5. De beoordeling van het geschil
Het College stelt voorop dat - volgens vaste jurisprudentie - artikel 6:3 Awb geen verruiming behelst van de mogelijkheden van beroep en bezwaar, in die zin dat deze mogelijkheden zouden worden uitgebreid tot beslissingen die niet beantwoorden aan de omschrijving van het begrip besluit in artikel 1:3, eerste lid, Awb. Indien een beslissing niet als besluit kan worden gekwalificeerd staan daartegen reeds om die reden de rechtsmiddelen van bezwaar en beroep niet open. Indien wel sprake is van een besluit, en dit besluit een beslissing is inzake de procedure ter voorbereiding van een ander besluit, dient de vraag of bezwaar en beroep kan worden ingesteld te worden beantwoord aan de hand van de bepaling dat "deze beslissing de belanghebbende los van het voor te bereiden besluit rechtstreeks in zijn belang treft". Deze bepaling aan het slot van artikel 6:3 Awb is opgenomen met het oog op besluiten die weliswaar voorbereidend van aard zijn, doch daarenboven een zodanig zelfstandige betekenis hebben dat het gerechtvaardigd is dat zij - in overeenstemming met de hoofdregel - rechtstreeks voor bezwaar en beroep vatbaar blijven.
Verweerders hebben de mededeling aan appellante dat haar aanbieding buiten beschouwing wordt gelaten, niet steeds uitdrukkelijk gekwalificeerd als een besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, Awb. Het College is van oordeel dat van een besluit in die zin sprake is, aangezien het buiten behandeling stellen van de offerte van appellante als rechtsgevolg heeft dat de concessie niet meer rechtsgeldig aan haar kan worden verleend.
Beoordeeld dient derhalve vervolgens te worden of dit besluit is aan te merken als een beslissing inzake de procedure ter voorbereiding van een besluit en zo ja, of dit besluit niettemin appellante los van het voor te bereiden besluit rechtstreeks in haar belang treft. Verweerders menen dat het besluit een voorbereidend karakter draagt, aangezien het onderdeel vormt van de procedure die eindigt in de totstandkoming van het concessiebesluit. Zij hebben er op gewezen dat het besluit de keerzijde vormt van het gunningsbesluit, dat blijkens de door hen aangehaalde passage uit de wetsgeschiedenis niet vatbaar zou zijn voor bezwaar en beroep, en om die reden dat lot deelt.
Ter zitting kon geen duidelijkheid verschaft worden over de vraag of in het voorliggende geval de gunning het voorlopige karakter heeft waarop de hiervoor aangehaalde passage uit de MvT doelt, dan wel reeds zo definitief is dat zij gelijk te stellen valt met de verlening van de concessie, die evenwel op een later tijdstip heeft plaats gevonden. Wat hiervan zij, ook al zou ten aanzien van B sprake zijn van een voorlopige gunning of van een voornemen tot gunning, waarop de aangehaalde passage uit de MvT doelt en waaraan een voorbereidend karakter niet kan worden ontzegd, dan nog valt het jegens appellante genomen besluit daarmee niet gelijk te stellen, zoals verweerders hebben gedaan. Het jegens appellante genomen besluit bevat immers in het geheel geen voornemen of een ander element dat er een voorlopig karakter aan zou kunnen geven: voor appellante is deelneming aan de procedure definitief voorbij. Zelfs indien zij met succes de aan een andere gegadigde te verlenen concessie zou aanvechten kan dit er niet zonder meer toe leiden dat de concessie aan haar wordt verleend. Immers, haar aanbieding is ter zijde gelegd, zodat een vergelijking van de aanbiedingen in dat geval geheel opnieuw zou moeten plaatsvinden.
Uit het vorenstaande volgt dat, indien het besluit van 3 mei 2002 al valt te beschouwen als een beslissing terzake van de voorbereiding van een besluit, dit besluit appellante los van het voor te bereiden besluit rechtstreeks in haar belang treft. Het bestreden besluit is derhalve genomen met miskenning van voormeld artikel 6:3 Awb. Het beroep is gegrond.
Het College zal, anders dan door appellante verzocht, niet zelf in de zaak voorzien. Het is aan verweerders om een nieuwe inhoudelijke beslissing op het bezwaar te nemen.
Het College acht termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling met toepassing van artikel 8:75 van de Awb als hierna vermeld.