ECLI:NL:RBROT:2022:1732

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 maart 2022
Publicatiedatum
9 maart 2022
Zaaknummer
ROT 22/647
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beperking openingstijden coffeeshop door nabijheid school en verzoek om maatwerk

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op 7 maart 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een coffeeshop en de burgemeester van Rotterdam. De burgemeester had de openingstijden van de coffeeshop beperkt, omdat er in de nabijheid een school voor voortgezet onderwijs was gevestigd. Dit besluit was in lijn met het Rotterdamse coffeeshopbeleid 2013, dat beoogt kwetsbare groepen, zoals jongeren, te beschermen. De verzoekster, die de coffeeshop exploiteert, heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de gevolgen van het coffeeshopbeleid in dit geval onevenredig zijn in verhouding tot de doelen die het beleid nastreeft. De afstand tussen de coffeeshop en de school is relatief gering, en er zijn geen meldingen van overlast. Bovendien heeft de gemeenteraad op 24 februari 2022 moties aangenomen die het college oproepen om meer maatwerk te bieden in situaties zoals deze. De voorzieningenrechter heeft daarom het verzoek om voorlopige voorziening toegewezen en bepaald dat de coffeeshop weer tijdens reguliere openingstijden geopend mag zijn.

De voorzieningenrechter heeft ook geoordeeld dat de burgemeester het betaalde griffierecht moet vergoeden en verweerder is veroordeeld in de proceskosten van de verzoekster. De uitspraak is openbaar gedaan en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 22/647

uitspraak van de voorzieningenrechter van 7 maart 2022 in de zaak tussen

[naam verzoekster], te [vestigingsplaats verzoekster], verzoekster,(gemachtigden: mr. R.M. van Opstal en mr. J.B. Kloosterman),

en

de burgemeester van Rotterdam, verweerder(gemachtigde: mr. C.W. de Jong).

Procesverloop

Bij besluit van 27 januari 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder verzoekster een exploitatievergunning verleend met een geldigheidsduur van één jaar voor de exploitatie van cannabisverkooppunt “[naam verkooppunt]” aan de [adres] ([naam verkooppunt]), en daarbij de openingstijden vastgesteld conform de Eerste wijziging van Het Rotterdamse coffeeshopbeleid 2013 (coffeeshopbeleid 2013).
Verzoekster heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Ook heeft zij de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 februari 2022. Verzoekster heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigden en door [naam 1] en [naam 2]. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, vergezeld door [naam 3] en [naam 4].

