ECLI:NL:RBROT:2022:11414

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 december 2022
Publicatiedatum
27 december 2022
Zaaknummer
22/482
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beperking openingstijden coffeeshop nabij school en toetsing afstandscriterium

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 29 december 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een coffeeshop en de burgemeester van Rotterdam over de beperking van de openingstijden van de coffeeshop. De eiseres, die sinds 1990 een cannabisverkooppunt exploiteert, had bezwaar gemaakt tegen de beslissing van de burgemeester om de openingstijden te beperken op basis van het afstandscriterium in het Rotterdamse coffeeshopbeleid. Dit beleid stelt dat een coffeeshop niet geopend mag zijn tijdens schooltijden als deze zich binnen 200 meter van een school bevindt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de coffeeshop zich op een afstand van 195 meter van een school bevindt en dat de burgemeester de openingstijden terecht heeft beperkt. De rechtbank oordeelde dat het afstandscriterium niet in strijd is met het eigendomsrecht en dat de burgemeester het beleid niet onjuist heeft toegepast. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de gevolgen van de beperking van de openingstijden voor de eiseres niet onevenredig zijn in verhouding tot de doelen van het beleid, namelijk het beschermen van jongeren tegen softdrugsgebruik. De rechtbank verklaarde het beroep van de eiseres ongegrond en wees de verzoeken om proceskostenvergoeding af.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Zittingsplaats Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 22/482

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 december 2022 in de zaak tussen

[naam eiseres] h.o.d.n. [naam coffeeshop] , uit [plaatsnaam] , eiseres

(gemachtigde: mr. E. Smits),
en

de burgemeester van Rotterdam (verweerder)

(gemachtigden: mr. C.W. de Jong en [naam 3]).

Procesverloop

1.1.
Met het besluit van 3 februari 2021 heeft verweerder aan eiseres een exploitatievergunning verleend met een geldigheidsduur van één jaar voor de exploitatie van cannabisverkooppunt “ [naam coffeeshop] ” aan de [adres 1] ( [naam coffeeshop] ), en daarbij de openingstijden vastgesteld conform de Eerste wijziging (2017) van Het Rotterdamse coffeeshopbeleid 2013.
1.2.
Met het besluit van 22 december 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder de bezwaren van eiseres ongegrond verklaard.
1.3.
Eiseres heeft beroep ingesteld en verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 17 november 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de vertegenwoordigers van eiseres, [naam 1] en [naam 2] en de gemachtigde van eiseres en de gemachtigden van verweerder.

