In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Rotterdam het beroep van eiser tegen een boete van € 3.000,- die is opgelegd voor een overtreding van de Wet dieren. De boete werd opgelegd door de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit op basis van een rapport van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA), waarin werd vastgesteld dat de bezettingsgraad in stal 2 van eiser op 31 augustus 2020 45,54 kg/m² was, terwijl de maximaal toegestane bezettingsgraad 42 kg/m² is. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen de boete, maar dit werd door verweerder gehandhaafd. De rechtbank heeft het beroep op 2 maart 2023 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren.
De rechtbank oordeelt dat de boete terecht is opgelegd, maar dat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak is overschreden. Eiser voerde aan dat er sprake was van overmacht, omdat de slachtdatum door de slachterij was verschoven, wat leidde tot de overschrijding van de bezettingsgraad. De rechtbank oordeelt echter dat eiser niet voldoende marge heeft aangehouden in zijn bedrijfsvoering om dit risico te vermijden. De rechtbank concludeert dat de boete van € 3.000,- in eerste instantie terecht was, maar verlaagt deze tot € 2.850,- vanwege de overschrijding van de redelijke termijn.
De rechtbank vernietigt het bestreden besluit voor zover het de hoogte van de boete betreft en herroept het primaire besluit. Eiser krijgt ook zijn griffierecht van € 181,- vergoed, evenals een deel van de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 418,50. De uitspraak is gedaan door mr. E.R. Houweling en is openbaar uitgesproken op 19 mei 2023.