaande 8] ten tijde van het overlijden van haar vader bij hem in huis woonde; [naam nabestaande 4] en [naam nabestaande 5] woonden niet bij hun vader en hij betaalde ook geen alimentatie voor hen. Wel zag hij hen op regelmatige basis in het weekend en ondernam dan dingen met hen. Gelet op al het voorgaande zal de rechtbank het krachtens de wet verschuldigde levensonderhoud voor [naam nabestaande 4] en [naam nabestaande 5] op een bedrag van € 25,- per maand schatten en voor [naam nabestaande 8] op een bedrag van € 100,- per maand, dit tot aan het achttiende levensjaar van de benadeelde partijen.
Dit resulteert in toe te wijzen bedragen van € 500,- aan [naam nabestaande 4] , € 775,- aan [naam nabestaande 5] en € 19.700,- aan [naam nabestaande 8] aan gederfd levensonderhoud.
Conclusie
De verdachte moet de volgende schadevergoedingen aan de nabestaanden betalen:
- aan [naam nabestaande 1] een schadevergoeding van € 2.014,43;
- aan [naam nabestaande 2] een schadevergoeding van € 6.446,61;
- aan [naam nabestaande 3] een schadevergoeding van € 19.207,97;
- aan [naam nabestaande 4] een schadevergoeding van € 1.499,95;
- aan [naam nabestaande 5] een schadevergoeding van € 1.707,04;
- aan [naam nabestaande 7] een schadevergoeding van € 26.721,28;
- aan [naam nabestaande 8] een schadevergoeding van € 19.700,-.
Voor het overige worden de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen. Alle toegewezen schadevergoedingen worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 november 2020 (zijnde de datum waarop de vorderingen zijn ingediend).
Ook wordt oplegging van de schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
Omdat de vorderingen van de benadeelde partijen voor een groot deel worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partijen gemaakt, tot nu toe begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
[naam nabestaande 6] zal niet-ontvankelijk in haar gehele vordering worden verklaard. Zij zal de kosten moeten betalen die door de verdachte ter verdediging tegen deze vordering is gemaakt, maar deze kosten worden begroot op nihil.

7..Alle beslissingen in het kort en ondertekening

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten, zoals die in hoofdstuk 2 zijn omschreven, heeft begaan;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de in hoofdstuk 4 vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 18 jaar;
beveelt dat de tijd die de veroordeelde in voorarrest heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht;
vorderingen van [naam slachtoffer 2]
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam slachtoffer 2] , te betalen een bedrag van
€ 6.159,33 (zegge: zesduizendhonderdnegenenvijftig euro en drieëndertig cent), bestaande uit € 3.159,33 aan materiële schade en € 3.000,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 17 oktober 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij [naam slachtoffer 2] niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [naam slachtoffer 2] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [naam slachtoffer 2] te betalen
€ 6.159,33 (zegge: zesduizendhonderdnegenenvijftig euro en drieëndertig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 oktober 2018 tot aan de dag van de algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal van de hoofdsom
te vervangen door 65 dagen gijzeling. De toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
vorderingen van [naam slachtoffer 3]
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam slachtoffer 3] te betalen een bedrag
van € 1.693,21 (zegge: duizendzeshonderddrieënegentig euro en eenentwintig cent)aan materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 17 oktober 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij [naam slachtoffer 3] niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [naam slachtoffer 3] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [naam slachtoffer 3] te betalen
€ 1.693,21 (zegge: duizendzeshonderddrieënnegentig euro en eenentwintig cent),vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 oktober 2018 tot aan de dag van de algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal van de hoofdsom
te vervangen door 26 dagen gijzeling. De toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
vorderingen van de nabestaanden
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partijen te betalen:
  • aan [naam nabestaande 1] een bedrag van
  • aan [naam nabestaande 2] een bedrag van
  • aan [naam nabestaande 3] een bedrag van
  • aan [naam nabestaande 4] een bedrag van € 1.499,95 (zegge: duizendvierhonderdnegenennegentig euro en vijfennegentig cent) aan materiële schade;
  • aan [naam nabestaande 5] een bedrag van
  • aan [naam nabestaande 7] een bedrag van
  • aan [naam nabestaande 8] een bedrag van
alle bedragen te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 10 november 2020 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partijen [naam nabestaande 1] , [naam nabestaande 2] , [naam nabestaande 3] , [naam nabestaande 4] , [naam nabestaande 5] , [naam nabestaande 7] en [naam nabestaande 8] niet-ontvankelijk in het resterende deel van hun vorderingen;
bepaalt dat dit deel van hun vorderingen slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partijen [naam nabestaande 1] , [naam nabestaande 2] , [naam nabestaande 3] , [naam nabestaande 4] , [naam nabestaande 5] , [naam nabestaande 7] en [naam nabestaande 8] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partijen begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partijen te betalen:
  • ten behoeve van [naam nabestaande 1] € 2.014,43
  • ten behoeve van [naam nabestaande 2] € 6.446,
  • ten behoeve van [naam nabestaande 3] € 19.207,97
  • ten behoeve van [naam nabestaande 4] € 1.499,95
  • ten behoeve van [naam nabestaande 5] € 1.707,04
  • ten behoeve van [naam nabestaande 7] € 26.721,28
  • ten behoeve van [naam nabestaande 8] € 19.700,-
alle bedragen vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 november 2020 tot aan de dag van de algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal van de hoofdsom te vervangen door het hiervoor aangegeven aantal dagen gijzeling. De toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
verklaart de benadeelde partij [naam nabestaande 6] niet-ontvankelijk in haar gehele vordering;
veroordeelt de benadeelde partij [naam nabestaande 6] in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.H. Janssen, voorzitter,
en mrs. F.A. Hut en L. Amperse, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D.D.B. Reuter, griffier,
en uitgesproken op de openbare zitting van deze rechtbank op 18 december 2020.

