ECLI:NL:RBROT:2023:12250

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 december 2023
Publicatiedatum
22 december 2023
Zaaknummer
C/10/585934 / HA ZA 19-1062
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadevergoeding wegens onrechtmatig handelen bij het aanbrengen van kruipluiken in bedrijfsunits

In deze zaak vorderen eisers, bestaande uit drie bedrijven, schadevergoeding van gedaagde, Rendant Parknet Beheer B.V., wegens onrechtmatig handelen. De eisers stellen dat de vloer van hun bedrijfsunits ernstig is beschadigd door het onzorgvuldig aanbrengen van kruipluiken door Rendant. De rechtbank heeft een deskundige benoemd om de vakbekwaamheid van de werkzaamheden te beoordelen. De deskundige concludeert dat Rendant niet vakbekwaam heeft gehandeld, omdat er voorafgaand aan het zagen van de kruipluiken geen onderzoek is gedaan naar de staat van de vloer en de aanwezige bekabeling. Dit heeft geleid tot schade aan de vloerconstructie, die niet meer voldoet aan het ontwerp draagvermogen.

De rechtbank oordeelt dat Rendant aansprakelijk is voor de schade die eisers hebben geleden door het onrechtmatig handelen. De schade wordt begroot op € 27.945,-, inclusief herstelkosten voor de beschadigde spankabels. Rendant wordt veroordeeld tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 1 januari 2018. Daarnaast moet Rendant de proceskosten van eisers vergoeden, die zijn vastgesteld op € 9.106,57. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat eisers het bedrag kunnen incasseren, ook als Rendant in hoger beroep gaat.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
Zittingsplaats Dordrecht
zaaknummer / rolnummer: C/10/585934 / HA ZA 19-1062
Vonnis van 20 december 2023
in de zaak van

1.[eiser 1] , h.o.d.n. [bedrijf 1] ,

wonende en gevestigd te [plaats] ,
2.
[eiser 2] , h.o.d.n. [bedrijf 2],
wonende en gevestigd te [plaats] ,
3.
[eiser 3],
h.o.d.n. [bedrijf 3],
wonende te [woonplaats] en gevestigd te [vestigingsplaats] ,
eisers,
advocaat mr. J.M.C. Wessels te Zwijndrecht,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
RENDANT PARKNET BEHEER B.V.,
gevestigd te Maarn, kantoor houdende te Alblasserdam,
gedaagde,
advocaat mr. B.G. van Twist te 's-Gravendeel.
Eisers worden hierna gezamenlijk “ [eiser 1] c.s.” genoemd en afzonderlijk respectievelijk “ [eiser 1] ”, “ [eiser 2] ” en “ [eiser 3] ”. Gedaagde wordt hierna “Rendant” genoemd.

1.Het verdere verloop van de procedure

Het verdere verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken waarvan de rechtbank kennis heeft genomen:
  • het tussenvonnis van 15 december 2021 en de daaraan ten grondslag liggende stukken;
  • het deskundigenbericht van ing. C.G. Verdoorn van 23 december 2022;
  • de conclusie na deskundigenbericht, tevens houdende wijziging van eis, van [eiser 1] c.s. van 22 februari 2023, met productie;
  • de antwoordconclusie na deskundigenbericht van Rendant van 19 april 2023, met productie;
  • de rolbeslissing van 28 juni 2023;
  • de akte van [eiser 1] c.s. van 30 augustus 2023;
  • de akte na tussenvonnis van Rendant van 30 augustus 2023;
  • de antwoordakte van [eiser 1] c.s. van 27 september 2023;
  • de antwoordakte van Rendant van 27 september 2023.