Overwegingen

Inleiding
1. Verzoekster exploiteert [naam verkooppunt] sinds 19 april 1990. Op 3 februari 2020 heeft verweerder een exploitatievergunning voor [naam verkooppunt] met de geldigheidsduur van één jaar verleend met als toegestane openingstijden maandag tot en met zondag van 10:00 tot 22:00 uur. Op 5 februari 2020 heeft verweerder een omgevingsvergunning verleend voor de vestiging van een school voor voortgezet onderwijs, [naam school] ([naam school]), op het adres [adres school]. De afstand van [naam school] tot [naam verkooppunt] bedraagt (afgerond) 195 meter hemelsbreed en de loopafstand 227 meter. In de bij besluit van 3 februari 2021 aan verzoekster verleende exploitatievergunning heeft verweerder daarom bepaald dat [naam verkooppunt] niet tijdens de schooltijden van [naam school] geopend mag zijn, omdat niet is voldaan aan het afstandscriterium. Bij uitspraak van 9 maart 2021 (ECLI:NL:RBROT:2021:1901) heeft de voorzieningenrechter dit besluit, voor zover het ziet op de beperking van de openingstijden, geschorst tot zes weken na de beslissing op bezwaar. Bij besluit van 22 december 2021 heeft verweerder het bezwaar van verzoekster ongegrond verklaard. Verzoekster heeft hiertegen beroep ingesteld (zaaknummer ROT 22/482). Bij haar nieuwe aanvraag van 4 december 2021 heeft verzoekster verzocht om een vergunning voor de reguliere openingstijden onder de beperking dat uitsluitend aan personen vanaf 21 jaar verkocht mag worden.
Bestreden besluit
2. Verweerder heeft de aanvraag getoetst aan de Algemene Plaatselijke Verordening Rotterdam 2012 (APV) en het coffeeshopbeleid 2013 en heeft de volgende (beperkte) openingstijden toegestaan:
  • maandag t/m donderdag: van 17:30 tot 22:00 uur;
  • vrijdag: van 16:30 tot 22:00 uur;
  • zaterdag en zondag (en vakantie- en feestdagen waarop [naam school] gesloten is): van 10:00 tot 22:00 uur.
In de aan de vergunning verbonden gedoogverklaring is een leeftijdsgrens van achttien jaar opgenomen.
De gronden van het verzoek
3. Verzoekster voert aan dat het (gewijzigde) coffeeshopbeleid 2013 onverbindend is, althans buiten toepassing moet worden gelaten, dan wel dat sprake is van bijzondere omstandigheden die maken dat verweerder gehouden is van de beleidsregels af te wijken. Voorts voert verzoekster aan dat verweerder niet heeft beslist op haar aanvraag om een leeftijdsgrens van 21 jaar in de vergunning op te nemen.
Het oordeel van de voorzieningenrechter
4.1.
De voorzieningenrechter kijkt of het bezwaarschrift van verzoekster kans van slagen heeft. Zij geeft daarbij een voorlopig oordeel over de zaak. De rechtbank in een eventuele bodemprocedure hoeft dit oordeel niet te volgen.
4.2.
In paragraaf 4.2.1, van de eerste wijziging van het Rotterdamse coffeeshopbeleid 2013, zoals dat geldt vanaf 22 november 2017, is bepaald dat, wanneer een school voor voortgezet onderwijs of een school voor middelbaar beroepsonderwijs zich vestigt binnen een straal van 200 meter hemelsbreed én 250 meter loopafstand van de coffeeshop, per direct geldt dat de coffeeshop voor het publiek gesloten moet zijn op het moment dat de school voor het volgen van regulier onderwijs open is. Ook dient de coffeeshop tijdens de periode dat deze gesloten is voor publiek, niet als coffeeshop herkenbaar te zijn.
Uitgangspunt van het coffeeshopbeleid is het beschermen van kwetsbare groepen, met name jongeren.
4.3.
De vraag of het (gewijzigde) coffeeshopbeleid 2013 onverbindend is leent zich niet voor beantwoording in het kader van deze voorlopige voorzieningenprocedure.
4.4.
Op grond van artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) handelt het bestuursorgaan overeenkomstig de beleidsregel, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen. Onder ‘bijzondere omstandigheden’ worden zowel niet in de beleidsregel verdisconteerde omstandigheden als reeds in de beleidsregel verdisconteerde omstandigheden begrepen.
4.5.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat verzoekster aannemelijk heeft gemaakt dat sprake is van bijzondere omstandigheden die maken dat de gevolgen van het coffeeshopbeleid 2013 in haar geval onevenredig zijn in verhouding tot de met dit beleid te dienen doelen. Daarbij acht de voorzieningenrechter de volgende aspecten van belang. [naam verkooppunt] is op een afstand van hemelsbreed 195 meter en een loopafstand van 227 meter van [naam school] gevestigd, zodat sprake is van een relatief geringe overschrijding van het afstandscriterium. Uit het dossier blijkt niet - en ter zitting heeft de gemachtigde van verweerder dit desgevraagd bevestigd - dat er meldingen of signalen van overlast bekend zijn. Het coffeeshopbeleid is gericht op de bescherming van jongeren. [naam verkooppunt] hanteert een streng deurbeleid, verkoopt alleen aan personen vanaf 21 jaar en heeft verweerder verzocht deze leeftijdsgrens in de vergunning op te nemen. Veruit de meeste leerlingen van [naam school] zijn jonger dan 21 jaar. Uit de brief van de rector van [naam school] van 27 oktober 2021 blijkt dat ook [naam school] voorstander is van ruimere openingstijden in combinatie met een leeftijdsgrens vanaf 21 jaar omdat door de beperking van de openingstijden van [naam verkooppunt] de straathandel en overlast in de omgeving van [naam school] toenemen. Verzoekster is regelmatig in overleg met de gemeente, politie, bewoners en de gebiedscommissie om straathandel tegen te gaan. Verder is [naam verkooppunt] al meer dan 30 jaar op het adres gevestigd en is zij met de beperkte openingstijden geconfronteerd omdat het [naam school] zich recent binnen de straal van 200 meter hemelsbreed en 250 loopafstand heeft gevestigd. Er is haar een te korte overgangstermijn geboden om haar bedrijfsvoering aan te passen en de financiële schade die zij lijdt door de gewijzigde openingstijden te beperken.
4.6.
Voorts weegt de voorzieningenrechter mee dat de gemeenteraad op 24 februari 2022 twee moties heeft aangenomen, waarin het college wordt opgeroepen meer maatwerk mogelijk te maken wanneer zich een school vestigt binnen een straal van 200 meter hemelsbreed en 250 meter loopafstand van een bestaande coffeeshop. In één van de moties, die specifiek betrekking heeft op [naam verkooppunt], wordt verzocht om een exploitatievergunning af te geven voor reguliere openingstijden in combinatie met een leeftijdsgrens voor de toegang en verkoop vanaf 21 jaar. Verweerder zal aan deze motie invulling moeten geven.
4.7.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat gelet op deze nieuwe ontwikkelingen en gelet op alle omstandigheden van het geval het bestreden besluit naar verwachting in bezwaar geen stand zal houden.
5. De voorzieningenrechter ziet daarom aanleiding het verzoek om voorlopige voorziening toe te wijzen en het bestreden besluit te schorsen, voor zover dat ziet op de beperking van de openingstijden.
6. Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst, bepaalt zij dat verweerder aan verzoekster het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
7. De voorzieningenrechter veroordeelt verweerder in de door verzoekster gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.518,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 759,- en wegingsfactor 1).

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • wijst het verzoek om voorlopige voorziening toe en schorst het bestreden besluit tot zes weken na de bekendmaking van de beslissing op het bezwaar van verzoekster, voor zover het de beperking van de openingstijden betreft;
  • bepaalt dat verzoekster gedurende die periode dagelijks tijdens de reguliere openingstijden (van 10:00 tot 22:00) uur geopend mag zijn;
  • bepaalt dat verweerder het betaalde griffierecht van € 365,- aan verzoekster vergoedt;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van € 1.518,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P. Vrolijk, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. A.M.P. Meijer, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 7 maart 2022.
griffier
Voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.