Voetnoten

1.De paginanummers die in de voetnoten worden genoemd verwijzen naar schriftelijke stukken ex art. 344 Sv die o.m. zijn opgenomen in het ‘Zaaksdossier, zaak Scooter, [zaaknummer] ’; tenzij anders is vermeld. In dit geval betreft dat pagina 100-101.
2.Zaaksdossier Sprinter, 2018325019, pagina 32-34.
3.Forensisch dossier TGO Ruys 2018 312518, pagina 36 en 110.
4.Forensisch dossier TGO Ruys 2018 312518, pagina’s 186-187.
5.Forensisch dossier TGO Ruys 2018 312518, pagina 382-395.
6.Pagina’s 135-136.
7.Pagina 533-534.
8.Pagina 677.
9.Pagina 667-670.
10.Pagina 680-682.
11.Pagina 237-238.
12.Pagina 838-847.
13.Pagina 135-136.
14.Pagina 153-154.
15.Forensisch dossier TGO Ruys 2018 312518, pagina 161-170.
16.Forensisch dossier TGO Ruys 2018 312518, pagina 371-372.
17.Pagina 491-493.
18.Forensisch dossier TGO Ruys 2018 312518, pagina 176.
19.Forensisch dossier TGO Ruys 2018 312518, pagina 57.
20.Pagina 486-490.
21.Pagina 127-128.
22.Forensisch dossier TGO Ruys 2018 312518, pagina 56.
23.Forensisch dossier TGO Ruys 2018 312518, pagina 172-175.
24.Pagina 1269-1285.
25.Pagina 1288-1293.
26.Pagina 838-851.
27.Pagina 2505-2511.
28.Pagina 2003-2020.
29.Pagina 2235-2240.
30.Pagina 852-870
31.Pagina 902-914.
32.Forensisch dossier TGO Ruys 2018 312518, pagina 161-170.
33.Pagina 1838-1868.
34.Pagina 1820-1832.
35.Pagina 1438-1440.
36.Pagina 2650-2651.
37.J.S. Nan, S. Struijk, P.A.M. Mevis, N.L. Holvast, Verhoging strafmaximum moord; is veertig het nieuwe dertig?, Erasmus Universiteit Rotterdam - School of Law, WODC, 2019.
38.Een kale moord is een moord zonder een ander delict of andere delicten (WODC, 2019).
39.Van (feb) 2006 t/m 28-02-2012 12,3 jaren en 29-02-2012 t/m 2018 14,4 jaren (WODC, 2019).
40.HR 23 december 2018, ECLI:NL:HR:2008:BG3449.