2.De nadere beoordeling

2.1.
In het tussenvonnis van 24 maart 2021 is reeds geoordeeld (onder 4.3) dat onder de gegeven omstandigheden op korte termijn ingegrepen moest worden en (onder 4.4) dat het noodzakelijk was om kruipluiken te maken in de vloeren om nieuwe gasleidingen te kunnen plaatsen. Tevens is geoordeeld (onder 4.5) dat dit onverlet laat dat het door Rendant (doen) uitvoeren van deze werkzaamheden jegens [eiser 1] c.s. onrechtmatig kan zijn als de werkzaamheden niet op een vakbekwame wijze zijn uitgevoerd en tot schadevergoeding kunnen verplichten als er daardoor schade is veroorzaakt, ook als er toestemming voor de werkzaamheden is verleend. Omdat partijen van mening verschilden over de vraag of een vakbekwame aannemer of betonvloerspecialist alvorens over te gaan tot het zagen van een gat in een betonvloer eerst onderzoek had behoren te doen – door het raadplegen van een constructeur en/of aan de hand van op te vragen constructietekeningen – naar de aard van de vloer, de daarin aanwezige bekabeling en de invloed van het zagen op de draagkracht van de vloer, of in elk geval het doorzagen van de bekabeling had moeten bemerken en zijn werkzaamheden daarop had moeten staken, is bij tussenvonnis van 15 december 2021 ing. C.G. Verdoorn (hierna: de deskundige) tot deskundige benoemd ter beantwoording van de in dat tussenvonnis genoemde vragen.
2.2.
De deskundige heeft in zijn deskundigenbericht van 23 december 2022, samengevat en voor zover thans van belang, het volgende geconcludeerd.
Een vakbekwame aannemer/betonvloerspecialist hoort op de hoogte te zijn van het Bouwbesluit 2012. Door het zagen van een kruipluik in een betonvloer zou verzwakking van de vloerconstructie kunnen optreden, zodat een vakbekwame aannemer/betonvloerspecialist voorafgaand aan het zagen van het kruipluik had moeten verifiëren of na deze mogelijke verzwakking de vloerconstructie nog steeds bestand is tegen belastingcombinaties zoals vermeld in het Bouwbesluit 2012. De aannemer/betonvloerspecialist kan dit op basis van de wapeningstekening en sterkteberekening van de vloerconstructie zelf onderzoeken of dit door een constructeur laten doen. Het maakt hierbij niet uit dat het gebouw omstreeks 2006 is gebouwd.
Als een dergelijk onderzoek had plaatsgevonden, dan had dit kunnen voorkomen dat de vloer verzwakt zou zijn op de wijze zoals het geval is, omdat het mogelijk was om in overleg met de constructeur en gebruiker elders in de betonvloer een kruipluik te zagen.
2.3.
Gelet op het uitgebrachte deskundigenrapport en de daarop van partijen ontvangen reacties is de rechtbank van oordeel dat bij het zagen van de kruipluiken niet vakbekwaam is gehandeld. De aannemer/betonvloerspecialist had eerst de vloer moeten onderzoeken. Dit had kunnen voorkomen dat de vloer verzwakt zou zijn, omdat het mogelijk was om in overleg met de constructeur en gebruiker elders in de betonvloer een kruipluik te zagen. Rendant kan niet gevolgd worden in haar stelling dat sprake was van overmacht omdat er geen tijd was om een onderzoek te laten uitvoeren. Volgens de deskundige waren de constructietekeningen eenvoudig op te vragen via de Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid te Dordrecht en zou dat maximaal één dag in beslag nemen. Rendant heeft met haar enkele stelling dat zij uit eigen ervaring weet dat daar steevast meerdere dagen tot zelfs weken overheen kunnen gaan, onvoldoende onderbouwd dat het opvragen van deze informatie veel langer in beslag zou nemen. Bovendien heeft Rendant onvoldoende toegelicht dat zelfs een korte vertraging van een dag onoverkomelijk zou zijn geweest. Hoewel op korte termijn ingegrepen moest worden, volgt uit hetgeen Rendant heeft aangevoerd niet dat er sprake was van zodanig acuut gevaar dat het onderzoek niet uitgevoerd had kunnen worden door de aannemer. Rendant komt daarom geen beroep toe op overmacht, zodat de onrechtmatige daad vaststaat.
