ECLI:NL:RBROT:2023:3939

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 mei 2023
Publicatiedatum
9 mei 2023
Zaaknummer
ROT_23-2631
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot aanhouding besluit intrekking Nederlanderschap in verband met afstand Turkse nationaliteit

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op 11 mei 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, die zowel de Nederlandse als de Turkse nationaliteit bezit, heeft verzocht om de Ind (Immigratie- en Naturalisatiedienst) op te dragen te wachten met het nemen van een besluit tot intrekking van zijn Nederlanderschap totdat hij afstand heeft gedaan van zijn Turkse nationaliteit. De voorzieningenrechter heeft het verzoek afgewezen, waarbij hij de belangenafweging in het voordeel van de IND heeft gemaakt.

De achtergrond van het verzoek ligt in een eerdere veroordeling van verzoeker voor een terroristisch misdrijf, wat heeft geleid tot het voornemen van de IND om het Nederlanderschap van verzoeker in te trekken. Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen de beslissing van de IND om niet te wachten met de besluitvorming. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er een spoedeisend belang is, maar dat dit niet opweegt tegen het belang van de IND bij een snelle besluitvorming.

De voorzieningenrechter heeft overwogen dat indien verzoeker zijn Nederlanderschap verliest, hij niet meer in staat zal zijn om afstand te doen van zijn Turkse nationaliteit, wat zou leiden tot staatloosheid. Dit zou in strijd zijn met de wetgeving. De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat het belang van de IND bij een snelle besluitvorming zwaarder weegt dan het belang van verzoeker bij aanhouding van de besluitvorming. Het verzoek om voorlopige voorziening is afgewezen, en verzoeker kan tegen het nog te nemen besluit tot intrekking van zijn Nederlanderschap in beroep gaan.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 23/2631

uitspraak van de voorzieningenrechter van 11 mei 2023 in de zaak tussen

[naam verzoeker] , uit [plaats] , verzoeker

(gemachtigde: mr. C.F. Wassenaar),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. A.T.M. Vroom-van Berckel).

Inleiding

1.1.
Bij brief van 6 april 2023 heeft verweerder verzoeker bericht dat hij geen gehoor zal geven aan diens verzoek om de besluitvorming over de intrekking van verzoekers Nederlanderschap aan te houden tot verzoeker afstand heeft gedaan van zijn Turkse nationaliteit.
1.2.
Verzoeker heeft tegen deze brief op 17 april 2023 bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
1.3.
Bij besluit van 18 april 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
1.4.
Tegen dit besluit heeft verzoeker op 21 april 2023 beroep ingesteld (AWB 23/2908)
.Het verzoek om voorlopige voorziening wordt nu gelijkgesteld met een verzoek hangende dit beroep.
1.5.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 4 mei 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker, de gemachtigde van verzoeker en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