Overwegingen

Inleiding

2. Eiseres exploiteert het cannabisverkooppunt [naam coffeeshop] sinds 19 april 1990. Eiseres biedt geen gelegenheid voor consumptie van cannabis of andere producten, maar is alleen een afhaalpunt. Op 3 februari 2020 heeft verweerder aan eiseres een exploitatievergunning verleend met een geldigheidsduur van één jaar, met als toegestane openingstijden maandag tot en met zondag van 10:00 tot 22:00 uur. Op 5 februari 2020 heeft verweerder een omgevingsvergunning verleend voor de vestiging van een school voor voortgezet onderwijs, [naam school] ( [naam school] ), op het adres [adres 2] . De afstand van [naam school] tot [naam coffeeshop] bedraagt (afgerond) 195 meter hemelsbreed en de loopafstand 227 meter. Overeenkomstig de Eerste wijziging van Het Rotterdamse coffeeshopbeleid 2013 (gemeenteblad 2017, nummer 152; hierna: (het coffeeshopbeleid)) hanteert verweerder de regel dat wanneer een coffeeshop binnen 200 meter hemelsbreed én 250 meter loopafstand van een school ligt, de coffeeshop niet tijdens schooltijden open mag zijn. In de bij besluit van 3 februari 2021 aan eiseres verleende exploitatievergunning heeft verweerder bepaald dat [naam coffeeshop] niet tijdens de schooltijden van [naam school] geopend mag zijn, omdat niet is voldaan aan het afstandscriterium. Bij uitspraak van 9 maart 2021 (ECLI:NL:RBROT:2021:1901) heeft de voorzieningenrechter dit besluit, voor zover het ziet op de beperking van de openingstijden, geschorst tot zes weken na de beslissing op bezwaar. De exploitatievergunning waarop het bestreden besluit ziet, verliep op 3 februari 2022.
Juridisch kader
3. De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Beoordeling door de rechtbank
4.1.
De rechtbank is van oordeel dat het in het coffeeshopbeleid opgenomen afstandscriterium van verweerder niet onverbindend is en dat verweerder dat beleid niet onjuist heeft toegepast
.De rechtbank acht de toepassing van het beleid in het geval van eiseres ook niet onevenredig en is van oordeel dat verweerder in geen aanleiding heeft hoeven zien om op grond van de gestelde bijzondere omstandigheden van zijn beleid af te wijken. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Is het coffeeshopbeleid geldig?
4.2.1.
Eiseres voert aan dat verweerder de openingstijden van het cannabisverkooppunt ten onrechte op grond van het afstandscriterium heeft beperkt. Zij voert daartoe aan dat het coffeeshopbeleid van verweerder op dit punt onverbindend is, omdat het in strijd is met het eigendomsrecht en met algemene rechtsbeginselen en omdat het beleid onduidelijk is. In dit verband stelt eiseres dat het beleid ten onrechte niet voorziet in een overgangsperiode.
4.2.2.
De rechtbank acht het coffeeshopbeleid, in het bijzonder het daarin opgenomen afstandscriterium, niet strijdig met het eigendomsrecht zoals neergelegd in artikel 1, van het Eerste Protocol bij het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM), zoals eiseres stelt. Ook economische belangen die verband houden met het drijven van een onderneming kunnen als eigendom in de zin van dit artikel worden beschouwd (zie de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 3 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:416). De rechtbank is van oordeel dat het coffeeshopbeleid als vorm van regulering van eigendom kan worden beschouwd. Het Eerste Protocol bij het EVRM laat zo’n regulering echter toe. Bij regulering moeten de relevante belangen worden afgewogen. De last die op een betrokkene wordt gelegd, dient te worden afgewogen tegen het algemeen belang en mag niet onevenredig zwaar zijn. Verweerder heeft bij de totstandkoming van zijn coffeeshopbeleid en het daarin opgenomen afstandscriterium politiek-bestuurlijke afwegingen gemaakt. De rechter past terughoudendheid bij de toetsing daarvan (zie de uitspraak van de Afdeling van 20 februari 2020, ECLI:NL:RVS:2020:452). Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder bij het vaststellen van het beleid het tegengaan van drugsgebruik door jongeren voorrang kunnen geven boven het (financiële) belang van coffeeshops om niet beperkt te worden in de openingstijden.
4.2.3.