2.4.
Het voorgaande betekent dat de in het tussenvonnis van 24 maart 2021 onder 4.7, tweede alinea, bedoelde situatie aan de orde komt. Daar is overwogen dat als komt vast te staan dat bij het zagen van de kruipluiken niet vakbekwaam is gehandeld, er diverse vervolgvragen rijzen, zoals naar de mate waarin (delen van) de vloer – die, naar tussen (de deskundigen van) partijen niet in geschil is, niet meer voldoet aan het ontwerp draagvermogen – is of zijn verzwakt, het gewenste niveau van herstel, de omvang van daardoor mogelijk ontstane schade en de verdeling daarvan over de verschillende bedrijfsunits in het bedrijfsverzamelgebouw. Afgewogen zal moeten worden of daadwerkelijk herstel plaatsvindt of volstaan kan worden met vergoeding van waardevermindering van de bedrijfsunits. Mede omdat ter zitting aan de orde was gekomen dat het gedetailleerd door deskundigen vaststellen van een en ander mogelijk onevenredig kostbaar is in verhouding tot de herstelkosten van de vloer, is daarop nog niet vooruitgelopen, nu het in de rede lag dat partijen daarover overleg zouden voeren.
2.5.
Ter voorlichting van Rendant, die in haar akte van 30 augustus 2023 heeft betoogd dat tussen partijen wél in geschil was of de vloer niet meer voldeed aan het ontwerp draagvermogen en of de draagkracht van de vloer zodanig was verminderd dat daardoor schade werd geleden, wijst de rechtbank op het door Rendant bij haar conclusie van antwoord als productie 2 overgelegde rapport van 28 januari 2019 van de door haar ingeschakelde deskundige ir. H.F.A. Sidler, blijkens punt 10 van de conclusie van antwoord daarin herhaald en ingelast.
In dat rapport vermeldt Sidler: “Bij het zagen van de luiken zijn aangetoond 15-17 spankabels (mogelijk meer) doorgezaagd. Daardoor is de constructie van de vloer aangetast en zullen delen van de vloer niet meer voldoen aan het ontwerp draagvermogen van 15,00 kN/m². Op dit moment zijn geen fysieke schades – scheuren in de vloer – aangetroffen; blijkbaar is voor de huidige ruimte benutting de beperking van het draagvermogen niet relevant. Bij wijziging van de benutting – bij voorbeeld bij verkoop van (een van de) percelen – kan dat wel een punt van belang blijken en alsdan een waardevermindering impliceren.”
De ongemotiveerde betwisting in de conclusie van antwoord (onder punt 18) dat de draagkracht van de vloer “aanzienlijk” is verminderd, twee regels later zelfs gevolgd door de stelling dat “als al sprake zou zijn van een meetbare draagkrachtvermindering, dan is die te verwaarlozen”, valt niet te rijmen met het geciteerde standpunt van Rendants eigen deskundige dat delen van de vloer niet meer voldoen aan het ontwerp draagvermogen en die betwisting wordt daarom gepasseerd.
Dat [eiser 1] c.s. schade hebben geleden door het onrechtmatig handelen staat al met al voldoende vast, nu de deskundigen van partijen het erover eens zijn dat de vloer niet meer voldoet aan het ontwerp draagvermogen en in elk geval bij wijziging van de benutting een verminderde waarde zal kunnen hebben.
2.6.
Ondanks de suggesties voor vervolgvragen en zienswijzen op de schade waarover partijen zich gezamenlijk zouden kunnen buigen om een oplossing in der minne te bereiken, gedaan in genoemd tussenvonnis van 24 maart 2021 en herhaald bij rolbeslissing van 28 juni 2023, zijn partijen daarin niet geslaagd en lijkt de verdeeldheid eerder toe, dan af te nemen. Wat daarvan zij: de rechtbank ziet zich, nu het onrechtmatige handelen en de niet betwiste toerekenbaarheid daarvan aan Rendant vaststaan, voor de vraag gesteld wat de omvang is van de schade.
2.7.
Met inachtneming van de proceseconomie en de grote mate van vrijheid die de rechter toekomt bij het begroten van de schade (aldus reeds Parl. Gesch. Boek 6, p. 339) is de rechtbank, mede gelet op de laatste aktes van partijen, inmiddels van oordeel dat een nader deskundigenonderzoek niet noodzakelijk is en overweegt zij over de diverse gevorderde schadeposten, zoals gewijzigd en aangevuld bij de eisvermeerdering, als volgt.