Waar gaat dit verzoek over?
2.1.
Verzoeker is geboren in Nederland op [geboortedatum] 1994 en heeft zowel de Nederlandse als de Turkse nationaliteit. Op 26 juni 2020 is verzoeker door de rechtbank veroordeeld voor een terroristisch misdrijf. Bij arrest van 22 maart 2022 is verzoeker ook in hoger beroep veroordeeld voor een dergelijk misdrijf. Deze veroordeling is op 12 juli 2022 onherroepelijk geworden.
Naar aanleiding hiervan heeft verweerder verzoeker op 26 januari 2023 laten weten dat hij voornemens is het Nederlanderschap van verzoeker in te trekken op grond van artikel 14, tweede lid, aanhef en onder b, van de Rijkswet op het Nederlanderschap (RWN) en hem een terugkeerbesluit en een zwaar inreisverbod voor de duur van 20 jaar op te leggen. Verzoeker heeft op 22 februari 2023 zijn zienswijze op dit voornemen ingediend. Op 21 maart 2023 is verzoeker op een hoorzitting gehoord.
2.2.
Kort na de bekendmaking van het voornemen tot intrekking van zijn Nederlanderschap heeft verzoeker het Turkse consulaat in Rotterdam om toestemming verzocht om afstand te doen van zijn Turkse nationaliteit. De ontvangst van dit verzoek is op 14 februari 2023 door het Turkse consulaat te Rotterdam bevestigd.
2.3.
Verzoeker heeft in de zienswijze, tijdens de hoorzitting en bij mailbericht van 28 maart 2023 aan verweerder gevraagd om de besluitvorming over de intrekking van het Nederlanderschap aan te houden, totdat hij afstand heeft gedaan van zijn Turkse nationaliteit. Na afstand van zijn Turkse nationaliteit wil verzoeker zich kunnen beroepen op artikel 14, achtste lid, van de RWN.
Heeft verzoeker spoedeisend belang?
3. Anders dan verweerder is de voorzieningenrechter van oordeel dat verzoeker een spoedeisend belang heeft bij zijn verzoek om voorlopige voorziening. Daarbij neemt de voorzieningenrechter in aanmerking dat verweerder ter zitting heeft gesteld dat een (definitief) besluit over de intrekking van het Nederlanderschap binnen twee weken kan worden verwacht. Verweerder dient immers binnen zestien weken na het uitbrengen van het voornemen een definitief besluit te nemen. Hiermee is naar het oordeel van de voorzieningenrechter het spoedeisend belang voor verzoeker bij zijn verzoek gegeven.
Wat vindt de voorzieningenrechter?
4.1.
Op grond van artikel 1:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) wordt onder besluit verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling. Artikel 6:3 van de Awb bepaalt dat een beslissing inzake de procedure ter voorbereiding van een besluit niet vatbaar is voor bezwaar of beroep, tenzij deze beslissing de belanghebbende los van het voor te bereiden besluit rechtstreeks in zijn belang treft.
4.2.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat volgens vaste rechtspraak [1] artikel 6:3 van de Awb geen verruiming behelst van de mogelijkheden van bezwaar en beroep, in die zin dat deze mogelijkheden zouden worden uitgebreid tot beslissingen die niet beantwoorden aan de omschrijving van het begrip besluit in artikel 1:3, eerste lid, van de Awb. Indien een beslissing niet als besluit kan worden gekwalificeerd, staat daartegen alleen al daarom geen bezwaar of beroep open. Indien wel sprake is van een besluit, en dit besluit een beslissing is inzake de procedure ter voorbereiding van een ander besluit, dient de vraag of bezwaar of beroep kan worden ingesteld te worden beantwoord aan de hand van de maatstaf of deze beslissing de belanghebbende los van het voor te bereiden besluit rechtstreeks in zijn belang treft (artikel 6:3 van de Awb). Die bepaling is opgenomen met het oog op besluiten die weliswaar voorbereidend van aard zijn, maar een zodanig zelfstandige betekenis hebben dat het gerechtvaardigd is dat zij rechtstreeks voor bezwaar en beroep vatbaar blijven.
4.3.
In geschil is of de brief van 6 april 2023 een voor bezwaar vatbaar besluit is. Het antwoord op die vraag kan in het kader van deze procedure echter in het midden blijven, omdat de voorzieningenrechter geen aanleiding ziet een voorlopige voorziening te treffen. Daartoe wordt het volgende overwogen.
4.3.1.
Nu verweerder niet wil wachten met het nemen van een besluit over de intrekking van het Nederlanderschap van verzoeker, wordt een definitief besluit hierover - gelet op wat verweerder ter zitting heeft gesteld - binnen twee weken verwacht. Verzoeker heeft ter zitting verklaard dat het naar verwachting nog enkele maanden zal duren voordat hij afstand kan doen van zijn Turkse nationaliteit. Het verzoek daartoe is wel in behandeling genomen, maar verzoeker zal eerst nog de militaire dienstplicht moeten afkopen. Hij krijgt over die afkoop nog een gesprek met een medewerker van de ambassade. Vervolgens zal het nog enkele weken duren voordat de Turkse autoriteiten hem al dan niet toestemming zullen geven om zich van de Turkse nationaliteit te ontdoen. Indien zijn Nederlanderschap definitief is ingetrokken, zal afstand doen van de Turkse nationaliteit voor verzoeker niet langer mogelijk zijn. Voor de vraag of het belang van verzoeker het treffen van een voorlopige voorziening noodzakelijk maakt zal de voorzieningenrechter verzoekers belang bij aanhouding van de besluitvorming daarom afwegen tegen het belang van verweerder bij een snelle besluitvorming.
4.3.2.
Toewijzing van de gevraagde voorziening zou betekenen dat verweerder pas een definitieve beslissing over de intrekking van het Nederlanderschap mag nemen, nadat verzoeker afstand heeft gedaan van zijn Turkse nationaliteit. Verzoeker zou in dat geval echter nog slechts de Nederlandse nationaliteit bezitten, waardoor intrekking van het Nederlanderschap niet meer mogelijk is. Volgens artikel 14, achtste lid, van de RWN, gelezen in samenhang met en artikel 68a van het BVVN, kan het Nederlanderschap immers niet worden ingetrokken indien staatloosheid daarvan het gevolg zou zijn. Verweerder heeft geen mogelijkheid op te komen tegen de afstand door verzoeker van zijn Turkse nationaliteit. Toewijzing van de gevraagde voorziening zou dus betekenen dat verweerder voor een voldongen feit komt te staan en dat sprake zal zijn van een onomkeerbare situatie. De voorzieningenrechter is daarom van oordeel dat het belang van verweerder bij een spoedige besluitvorming in dit geval zwaarder dient te wegen dan het belang van verzoeker bij aanhouding. Daarbij neemt de voorzieningenrechter in aanmerking dat verzoeker tegen het nog te nemen besluit tot intrekking van zijn Nederlanderschap kan opkomen en daarbij alle inhoudelijke argumenten naar voren kan brengen die hij ook in de onderhavige procedure heeft aangevoerd. Ook kan hij de voorzieningenrechter opnieuw om een voorlopige voorziening vragen en daarbij verzoeken het intrekkingsbesluit te schorsen. Van een onomkeerbare situatie is, met andere woorden, in verzoekers geval vooralsnog geen sprake. Verder is van belang dat verzoeker de onzekerheid waarin hij nu verkeert had kunnen voorkomen indien hij eerder, bijvoorbeeld direct na het onherroepelijk worden van zijn strafrechtelijke veroordeling, afstand had gedaan van zijn Turkse nationaliteit. In dat geval had verweerder niet langer tot intrekking van het Nederlanderschap kunnen overgaan. Dat verzoeker niet kon voorzien dat verweerder zou kunnen overgaan tot intrekking van verzoekers Nederlanderschap, wordt niet gevolgd. Van verzoeker mag in beginsel worden verwacht dat hij de wettelijke regels hierover kent.

Conclusie en gevolgen

5. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Dat betekent dat verweerder niet hoeft te wachten met het nemen van een besluit tot intrekking van het Nederlanderschap van verzoeker tot verzoeker afstand heeft gedaan van zijn Turkse nationaliteit. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.A. Bouter-Rijksen, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van M.G. den Ambtman, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 11 mei 2023.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.