ECLI:NL:RBROT:2023:5870

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 juni 2023
Publicatiedatum
6 juli 2023
Zaaknummer
ROT 22/4865
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onderzoek naar drugsgebruik en schorsing rijbewijs; positieve speekseltest als grond voor vermoeden van rijden onder invloed

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 30 juni 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure over de schorsing van het rijbewijs van eiseres, die werd verdacht van rijden onder invloed van drugs. Eiseres was op 15 april 2022 staande gehouden tijdens een verkeerscontrole, waarbij een speekseltest een indicatie gaf voor het gebruik van amfetamine. Na een bloedonderzoek, dat een overschrijding van de grenswaarde voor amfetamine aantoonde, heeft het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) een onderzoek naar haar rijgeschiktheid opgelegd en haar rijbewijs geschorst. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld, stellende dat er onvoldoende feiten waren om het onderzoek te rechtvaardigen en dat er procedurele fouten waren gemaakt bij het bloedonderzoek.

De rechtbank oordeelde dat de positieve speekseltest, in combinatie met de waarneming van een trillende motoriek door de politie, voldoende grond vormde voor het vermoeden van rijden onder invloed. De rechtbank benadrukte dat voor het opleggen van een onderzoek naar rijgeschiktheid geen bloedonderzoek vereist is en dat de waarnemingen van de verbalisanten serieus genomen moeten worden. De rechtbank concludeerde dat het CBR op goede gronden had besloten om het onderzoek op te leggen en de geldigheid van het rijbewijs te schorsen. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenvergoeding toegekend.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 22/4865

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 juni 2023 in de zaak tussen

[naam eiseres], te [plaatsnaam], eiseres,

gemachtigde: mr. R.T. Poort,
en
de algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR), verweerder,
gemachtigde: [naam].