De rechtbank is voorts van oordeel dat het in het coffeeshopbeleid opgenomen afstandscriterium evenmin in strijd is met algemene rechtsbeginselen of beginselen van behoorlijk bestuur. Het beleid om verkoop van softdrugs onder voorwaarden toe te staan is democratisch gelegitimeerd en de rechtbank toetst dit beleid zoals hiervoor overwogen terughoudend. Eiseres bestrijdt de doelmatigheid van het afstandscriterium. Verweerder heeft zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de beperking van de openingstijden kan bijdragen aan de ontmoediging van softdrugsgebruik onder scholieren. Daarbij heeft hij in aanmerking mogen nemen dat deze maatregel een drempel opwerpt voor scholieren om tijdens en direct na de schooluren softdrugs te kopen of te laten kopen. Ook heeft hij in aanmerking mogen nemen dat daarmee wordt voorkomen dat scholieren worden geconfronteerd met de activiteiten van een coffeeshop, zodat zij die niet als normaal gaan zien (zie de uitspraken van de Afdeling van 15 november 2017, ECLI:NL:RVS:2017:3116 en 3119). Ook wanneer de doelmatigheid of effectiviteit niet zou kunnen worden vastgesteld, vormt dit naar het oordeel van de rechtbank geen zelfstandige grond om het coffeeshopbeleid van verweerder onverbindend te achten.
Dat bij de wijziging van het coffeeshopbeleid in 2017 niet is voorzien in een overgangsperiode, waarin de exploitant van een coffeeshop de tijd krijgt om zijn bedrijfsvoering aan te passen, maakt dit beleid niet onrechtmatig. In dit verband acht de rechtbank van belang dat in het voor 2017 geldende beleid, waarin wel was voorzien in een overgangsperiode, aanwezigheid van een school binnen het afstandscriterium algehele sluiting van de coffeeshop tot gevolg had. Bij de wijziging van het beleid in 2017 heeft aanwezigheid van de een school in de buurt alleen tot gevolg dat de openingstijden van de coffeeshop moeten worden aangepast. Verweerder heeft in redelijkheid kunnen afzien van het in de beleidsregels opnemen van een overgangsperiode.
4.2.4.
Anders dan eiseres stelt acht de rechtbank het door verweerder gehanteerde afstandscriterium en de gehanteerde afstand van 200 meter hemelsbreed en een loopafstand van 250 meter voldoende duidelijk in het coffeeshopbeleid verwoord. Verweerder hoefde daarbij in het beleid niet aan te geven hoe de meting plaatsvindt.
Ook heeft verweerder voldoende duidelijk bepaald wanneer sprake is van een (nieuwe) vestiging van een school in de buurt. Dat een coffeeshop ook via een latere bestemmingsplanwijziging geconfronteerd kan worden met een onderwijsinstelling in de buurt, maakt naar het oordeel van de rechtbank niet dat het beleid onduidelijk of vaag is. De rechtbank ziet weliswaar dat dit voor eiseres onzekerheid met zich brengt, maar dit maakt gelet op de door verweerder af te wegen belangen ten aanzien van de ruimtelijke ordening en bescherming van de jeugd niet dat het beleid van verweerder onredelijk is.
Heeft verweerder zijn beleid goed toegepast?
4.3.1
Eiseres voert aan dat verweerder zijn beleid onjuist heeft toegepast, omdat hij niet de meest logische route heeft gemeten en omdat hij geen alternatieven voor de beperking van de openingstijden heeft onderzocht.
4.3.2.
De rechtbank is niet gebleken van een onjuiste toepassing van het beleid door verweerder. Verweerder heeft uitgelegd dat de gemeten looproute de meest voor de hand liggende kortste route over de stoep en oversteekplaatsen is. De route is aangegeven op een kaart die zich bij de processtukken bevindt. De rechtbank acht deze meting in overeenstemming met het beleid. Eiseres heeft niet gemotiveerd waarom de route die verweerder heeft gemeten niet geschikt is. Dat zoals eiseres heeft gesteld bij een andere route of andere uitgang van de school de meting een andere uitkomst heeft waarmee wel aan het afstandscriterium wordt voldaan, maakt niet dat de door verweerder aangehouden route onjuist is.
4.3.3.
Naar het oordeel van de rechtbank vormt het onderzoeken van alternatieve mogelijkheden geen onderdeel van het beleid van verweerder. In zoverre is er dan ook geen sprake van een besluit in strijd met het beleid. Verweerder heeft onderzocht of verplaatsing van de ingang van de coffeeshop, verplaatsing van de ingang van de school en het plaatsen van hekwerk rond de school een oplossing konden bieden. Verweerder heeft voldoende gemotiveerd dat geen van deze drie opties een reële mogelijkheid was.
Had verweerder vanwege onevenredige gevolgen moeten afwijken van het beleid?
4.4.1
Eiseres voert aan dat verweerder ten onrechte geen gebruik heeft gemaakt van zijn bevoegdheid om wegens bijzondere omstandigheden van zijn beleid af te wijken. Eiseres betoogt dat de gevolgen van de beperking van de openingstijden voor haar onevenredig zijn.
