5.6.Uit het voorgaande volgt naar het oordeel van de voorzieningenrechter dat de huidige beperking van de openingstijden van verzoekster als gevolg van het afstandscriterium een zodanig onevenredig nadeel oplevert voor haar dat van een evenwichtige belangenafweging niet langer sprake is. Bij die stand van zaken wegen haar belangen in deze fase zwaarder dan verweerders belangen. Daarbij betrekt de voorzieningenrechter dat partijen tot november/december 2020 (tevergeefs) met elkaar hebben gesproken over mogelijke verplaatsing van de coffeeshop, waarbij kennelijk ook de verhuurder betrokken is geweest, en dat verzoekster het voorstel heeft gedaan om de ingang van haar afhaalloket naar de achterzijde van het pand te verplaatsen. Dat voorstel is in het bestreden besluit als niet bestaand ten tijde van het bestreden besluit en daarom irrelevant terzijde geschoven zonder daar verder inhoudelijk op in te gaan. Uit de eigen meting van verzoekster is gebleken dat bij zo’n verplaatsing van de ingang de kortste looproute circa 292 meter zal bedragen. Verweerder heeft dit niet betwist. Hiermee zou aan dat afstandscriterium worden voldaan, terwijl het andere afstandscriterium (200 meter hemelsbreed) met slechts 5 meter wordt overschreden en niet is gebleken hoe die afstand is gemeten of bepaald. Bovendien is niet duidelijk hoeveel meter de afstand hemelsbreed wordt, als wordt gemeten vanaf de (mogelijke) achteringang van verzoekster tot de voordeur van [naam school] . Overigens lijkt verweerder zich ook bewust van de onredelijke gevolgen van het afstandscriterium voor verzoekster. Tijdens de zitting bleek dat er vanuit verweerder bij de school is geïnformeerd naar de schooltijden. Aan de hand daarvan heeft verweerder aanleiding gezien om na het bestreden besluit te bepalen dat verzoekster op de vrijdagen (tot de zomervakantie) vanaf 16.30 uur open mag. De voorzieningenrechter vindt het in de gegeven omstandigheden voor de hand liggen dat partijen opnieuw met elkaar in gesprek gaan om, mede met inachtneming van de door verzoekster aangedragen belangen, tot een passende en werkbare oplossing te komen.
6. Gelet op wat hiervoor is overwogen zal de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening toewijzen en het bestreden besluit schorsen, voor zover dat ziet op de beperking van de openingstijden van verzoekster. De voorzieningenrechter treft de voorlopige voorziening dat de openingstijden van verzoekster, zoals die golden vóór 3 februari 2021, van toepassing blijven tot zes weken na de bekendmaking van de beslissing op bezwaar. In die periode wordt van partijen verwacht dat zij opnieuw met elkaar in gesprek gaan om te komen tot een (alternatieve) oplossing, waarbij te denken valt aan het verplaatsen van de ingang van de coffeeshop naar de achterzijde van het pand, of verplaatsing naar een andere locatie, dan wel iedere andere passende oplossing. Voor een verder gaande voorlopige voorziening, zoals verzoekster die in haar pleitnota formuleerde, ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding.
7. Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst, bepaalt zij dat verweerder aan verzoekster het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
8. Omdat het verzoek wordt toegewezen, krijgt verzoekster een vergoeding voor de proceskosten die zij heeft gemaakt. Verweerder moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 2 punten op (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift en 1 punt voor het verschijnen op de zitting). Die punten hebben een waarde van € 534,- bij een wegingsfactor 1. Toegekend wordt € 1.068,-.