Procesverloop

Bij besluit van 8 juli 2022 (het primaire besluit) heeft verweerder aan eiseres een onderzoek opgelegd naar haar drugsgebruik en haar rijbewijs geschorst totdat de uitslag van dat onderzoek bekend is.
Bij uitspraak van 30 augustus 2022 (zaaknummer: ROT 22/3814) heeft de voorzieningenrechter van deze rechtbank het verzoek van eiseres om een voorlopige voorziening hangende het bezwaar tegen het primaire besluit afgewezen.
Bij besluit van 27 september 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 april 2023. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Inleiding
1.1.
Op 15 april 2022 is eiseres als bestuurder van een personenauto staande gehouden tijdens een verkeerscontrole en gevorderd mee te werken aan onder meer een speekseltest. De speekseltest gaf een indicatie voor de stof amfetamine. Verder heeft de verbalisant waargenomen dat eiseres een trillende motoriek had. Naar aanleiding daarvan heeft op diezelfde dag, 15 april 2022, een bloedonderzoek plaatsgevonden. Het bloedmonster is op 13 juni 2022 door het laboratorium van het Maasstad ziekenhuis van de politie ontvangen. Op 24 juni 2022 heeft het Maasstad ziekenhuis gerapporteerd. Volgens het rapport bedroeg het gehalte amfetamine in bloed van eiser 670 microgram per liter bloed bedroeg (de grenswaarde is 50 microgram per liter bloed). Tegen eiseres is een proces-verbaal opgemaakt wegens verdenking van overtreding van artikel 8 Wegenverkeerswet 1994 (WVW).
1.2.
Na de uitslag van het bloedonderzoek heeft de politie op 6 juli 2022 verweerder op grond van artikel 130, eerste lid, van de WVW schriftelijk meegedeeld dat het vermoeden bestaat dat eiseres niet langer beschikt over de rijvaardigheid dan wel de geestelijke of lichamelijke geschiktheid voor het besturen van een motorrijtuig. Naar aanleiding van deze mededeling en het bijbehorende proces-verbaal heeft verweerder het primaire besluit genomen.
Bestreden besluit
2. Bij bestreden besluit heeft verweerder het primaire besluit gehandhaafd. Verweerder heeft daaraan, voor zover van belang, ten grondslag gelegd dat eiseres is aangehouden op verdenking van het rijden onder invloed in de zin van artikel 8, eerste of vijfde lid, van de WVW. Verweerder baseert dat op de hiervoor onder 1.1. vermelde feiten. Daarbij heeft verweerder verwezen naar de aanvullende gegevens van de politie over het gedrag van eiseres en andere omstandigheden, die leiden tot het vermoeden van rijden onder invloed van drogerende stoffen. Artikel 6 en artikel 23 van de Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid 2011 (de Regeling) schrijven voor dat verweerder in dat geval een onderzoek naar de rijgeschiktheid oplegt en de geldigheid van het rijbewijs in afwachting van de uitkomst daarvan schorst.
Standpunten partijen
3.1.
Eiseres voert – kort samengevat – aan dat er onvoldoende feiten en omstandigheden zijn om een onderzoek naar haar drugsgebruik te rechtvaardigen. In dat kader betoogt zij dat verweerder vanwege vormverzuimen de resultaten van het laboratoriumonderzoek door het Maasstad ziekenhuis niet ten grondslag had mogen leggen aan het bestreden besluit. De bloedmonsters zijn in strijd met het Besluit alcohol drugs en geneesmiddelen in het verkeer niet zo spoedig mogelijk, maar pas twee maanden later, door de politie naar een geaccrediteerd laboratorium is verzonden en onduidelijk is wat er in de tussentijd met deze monsters is gebeurd. Er kan contaminatie hebben plaatsgevonden of het monster kan zelfs van iemand anders zijn. Volgens eiseres levert een indicatieve speekseltest zonder een geldig laboratoriumonderzoek geen vermoeden van drugsgebruik op. Daarnaast betoogt eiseres dat de omstandigheid dat zij trilde tijdens de staande houding niet relevant is. Eiseres trilde omdat zij geschrokken was van de staandehouding door de politie en zich geïntimideerd en opgelaten voelde. Ook meent eiseres dat trillen geen bekend verschijnsel of bijwerking is van het gebruik van amfetamine. Eiseres wijst er verder op dat de verbalisanten geen andere symptomen hebben waargenomen passend bij het gebruik van amfetamine, zoals verwijde pupillen en zweten. Ook het rijgedrag van eiseres wees niet op drugsgebruik.
3.2.