Eiseres heeft daartoe het volgende aangevoerd. Eiseres is op een afstand van hemelsbreed 195 meter en een loopafstand van 227 meter van [naam school] gevestigd. Eiseres voldoet voor het overige aan alle vereisten, is niet als coffeeshop herkenbaar en biedt alleen de mogelijkheid van afhalen zonder het gebruik van de softdrugs. Eiseres is al meer dan 30 jaar op het adres gevestigd en de exploitatie van het cannabisuitgiftepunt heeft niet tot overlast geleid. Eiseres treedt regelmatig met de gemeente, politie, bewoners en de gebiedscommissie in overleg en heeft zich altijd constructief opgesteld. In dit verband heeft eiseres nog gewezen op door de gemeenteraad van Rotterdam op 24 februari 2022 aangenomen moties over coffeeshops in de buurt van scholen. Eiseres hanteert een streng deurbeleid en verkoopt alleen aan personen vanaf 21 jaar. Eiseres is met de beperkte openingstijden geconfronteerd omdat het [naam school] zich, zonder dat zij daarvan op de hoogte was, binnen een straal van 200 meter hemelsbreed en 250 loopafstand heeft gevestigd. Eiseres is op 16 december 2020 voor het eerst door verweerder formeel op de hoogte gesteld van het voornemen om de openingstijden te beperken. Ten tijde van het ingaan van het bestreden besluit golden ook door coronamaatregelen beperkingen, waaronder een avondklok. Eiseres kon hierdoor maar beperkt open zijn met financiële consequenties en mogelijk gevolgen voor de werkgelegenheid van personeel. Uit een brief van de rector van [naam school] van 27 oktober 2021 blijkt dat ook [naam school] voorstander is van reguliere openingstijden in combinatie met een leeftijdsgrens vanaf 21 jaar, omdat door de beperking van de openingstijden van eiseres de straathandel en overlast in de omgeving van [naam school] zouden toenemen.
4.4.2.
Verweerder stelt zich op het standpunt dat er geen aanleiding was om van zijn beleid af te wijken. Verweerder stelt geen aanwijzingen te hebben voor de toename van overlast bij beperkte openingstijden. Verweerder heeft er verder op gewezen dat naar aanleiding van door de gemeenteraad aangenomen moties aan het Openbaar Ministerie is gevraagd in hoeverre met het hanteren van een hogere leeftijdsgrens (21 jaar) van het afstandscriterium kan worden afgeweken. Het Openbaar Ministerie acht dit zeer onwenselijk met name vanwege de handhaafbaarheid, rechtsgelijkheid en rechtszekerheid. Het is de lijn van het Openbaar Ministerie om een landelijk uniform beleid te hanteren, zonder lokale versnipperingen. Door verschillende gedoogvoorwaarden te hanteren worden verschillende handhavingsregimes in het leven geroepen, waar ook de verschillende opsporingsambtenaren mee te maken krijgen. De handhaafbaarheid is gebaat bij eenduidigheid (brief hoofdofficier van justitie aan verweerder van 24 mei 2022). Verweerder onderschrijft dit standpunt van het Openbaar Ministerie.
4.4.3.
Er kunnen omstandigheden zijn die maken dat een bestuursorgaan van beleid moet afwijken. Uit de rechtspraak van de Afdeling volgt dat een burgemeester op grond van artikel 4:84 van de Awb handelt overeenkomstig de beleidsregel, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen. De burgemeester dient alle omstandigheden van het geval te betrekken in zijn beoordeling en te bezien of deze op zichzelf dan wel tezamen met andere omstandigheden, moeten worden aangemerkt als bijzondere omstandigheden in de zin van artikel 4:84 van de Awb die maken dat het handelen overeenkomstig het beleid gevolgen heeft die onevenredig zijn in verhouding tot de met het beleid te dienen doelen (zie de uitspraak van de Afdeling van 3 juni 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1333).
4.4.4.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de gevolgen van het coffeeshopbeleid 2017 in geval van eiseres niet onevenredig zijn in verhouding tot de met dit beleid te dienen doelen.
Hoewel de rechtbank de lastige positie van eiseres onderkent en niet in geschil is dat eiseres een goede verstandhouding heeft met de gemeente, de politie, de school en omwonenden en zich constructief opstelt, maken de aangevoerde omstandigheden het niet onredelijk dat verweerder niet van zijn beleid is afgeweken door het afstandscriterium niet op te nemen of later te laten ingaan. Het enkele feit dat het hanteren van het afstandscriterium voor eiseres mogelijk financiële gevolgen heeft, maakt het besluit nog niet onevenredig. Verweerder heeft bij de totstandkoming van het niet onredelijke beleid dat belang ook afgewogen en in dit geval de financiële gevolgen in redelijkheid niet onevenredig kunnen achten.
