ECLI:NL:RBROT:2016:4693

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 juli 2016
Publicatiedatum
22 juni 2016
Zaaknummer
ROT 15/505
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluit tot verlengbaarheid van vergunningen voor frequenties in de 2.100 MHz-band

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 7 juli 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen Venus & Mercury Telecom B.V. en de minister van Economische Zaken (Agentschap Telecom) over de verlengbaarheid van vergunningen voor frequenties in de 2.100 MHz-band. Eiseres, Venus & Mercury Telecom B.V., had eerder een zienswijze ingediend tegen de voorgenomen vergunningverlenging en heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit van 11 december 2014, waarin werd besloten tot verlengbaarheid van de vergunningen. De rechtbank heeft vastgesteld dat, zelfs als het bestreden besluit zou worden vernietigd, dit geen gevolgen zou hebben voor de reeds onherroepelijke verlengingsbesluiten die op 20 januari 2016 zijn genomen. Hierdoor kon eiseres haar doel, het niet verlengen maar veilen van de vergunningen, niet bereiken.

De rechtbank heeft het beroep van eiseres niet-ontvankelijk verklaard, omdat zij geen procesbelang meer had bij het beroep. De rechtbank heeft verder geen inhoudelijke beoordeling van de beroepsgronden van eiseres gedaan. De uitspraak benadrukt dat de vergunningen voor mobiele communicatie in de 2.100 MHz-band, die zijn verleend aan KPN, T-Mobile en Vodafone, onherroepelijk zijn geworden en dat eiseres geen rechtsmiddelen heeft aangewend tegen de verlengingsbesluiten. De rechtbank heeft ook aangegeven dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.

De beslissing is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team Bestuursrecht 1
zaaknummer: ROT 15/505

uitspraak van de meervoudige kamer van 7 juli 2016 in de zaak tussen

Venus & Mercury Telecom B.V., te Amsterdam, eiseres,

gemachtigde: [Naam],
en

de minister van Economische Zaken (Agentschap Telecom), verweerder,

gemachtigden: R.A. Huiskens en mr. drs. R.A. Diekema.
Als derde partijen in het geding hebben deelgenomen

Koninklijke KPN N.V. en KPN B.V. (tezamen: KPN), te Den Haag,

gemachtigde: mr. Q.J. Tjeenk Willink,

T-Mobile Netherlands B.V. (T-Mobile), te Den Haag,

gemachtigde: mr. drs. F. Simons,
en

Vodafone Libertel B.V. (Vodafone), te Maastricht,

gemachtigde: mr. P. Sippens Groenewegen.

Procesverloop

Bij besluit van 11 december 2014 (het bestreden besluit) heeft verweerder na het doorlopen van een uniforme openbare voorbereidingsprocedure als bedoeld in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) besloten tot verlengbaarheid van de vergunningen voor de frequenties in de 2.100 Megaherz (MHz)-band.
Eiseres, die eerder een zienswijze heeft ingebracht tegen de voorgenomen vergunningverlenging, heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Eiseres heeft gelijktijdig bezwaar gemaakt tegen de ontwerpvergunningen die als bijlagen bij het bestreden besluit zijn opgenomen. Verweerder heeft dit bezwaar op de voet van artikel 6:15 van de Awb doorgezonden naar de rechtbank om dit als beroepschrift te behandelen.
KPN, T-Mobile en Vodafone hebben in hun hoedanigheid van vergunningshouder de rechtbank bericht deel te willen nemen aan de procedure. Zij zijn op de voet van artikel 8:26 van de Awb als partij toegelaten. Zij hebben afgezien van het geven van een zienswijze.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 mei 2016. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden. Derde-partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Overwegingen

