In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 20 juni 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, die een aanvraag voor individuele begeleiding en huishoudelijke ondersteuning op grond van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO) had ingediend, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Lansingerland. De aanvraag werd afgewezen omdat het college van mening was dat eiseres zelf verantwoordelijk was voor het verkrijgen van de benodigde WMO-voorzieningen, gezien de aanzienlijke schadevergoeding die zij had ontvangen na een ongeval in 2006. Eiseres had in 2018 een vaststellingsovereenkomst gesloten met de schadeverzekeraar van de aansprakelijke partij, waarin een bedrag van € 1.759.359,00 was toegekend voor de door haar geleden schade. De rechtbank oordeelde dat het college terecht had besloten de aanvraag af te wijzen, omdat eiseres voldoende eigen middelen had om in haar maatschappelijke ondersteuning te voorzien. De rechtbank benadrukte dat de eigen verantwoordelijkheid van de burger centraal staat in de WMO en dat het regresrecht van de gemeente niet in de weg staat aan deze verantwoordelijkheid. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond, waardoor het bestreden besluit in stand bleef en eiseres geen vergoeding van proceskosten ontving.