Verweerder stelt zich zowel in het bestreden besluit als in het verweerschrift op het standpunt dat – los van het bloedonderzoek – het proces-verbaal (speekseltest en waarnemingen) al voldoende gegevens bevat voor het vermoeden van het rijden onder invloed van drogerende stoffen. In het verweerschrift wordt verder gesteld dat het bloedonderzoek en het overschrijden van de grenswaarde geen vereiste is om een gerechtvaardigd onderzoek naar het drugsgebruik op te leggen. Volgens verweerder valt niet in te zien dat het bloedmonster van eiseres op dusdanige wijze is bewaard dan wel verzonden naar het laboratorium dat van de uitslag van het bloedonderzoek niet kan en mag worden uitgegaan.
Beoordeling door de rechtbank
4. De voor deze zaak relevante wet- en regelgeving zijn opgenomen in de bijlage.
5.1.
In geschil is of verweerder aan eiseres een onderzoek naar de rijgeschiktheid mocht opleggen en de geldigheid van haar rijbewijs mocht schorsen. Daartoe moet de rechtbank de vraag beantwoorden of verweerder grond kon hebben voor het vermoeden dat eiseres niet langer over de lichamelijke of geestelijke geschiktheid, vereist voor het besturen van een of meer categorieën van motorrijtuigen waarvoor dat rijbewijs is afgegeven, beschikt.
5.2.
Voor het opleggen van een onderzoek naar de rijgeschiktheid is vereist dat een proces-verbaal is opgemaakt wegens rijden onder invloed van in dit geval drugs én dat de politie in het proces-verbaal aanvullende gegevens heeft opgenomen betreffende het gedrag of de uiterlijke kenmerken van de betrokkene, diens rijgedrag, dan wel andere omstandigheden, die leiden tot het vermoeden van rijden onder invloed van drogerende stoffen. Deze bepaling bevat niet het vereiste van een bloedonderzoek. Het overschrijden van een grenswaarde is eveneens geen vereiste. Het vermoeden van rijden onder invloed levert het vermoeden van ongeschiktheid op en op basis daarvan legt het CBR met het oog op het algemene belang van de verkeersveiligheid een onderzoek op als bestuursrechtelijke maatregel. Juist het opgelegde onderzoek dient ertoe om te kijken of daadwerkelijk sprake is van ongeschiktheid. [1]
5.3.
De rechtbank beantwoordt eerst de vraag of er in deze zaak ook zonder het bloedonderzoek al voldoende aanwijzingen zijn voor het vermoeden van rijden onder invloed van drugs. In deze zaak bestaan die aanwijzingen uit een positieve speekseltest op amfetamine en de waarneming van de politie als kenmerk van drugsgebruik: “motoriek – trillen”. De rechtbank is van oordeel dat deze aanwijzingen voldoende zijn voor het vermoeden van rijden onder invloed van drugs. Met name de positieve speekseltest vormt hiervoor een sterke aanwijzing. Verweerder heeft in het bestreden besluit toegelicht dat met de speekseltest accuraat kan worden aangetoond welke drugs er is gebruikt, echter laat deze test niet zien of de grenswaarde is overschreden. Dit is de reden waarom er vervolgens wordt overgegaan op een bloedonderzoek. Een positieve speekseltest kan daarom ook zelfstandig al voldoende grond vormen voor het vermoeden van rijden onder invloed en het doen van een mededeling door de politie aan het CBR. [2] De rechtbank is van oordeel dat verweerder daarnaast ook de door de verbalisanten waargenomen trillende motoriek als ondersteunende aanwijzing heeft kunnen aanmerken. Trillen is in de Regeling alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer aangemerkt als een uiterlijk kenmerk van drugsgebruik. Verweerder mag in het algemeen afgaan op de waarnemingen van verbalisanten. Dat trillende motoriek ook een andere oorzaak kan hebben, is onvoldoende om de waarnemingen van de verbalisanten terzijde te stellen.
5.4.
Gelet op het voorgaande was het bloedonderzoek niet nodig voor het vermoeden van drugsgebruik en het opleggen van een rijgeschiktheidsonderzoek. Dat maakt dat eventuele gebreken die kleven aan het bloedonderzoek de rechtsgeldigheid van het bestreden besluit niet kunnen aantasten. De rechtbank laat de gronden die zien op het bloedonderzoek daarom buiten bespreking.
6. Uit het voorgaande volgt dat verweerder op goede gronden heeft besloten om eiseres een onderzoek op te leggen naar haar rijgeschiktheid en de geldigheid van haar rijbewijs te schorsen.
7. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Dingemanse, rechter, in aanwezigheid van
mr. M. Sahin, griffier. De uitspraak is in het openbaar gedaan op 30 juni 2023.
De griffier is verhinderd deze uitspraak
te ondertekenen.
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Bijlage