2.8.
De rechter dient naar vaste rechtspraak van de Hoge Raad (bijvoorbeeld het arrest van 21 februari 2020, ECLI:NL:HR:2020:315) op grond van artikel 6:97 BW de schade te begroten op de wijze die het meest met de aard ervan in overeenstemming is. Het uitgangspunt is dat de benadeelde zoveel mogelijk in de toestand moet worden gebracht waarin hij zou hebben verkeerd indien de schadeveroorzakende gebeurtenis zou zijn uitgebleven. In beginsel moet de schade worden berekend met inachtneming van alle omstandigheden van het concrete geval, maar op praktische gronden en om redenen van billijkheid, kan in bijzondere gevallen van een of meer omstandigheden van het geval worden geabstraheerd (Hoge Raad 5 december 2008, ECLI:NL:HR:2008:BE9998).
2.9.
In het geval van [eiser 1] c.s. gaat het om zaaksbeschadiging. Volgens de hiervoor genoemde vaste rechtspraak van de Hoge Raad is het uitgangspunt dat de eigenaar van de beschadigde zaak door die beschadiging een nadeel in zijn vermogen lijdt dat gelijk is aan de waardevermindering die de zaak heeft ondergaan. Het geldbedrag waarin deze waardevermindering kan worden uitgedrukt, zal in het algemeen gelijk zijn aan de – naar objectieve maatstaven berekende – kosten die met het herstel zijn gemoeid. De aard van zodanige schade rechtvaardigt dat de rechter bij het begroten daarvan in beginsel abstraheert van omstandigheden die de bijzondere situatie van de benadeelde eigenaar betreffen. Dit betekent dat niet gekeken moet worden naar de concrete omstandigheden van het geval, maar dat vastgesteld moet worden wat – in dit geval – de herstelkosten zijn om de vloer en het draagvermogen daarvan weer te herstellen in de situatie zoals die was voordat de VZA-kabels waren doorgezaagd. Of [eiser 1] c.s. op dit moment (al) hinder ervaren van de beperking in draagvermogen is voor de begroting van de schade daarom niet van belang.
2.10.
[eiser 1] c.s. hebben ter onderbouwing van de herstelkosten een offerte van Atlas bouwtechnisch adviesburo van 24 januari 2023 overgelegd waaruit (bezien in samenhang met de eerdere offerte van 22 november 2018) volgt dat Atlas de werkzaamheden voor het herstel van de 15 beschadigde spankabels kan verrichten voor € 21.275,- exclusief btw. Rendant heeft deze offerte inhoudelijk niet weersproken en ook niet weersproken dat dit de kosten zijn die een bekwaam reparateur zou moeten maken om de spankabels te herstellen. Dit betekent dat [eiser 1] c.s. voldoende hebben onderbouwd dat de kosten om de spankabels te herstellen € 21.275,- exclusief btw bedragen.
In de offerte van Atlas zijn ook nog twee posten opgenomen voor het doen van onderzoek naar eventuele beschadiging van de spankabels op twee plaatsen waar zaagsnedes zijn aangebracht in de vloer maar niet zichtbaar is of er spankabels zijn beschadigd (€ 975,-) en de eventuele kosten van het herstellen van één of twee beschadigd gebleken spankabels (€ 1.375,- per spankabel). Rendant heeft tegen deze posten, die beide redelijk voorkomen, geen apart verweer gevoerd. Rendant zal daarom worden veroordeeld om de kosten van het onderzoek ten bedrage van € 975,- te betalen alsmede – onder de voorwaarde dat uit het onderzoek blijkt dat er nog één of twee spankabels extra zijn beschadigd en vervangen moeten worden – een bedrag van één- of tweemaal € 1.375,-.
Volgens Rendant ziet de door [eiser 1] c.s. gevorderde schade niet alleen op hun bedrijfsunits, maar op alle bedrijfsunits van het bedrijfsverzamelgebouw aan het [straatnaam] [huisnummer A] en [huisnummer B] . [eiser 1] c.s. hebben dit erkend, maar ook betoogd dat het niet mogelijk is om alleen de kabels van hun bedrijfsunits te herstellen, omdat de vloeren doorlopen. Als alleen de kabels in de bedrijfsunits van [eiser 1] c.s. vervangen worden, dan zal de totale vloer nog steeds verzwakt zijn volgens [eiser 1] c.s. Rendant heeft dit standpunt onvoldoende weersproken, zodat de rechtbank hiervan zal uitgaan. Dit betekent dat het hiervoor begrote bedrag als schade van [eiser 1] c.s. heeft te gelden.
