11.3.De rechtbank ziet in de stellingen van zowel verweerder als [C.V. en B.V.01] in de reactie op het StAB-advies, dat de ontwikkeling van het project geheel past in de ruimtelijke structuur van de omgeving zodat een percentage van 5% (of meer, in de ogen van [C.V. en B.V.01] ) gerechtvaardigd is, geen aanleiding om met betrekking tot het nmr af te wijken van haar in de uitspraken van 18 maart 2022 opgenomen oordeel dat een drempel van 4% aangewezen is. Wat er ook zij van het gegeven dat er ook verder weg, naar het noorden aan de noord(west)zijde en naar het zuiden aan de zuid(west)zijde, hoogbouw is ontwikkeld, en in de toekomst nog verder zal toenemen, relevant is de ruimtelijke structuur in de directe omgeving van het project waarbij tevens geldt dat de Zalmhaventoren, de hoogste toren van Nederland, zich kenmerkt als een uitzonderlijke niet karakteristieke situatie. Het project voldoet dus deels aan de ruimtelijke structuur van de omgeving.
12. Al hetgeen hiervoor is overwogen leidt de rechtbank tot de slotsom dat het beroep van [C.V. en B.V.01] gegrond is en dat het bestreden besluit vernietigd moet worden. De rechtbank ziet evenwel aanleiding om de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand te laten. Uit r.o. 10. volgt dat [derde partij01] als gevolg van de inwerkingtreding van het nieuwe bestemmingsplan een schade in de vorm van een waardevermindering van het appartement van € 30.000,- heeft geleden. Deze schade was voor [derde partij01] niet voorzienbaar. Op grond van artikel 6.2, eerste lid, van de Wro en r.o. 11.3. kan in dit geval een drempel van 4% van de waarde van de woning onmiddellijk vóór het ontstaan van de schade worden toegepast. De drempel van 4% is gelijk aan € 12.800,- (4% van € 320.000,-). Daarmee resteert volgens de StAB een bedrag van (€ 30.000,- – € 12.800,- =) € 17.200,- voor een tegemoetkoming in planschade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van ontvangst van de aanvraag. Dit bedrag is hoger dan het planschadebedrag van verweerder ad € 14.500,-. Als de rechtbank het planschadebedrag van de StAB zou overnemen dan zou [C.V. en B.V.01] door het instellen van beroep benadeeld worden. Dat is in strijd met het verbod op reformatio in peius. Om die reden zal de rechtbank het bij het bestreden besluit toegekende planschadebedrag niet aanpassen.
13. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan [C.V. en B.V.01] het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
14. Voor een veroordeling in de door [C.V. en B.V.01] gemaakte proceskosten bestaat geen aanleiding. De reden is dat deze zaak er één is van 24 samenhangende zaken als bedoeld in artikel 3, tweede lid, van het Besluit proceskosten bestuursrecht en in een van de andere zaken een proceskostenvergoeding is toegekend.