Wegenverkeerswet 1994
Artikel 8, eerste lid:
Het is een ieder verboden een voertuig te besturen, als bestuurder te doen besturen of als begeleider op te treden, terwijl hij verkeert onder zodanige invloed van een stof, waarvan hij weet of redelijkerwijs moet weten, dat het gebruik daarvan – al dan niet in combinatie met het gebruik van een andere stof – de rijvaardigheid kan verminderen, dat hij niet tot behoorlijk besturen of tot behoorlijk te begeleiden in staat moet worden geacht.
Artikel 8, vijfde lid:
Het is een ieder verboden een voertuig te besturen, als bestuurder te doen besturen of als begeleider op te treden na gebruik van een of meer van de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen stoffen als bedoeld in eerste lid, waardoor het gehalte in zijn bloed van de bij de stof vermelde meetbare stof, of in geval van gebruik van meer stoffen als bedoeld in het eerste lid die bij algemene maatregel van bestuur aangewezen zijn als groep, het totale gehalte in zijn bloed van de bij die stoffen vermelde meetbare stoffen, bij een onderzoek hoger blijkt te zijn dan de daarbij vermelde grenswaarde. […]
Artikel 130, eerste lid:
Indien bij de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen personen een vermoeden bestaat dat de houder van een rijbewijs niet langer beschikt over de rijvaardigheid dan wel over de lichamelijke of geestelijke geschiktheid, vereist voor het besturen van een of meer categorieën van motorrijtuigen waarvoor dat rijbewijs is afgegeven, doen zij daarvan zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling aan verweerder onder vermelding van de feiten en omstandigheden die aan het vermoeden ten grondslag liggen. Bij ministeriële regeling worden de feiten en omstandigheden aangewezen die aan het vermoeden ten grondslag dienen te liggen en worden ter zake van de uitoefening van deze bevoegdheid nadere regels vastgesteld.
Artikel 131, eerste lid:
Indien een schriftelijke mededeling als bedoeld in artikel 130, eerste lid, is gedaan, besluit verweerder in de bij ministeriële regeling aangegeven gevallen, respectievelijk tot:
[…]
b. een onderzoek naar de rijvaardigheid of de geschiktheid.
Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid 2011
Op grond van artikel 5, aanhef en onder a, geschiedt een vordering tot overgifte van het rijbewijs, bedoeld in artikel 130, tweede lid, van de WVW als betrokkene een motorrijtuig heeft bestuurd onder invloed van drogerende stoffen, andere dan alcohol.
Op grond van artikel 6 schorst het CBR in de gevallen, bedoeld in artikel 5, overeenkomstig artikel 131, tweede lid, onderdeel a, van de wet de geldigheid van het rijbewijs voor een of meer categorieën van motorrijtuigen, tenzij een educatieve maatregel als bedoeld in artikel 131, eerste lid, onderdeel a, van de wet wordt opgelegd of het CBR op grond van artikel 23, vierde of vijfde lid, afziet van het opleggen van een onderzoek.
Op grond van artikel 23, eerste lid, onderdeel f, besluit het CBR dat betrokkene zich dient te onderwerpen aan een onderzoek naar de geschiktheid, bedoeld in artikel 131, eerste lid, van de wet indien betrokkene op grond van artikel 18 niet in aanmerking komt voor een educatieve maatregel drugs en verkeer.
Bijlage 1 bij de Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid 2011
Feiten dan wel omstandigheden, die een vermoeden rechtvaardigen dat betrokkene niet langer beschikt over de vereiste rijvaardigheid voor het besturen van een of meer categorieën van motorrijtuigen waarvoor een rijbewijs is afgegeven, dan wel, met uitzondering van de categorie AM, over de vereiste lichamelijke of geestelijke geschiktheid voor het besturen van motorrijtuigen waarvoor een rijbewijs is afgegeven:
[…]
onder B. geschiktheid, onderdeel III. Drogerende stoffen:
[…]
Regeling alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer
Artikel 2, tweede lid:
Als uiterlijke kenmerken als bedoeld in artikel 4, eerste lid, van het Besluit waarop een onderzoek van de psychomotorische functies en de oog- en spraakfuncties is gericht voor het verkrijgen van een vermoeden van het gebruik van een of meer van de in artikel 2 van het Besluit aangewezen stoffen of van een of meer andere stoffen als bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 dan die stoffen of alcohol worden aangewezen: […]
d. de motoriek: onvast ter been, trillen, zich veelvuldig krabben, wrijven of plukken aan de kleding of bewegingsdrang.

Voetnoten

1.Zie de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 25 augustus 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1895, en 9 november 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3212.
2.Uitspraak van de Afdeling van 23 maart 2022, ECLI:NL:RVS:2022:855, onder 5.1.