1. Op 1 januari 2017 lopen de zes (gecombineerde) vergunningen voor mobiele communicatie in de zogenoemde 1.900 en 2.100 MHz-banden af (verder kortweg 2.100 MHz-band). Die vergunningen zijn verleend aan KPN, T-Mobile en Vodafone, die deze vergunningen gebruiken voor mobiele data- en spraakdiensten op basis van 3G-technologie (UMTS en HSPA (+)). Op de verdeling van de vergunningen is het frequentiebeleid van toepassing dat is neergelegd in de Strategische nota mobiele communicatie (Kamerstukken II, 2010-2011, 24 095, nr. 264). Verweerder heeft in 2013 en 2014 externe adviezen ingewonnen over het gewenste moment van het opnieuw verdelen van vergunningen voor de frequenties in de 2.100 MHz-band. Verweerder heeft naar aanleiding van op haar verzoek uitgebrachte adviezen van Aetha Consulting Limited, van de rechtsvoorgangster van de Autoriteit Consument en Markt en van Stratix het voornemen tot het verlengbaar maken van de vergunningen ter inzage gelegd. Na een uniforme openbare voorbereidingsprocedure heeft verweerder het bestreden besluit genomen. Als bijlagen A t/m F bij het bestreden besluit zijn de ontwerpen van de verlengde vergunningen opgenomen.
2. Bij besluiten van 20 januari 2016 heeft verweerder, naar aanleiding van de aanvragen van KPN, T-Mobile en Vodafone, besloten tot verlenging van de zes vergunningen voor de frequenties in de 2.100 MHz-band voor de periode van 1 januari 2017 tot en met 31 december 2020 (de verlengingsbesluiten). Van deze verlengingsbesluiten is op 28 januari 2016 melding gedaan in de Staatscourant, onder vermelding van de mogelijkheid voor belanghebbenden daartegen bezwaar te maken (Stcrt. 2016, 3571). Daarnaast heeft verweerder eiseres bij e-mailbericht van 25 januari 2016 op de hoogte gesteld van de verlengingsbesluiten. Eiseres heeft geen rechtsmiddelen aangewend tegen de verlengingsbesluiten.
3. De rechtbank is van oordeel dat het beroep van eiseres tegen het bestreden besluit niet-ontvankelijk moet worden verklaard. De rechtbank vast dat eiseres geen procesbelang (meer) heeft bij het door haar ingestelde beroep. Gelet hierop, laat de rechtbank verder in het midden of eiseres door verweerder terecht als belanghebbende bij het bestreden besluit is aangemerkt.
Vast staat dat eiseres geen rechtsmiddelen heeft aangewend tegen de verlengingsbesluiten van 20 januari 2016 en dat die besluiten onherroepelijk zijn geworden. Ter zitting heeft de gemachtigde van eiseres desgevraagd aangegeven dat hij meende dat, met het instellen van beroep tegen het verlengbaarheidsbesluit en het maken van bezwaar tegen de ontwerpvergunningen, het beroep mede betrekking zou hebben op de nog te nemen verlengingsbesluiten. Deze veronderstelling is onjuist.
Zelfs indien het bestreden besluit, dat de grondslag vormt voor de verlengingsbesluiten, door de rechtbank zou worden vernietigd, dan heeft dit geen gevolgen voor de verlengingsbesluiten (vgl. ABRvS, 23 oktober 2013, ECLI:NL:RVS:2013:1599). Eiseres kan daarom met haar beroep, dat is gericht op het alsnog bewerkstelligen dat de vergunningen niet worden verlengd maar worden geveild, niet haar doel bereiken.
4. Gelet hierop moet het beroep van eiseres niet-ontvankelijk worden verklaard omdat zij geen belang heeft bij een beoordeling daarvan. Aan een inhoudelijke beoordeling van de beroepsgronden van eiseres komt de rechtbank daarom niet toe.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.I. van Strien, voorzitter, en mr. J. Bergen en
mr. J.M.W. van de Sande, leden, in aanwezigheid van mr. dr. R. Stijnen, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 7 juli 2016.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven.