7.4.De voorzieningenrechter ziet niet zonder meer in dat de beperking van de reguliere openingstijden van verzoekster een geschikt middel is om het doel van het beleid – het beschermen van de scholieren (van het Luzac) – te bereiken. Verzoekster voert reeds jarenlang een streng deurbeleid, waarbij de toegang en de verkoop aan personen jonger dan 21 jaar wordt geweigerd. Daarmee is, zoals tussen partijen ook wel vaststaat, de toegang en de verkoop aan de scholieren van het Luzac feitelijk uitgesloten. Verweerder is in het besluit op de aanvraag niet ingegaan op het onderdeel van de aanvraag waarin verzoekster vraagt om aan de vergunning een leeftijdsgrens van 21 jaar te verbinden. Bij de beslissing op bezwaar zal verweerder dat alsnog moeten doen. Ter zitting heeft verweerder toegelicht dat het hem in dit geval niet zozeer gaat om de verkoop van softdrugs aan scholieren, maar dat het vooral gaat om het tegengaan van normvervaging door te vermijden dat scholieren tijdens schooltijden worden geconfronteerd met een geopend cannabisverkooppunt. Verweerder heeft echter onvoldoende gemotiveerd dat de beperking van de reguliere openingstijden daartoe een geschikt middel is. In dat kader acht de voorzieningenrechter van belang:
- dat sprake is van een relatief geringe overschrijding van het afstandscriterium,
- dat verzoekster gevestigd is in een straat die door het ontbreken van winkels of andere voorzieningen niet aantrekkelijk is voor scholieren en niet in het zicht van het Luzac ligt,
- dat het cannabisverkooppunt overeenkomstig de landelijke gedoogcriteria slechts summier op de gevel is aangeduid én
- dat scholieren, zeker in een grote stad als Rotterdam, ook op andere manieren worden geconfronteerd met de verkoop en het gebruik van softdrugs.
Bij dit laatste kan er niet aan voorbij worden gezien dat, zoals verzoekster heeft aangevoerd, tussen het Luzac en verzoekster de nachtopvang voor dak- en thuislozen is gevestigd zodat er zich ook onder schooltijden regelmatig (soft- en hard)drugsverslaafden in de buurt van de school ophouden. Maar ook afgezien van dit laatste kan ervan worden uitgegaan dat middelbare scholieren weten dat er in Rotterdam in gelegenheden zoals die van verzoekster softdrugs worden verkocht en vervolgens worden gebruikt. Dat beperking van de reguliere openingstijden van verzoekster bijdraagt aan het voorkomen van normvervaging onder scholieren, acht de voorzieningenrechter daarom onvoldoende aannemelijk gemaakt.
8. De voorzieningenrechter verwacht dan ook dat het bestreden besluit in bezwaar niet als zodanig, en in ieder geval niet zonder nadere beoordeling van de evenredigheid en verbetering van de motivering, in stand kan blijven. In die situatie weegt het belang van verzoekster, om vooralsnog zonder beperking van de reguliere openingstijden haar activiteiten uit te voeren, zwaarder dan het belang van verweerder bij onmiddellijke effectuering van het bestreden besluit. De voorzieningenrechter ziet daarom aanleiding het verzoek om een voorlopige voorziening toe te wijzen en het bestreden besluit, voor zover dat voorziet in een beperking van de reguliere openingstijden, te schorsen tot zes weken na de bekendmaking van de beslissing op bezwaar. Dat betekent dat verzoekster tijdens die periode op de reguliere openingstijden geopend mag zijn.
9. Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst, bepaalt hij dat verweerder aan verzoekster het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
10. De voorzieningenrechter veroordeelt verweerder verder in de door verzoekster gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.674,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 837,- en wegingsfactor 1).