Verweerder heeft zich in de belangenafweging ook kunnen scharen achter het Openbaar Ministerie dat als belangrijke partner in de handhaving van het coffeeshopbeleid, afwijking van het beleid zeer onwenselijk acht. In hetgeen eiseres heeft gesteld over de ingangsdatum van de beperking van de openingstijden behoefde verweerder evenmin een bijzondere omstandigheid te zien die tot afwijking van het beleid noopte. Eiseres is formeel op 16 december 2020 in kennis gesteld van het voornemen van verweerder om de openingstijden met ingang van de nieuwe vergunningsperiode (februari 2021) te beperken, maar kon vanaf april 2020 verwachten dat zo’n besluit er aan zat te komen. Eiseres heeft immers op 7 april 2020 bezwaar aangetekend tegen de aan [naam school] verleende omgevingsvergunning en is op de hoogte gesteld van de op 9 april 2020 door verweerder uitgevoerde meting van de afstand tussen de coffeeshop en de school. Verweerder heeft er in het bij het bestreden besluit gehandhaafde primaire besluit op gewezen dat volgens het coffeeshopbeleid het afstandscriterium geldt zodra zich een school zich in de nabijheid vestigt, maar dat ervoor is gekozen de urenbeperking pas in de nieuwe vergunning op te nemen. Gelet hierop heeft verweerder in de omstandigheden van eiseres geen aanleiding hoeven zien om van het beleid af te wijken. De rechtbank neemt tot slot in aanmerking dat de verkoop van drugs nooit legaal is geweest en dat onzekerheid inherent is aan de branche waartoe eiseres behoort. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat de gevolgen van het bestreden besluit voor eiseres niet onevenredig zijn in verhouding tot het met het beleid te dienen doelen.
Is het besluit in strijd met het gelijkheidsbeginsel?
4.5.1.
Eiseres voert aan dat verweerder handelt in strijd met het gelijkheidsbeginsel, omdat een andere coffeeshop in Rotterdam die te dicht bij een school is gevestigd geen beperking van de openingstijden heeft.
4.5.2.
De rechtbank ziet onvoldoende grond voor de stelling dat verweerder in strijd heeft gehandeld met het gelijkheidsbeginsel door bij een andere coffeeshop het afstandscriterium niet te handhaven. Verweerder heeft ter zitting onbetwist toegelicht dat reeds bij de totstandkoming van het beleid in 2013, waarbij een onderwijsinstelling op te korte afstand tot sluiting zou leiden, een uitzondering is gemaakt voor de betreffende coffeeshop en dat daar toen maatwerkafspraken mee zijn gemaakt. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat sprake is van vergelijkbare gevallen.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht ziet de rechtbank geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Dingemanse, rechter, in aanwezigheid van A.L.G. Willems, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 29 december 2022.
De griffier is verhinderd deze uitspraak te ondertekenen
Griffier
Rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Eerste Protocol bij het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM).
Artikel 1
Iedere natuurlijke of rechtspersoon heeft recht op het ongestoord genot van zijn eigendom. Aan niemand zal zijn eigendom worden ontnomen behalve in het algemeen belang en onder de voorwaarden voorzien in de wet en in de algemene beginselen van internationaal recht. De voorgaande bepalingen tasten echter op geen enkele wijze het recht aan, dat een Staat heeft om die wetten toe te passen, die hij noodzakelijk oordeelt om het gebruik van eigendom te reguleren in overeenstemming met het algemeen belang of om de betaling van belastingen of andere heffingen of boeten te verzekeren.
Algemene wet bestuursrecht
Artikel 4:84
Het bestuursorgaan handelt overeenkomstig de beleidsregel, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen.
De Algemene Plaatselijke Verordening Rotterdam 2012
Op grond van artikel 1.8, eerste lid, aanhef en onder c, van de Algemene plaatselijke verordening Rotterdam 2012 (APV) kan de vergunning of ontheffing door het bevoegd gezag of het bevoegde bestuursorgaan worden geweigerd in het belang van de volksgezondheid.
Op grond van artikel 2.28, zesde lid, aanhef en onder k, van de APV kan de burgemeester de exploitatievergunning geheel of gedeeltelijk weigeren, intrekken, wijzigen of schorsen, indien de exploitatie strijdig is met of niet voldoet aan de beleidsregels zoals opgenomen in het horeca(vergunningen)beleid.
Op grond van artikel 2.29, vijfde lid, van de APV kan de burgemeester in de vergunning bepalen dat afwijkende openingstijden gelden.
Het Coffeeshopbeleid Rotterdam 2013
In het Coffeeshopbeleid houdt na de eerste wijziging per 1 november 2017 ten aanzien van het afstandscriterium het volgende in:

“Beperkte openingstijden voor een coffeeshop in de buurt van een school

De stedelijke afstandscriteria zien er als volgt uit:
wanneer een school voor speciaal basisonderwijs zich vestigt in de directe nabijheid van een coffeeshop, of wanneer een school voor voortgezet onderwijs of een school voor middelbaar beroepsonderwijs zich vestigt binnen een straal van 200 meter hemelsbreed én 250 meter loopafstand van de coffeeshop, gelden per direct de volgende regels:
• De coffeeshop moet voor het publiek gesloten zijn op het moment dat de school voor het volgen van regulier onderwijs open is.
• Dit houdt concreet in dat:
○ de coffeeshop van maandag tot en met vrijdag geopend mag zijn vanaf een half uur na het laatste lesuur van de school tot 22.00 uur of tot 24.00 uur.
○ De coffeeshop op zaterdag, zondag en officieel erkende feestdagen geopend mag zijn van 10.00 uur tot 22.00 uur of tot 24.00 uur.
○ De coffeeshop tijdens de vakanties die de school hanteert op alle dagen geopend mag zijn, van 10.00 uur tot 22.00 uur of van 10.00 uur tot 24.00 uur.
• De gemeente Rotterdam stelt op basis van jaarlijks door de school aan te leveren informatie vast wat de roostertijden en vakantieperiodes zijn. De op basis hiervan door de gemeente Rotterdam vastgestelde (beperkte) openingstijden van de coffeeshop in de buurt van de school, worden in de exploitatievergunning opgenomen.
• Tijdens de periode dat de coffeeshop gesloten is voor publiek, dient deze niet als coffeeshop herkenbaar te zijn.
Op het moment dat een coffeeshop getroffen wordt door de afstandscriteria, wordt de exploitant schriftelijk over de gevolgen van de afstandscriteria geïnformeerd.
Voor de volledigheid wordt opgemerkt dat verplaatsing van een door het afstandscriterium getroffen coffeeshop niet mogelijk is.
(…)

Beschermen van kwetsbare groepen, met name jongeren.

Uitgangspunt is om het softdrugsgebruik door jongeren te voorkomen door strikte handhaving van de minimumleeftijd in coffeeshops, het beperken van de openingstijden van coffeeshops in de nabijheid van scholen, het beperken van de herkenbaarheid van coffeeshops in de nabijheid van scholen en het geven van voorlichting over de risico’s van drugsgebruik. De voorlichting vindt plaats op school en door de coffeeshopexploitanten en –beheerders in de coffeeshop. Het verbinden van consequenties aan de openingstijden van coffeeshops in de nabijheid van scholen ziet toe op de bescherming van de jeugd. Hiermee wordt de boodschap uitgedragen dat het gebruik van softdrugs niet normaal is.
(…)
Wanneer een school voor speciaal basisonderwijs zich vestigt in de directe nabijheid van een coffeeshop of wanneer een school voor voortgezet onderwijs of een school voor middelbaar beroepsonderwijs zich vestigt binnen een straal van 200 meter hemelsbreed én 250 meter loopafstand van de coffeeshop, gelden er flexibele openingstijden. Vuistregel hierbij is dat de coffeeshop gesloten is op het moment dat de school geopend is.
Wanneer een school voor speciaal basisonderwijs zich vestigt in de directe nabijheid van een coffeeshop of wanneer een school voor voortgezet onderwijs of een school voor middelbaar beroepsonderwijs zich vestigt binnen een straal van 200 meter hemelsbreed én 250 meter loopafstand van de coffeeshop, mag de coffeeshop buiten de voor hen geldende beperkte openingstijden niet als coffeeshop herkenbaar te zijn.”