4.1Op 11 november 2022 heeft de Minister meegedeeld welke vergunningen zijn verleend voor niet-landelijke commerciële radio-omroep en de daaraan gekoppelde DAB-vergunningen (Stcrt. 2022, 30131). Van de 26 FM-vergunningen en de daaraan gekoppelde vergunningen voor digitale radio-omroep, konden er 21 zonder veiling vergund worden aan de partijen die als enige een geldige aanvraag hebben ingediend. Voor vijf kavels (B07,
B11, B13, B15 en B26) heeft op 11 oktober 2022 een veiling plaatsgevonden. De vergunninghouders van de kavels B07, B11, B13 en B26 hebben de ontbindende voorwaarde ingeroepen. Voor kavel B15 heeft Radio Exploitatie Noord Nederland B.V. het
hoogste bod uitgebracht. Zodoende zijn de vergunningen voor kavels B01, B03,
B04, B06, B08, B09, B10, B12, B14 tot en met B25, B35 en B37 op 2 november
2022 verleend met een regiogerichtheidspercentage van 10%.
5. De rechtbank is van oordeel dat KRCO geen procesbelang heeft bij de door haar ingestelde beroepen. Daartoe wordt het volgende overwogen.
6. De beroepen van KRCO richten zich tegen de niet-ontvankelijkverklaring van haar bezwaren tegen de (herroepen) voorwaardelijke intrekking van de vergunningen en tegen het bekendmakingsbesluit van de voorwaardelijke veiling. Inmiddels zijn de resultaten van de voorwaardelijke veiling bekend. Op 2 november 2022 zijn op basis van de voorwaardelijke veiling vergunningen verleend aan een aantal regionale commerciële radio-omroepen en hebben sommige van hen hun eerdere vergunning behouden. KRCO heeft bezwaar gemaakt. De Minister heeft het bezwaar van KRCO bij besluit van 8 februari 2023 niet-ontvankelijk verklaard omdat zij, ondanks daartoe in de gelegenheid te zijn gesteld, heeft nagelaten machtigingen over te leggen waaruit blijkt dat zij in deze procedure daadwerkelijk collectieve belangen vertegenwoordigt en niet slechts het belang van één van haar leden. KRCO heeft tegen dat besluit geen beroep ingesteld. Dit heeft tot gevolg dat de vergunningverlening voor KRCO onherroepelijk is geworden. De onherroepelijkheid van de vergunningverlening heeft tot gevolg dat KRCO met haar beroepen tegen de besluiten op bezwaar en tegen het bekendmakingsbesluit niet meer het met haar beroep beoogde resultaat kan bereiken. Want ook al zou de rechtbank die besluiten vernietigen, dan blijven de vergunningen die op basis van de voorwaardelijke veiling zijn verleend jegens KRCO rechtens onaantastbaar. KRCO kan daarom met haar beroep, dat is gericht op het alsnog bewerkstelligen dat de vergunningen niet voorwaardelijk worden geveild, niet haar doel bereiken (vgl. ECLI:NL:RBROT:2016:4693). 7. Gelet hierop zijn beide beroepen van KRCO niet-ontvankelijk. Aan een bespreking van de door KRCO aangevoerde gronden komt de rechtbank daarom niet toe.
Het beroep van de Stichting
8. Omdat de Stichting eerder heeft meegedongen naar een vergunning voor een FM-frequentie en van de kant van de Minister is opgemerkt dat de statuten van de Stichting daaraan niet in de weg staan, is de Stichting een potentiële concurrent (vgl. ECLI:NL:RBROT:2023:813) en zal de rechtbank de Stichting aanmerken als belanghebbende. Dat de Stichting niet heeft meegedaan aan deze veiling leidt niet tot een ander oordeel, want de Stichting wil met haar beroep bereiken dat de veiling wordt teruggedraaid, terwijl zij voorts bezwaar heeft gemaakt tegen de vergunningverlening en nog niet op dat bezwaar is beslist. Indien de vergunningverlening op basis van de voorwaardelijke veiling wordt teruggedraaid, beschikken de vergunninghouders weer over een verlengingsvergunning waarbij de oude percentages van regiogerichtheid gelden. 9. Volgens de Minister is het beroep van de Stichting niet-ontvankelijk, omdat de Stichting verwijtbaar geen zienswijze heeft ingediend tegen het nieuwe ontwerpbesluit dat ter inzage is gelegd in het kader van de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van Afdeling 3.4. van de Awb. De derde partijen hebben dit standpunt ondersteund.
10. Uit artikel 3:15 van de Awb volgt dat belanghebbenden in het kader van de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van een besluit bij het bestuursorgaan naar keuze schriftelijk of mondeling hun zienswijze over het ontwerp naar voren kunnen brengen. In artikel 6:13 van de Awb is bepaald dat geen beroep bij de bestuursrechter kan worden ingesteld door een belanghebbende aan wie redelijkerwijs kan worden verweten dat hij geen zienswijzen als bedoeld in artikel 3:15 naar voren heeft gebracht, geen bezwaar heeft gemaakt of geen administratief beroep heeft ingesteld.