De totale herstelkosten komen hiermee op € 22.250,-, eventueel te vermeerderen met één- of tweemaal € 1.375,-. Er is geen reden om de door [eiser 1] c.s. over dit bedrag gevorderde btw toe te wijzen, omdat Rendant zich terecht op het standpunt stelt dat [eiser 1] c.s. de btw als ondernemers kunnen aftrekken als voorbelasting, zodat dit geen schade is.
2.11.
[eiser 1] c.s. stellen dat daarnaast tot hun schade behoort ‘straatwerk en bouwbegeleiding De Kock’. [eiser 1] c.s. verwijzen ter onderbouwing hiervan naar een offerte van De Kock Bouw- en Onderhoudsbedrijf (hierna: De Kock) van 30 november 2020 ten bedrage van € 46.698,81 exclusief btw en stellen dat deze offerte met 26% moet worden vermeerderd in verband met de gestegen prijzen, zodat deze schadepost inmiddels € 58.840,50 exclusief btw bedraagt.
De offerte van De Kock was echter gevoegd achter de akte van 16 juni 2021 van [eiser 1] c.s., die de rechtbank (behoudens enkele passages) bij e-mailbericht van 9 juli 2021 aan de gemachtigden van partijen heeft geweigerd, omdat op dat moment slechts een akte mocht worden genomen over de persoon van de te benoemen deskundige en de aan deze te stellen vragen. Overigens is hierop ook nog gewezen in de rolbeslissing van 28 juni 2023. De offerte kan daarom thans niet dienen als onderbouwing van een vordering.
Niettemin begrijpt de rechtbank uit de toelichting van [eiser 1] c.s. in hun conclusie van 22 februari 2023 dat de offerte ziet op het herstellen van de mantelbuizen en dat [eiser 1] c.s. zich op het standpunt stellen dat Rendant de mantelbuizen zonder toestemming heeft verwijderd en dat nieuwe mantelbuizen moeten worden aangebracht voordat de VZA-kabels worden hersteld. Rendant neemt het standpunt in dat de mantelbuizen het probleem van de eigenaren zijn en bovendien niet voldeden aan de daaraan te stellen normen en niet meer bruikbaar waren.
De rechtbank overweegt hierover als volgt. [eiser 1] c.s. hebben niet, althans onvoldoende, weersproken dat de mantelbuizen tijdens de herstelwerkzaamheden niet meer bruikbaar en kapot waren. Reeds hierom zijn [eiser 1] c.s. door de aan hun vorderingen ten grondslag gelegde onrechtmatige daad van Rendant – kort gezegd: het op onzorgvuldige wijze (doen) zagen van de kruipluiken – wat betreft de mantelbuizen niet in een slechtere positie komen te verkeren. Ook overigens valt niet in te zien welk verband er bestaat tussen het onzorgvuldig (doen) zagen van de kruipluiken en het moeten vervangen van onbruikbare en kapotte mantelbuizen. In het midden kan daarom blijven voor wiens rekening het vervangen van onbruikbare en kapotte mantelbuizen komt: het is in elk geval geen schade die op grond van het aan de onderhavige vorderingen ten grondslag gelegde onrechtmatige handelen van Rendant dient te worden vergoed.
2.12.
[eiser 1] c.s. vorderen ook een bedrag van € 9.000,- exclusief btw met als omschrijving ‘ten onrechte betaalde kosten kruipluik’. Nog daargelaten dat [eiser 1] c.s. niet hebben onderbouwd waar dit bedrag op is gebaseerd – in aanmerking genomen dat Rendant heeft gesteld dat zij slechts een bedrag van € 750,- heeft doorberekend per aansluiting – kunnen [eiser 1] c.s. niet gevolgd worden in hun stelling dat de kruipluiken onnodig zijn aangebracht. Naar al in het tussenvonnis van 24 maart 2021 is geoordeeld was het immers noodzakelijk om kruipluiken te maken in de vloeren om nieuwe gasleidingen te kunnen plaatsen.
2.13.
De rechtbank kan Rendant omgekeerd niet volgen in haar stelling dat [eiser 1] c.s. door de aangebrachte kruipluiken ook zijn bevoordeeld omdat kruipluiken een waardevermeerderende factor zijn. Deze stellingname en met name haar implicatie dat het in het licht van de gehele waarde van de bedrijfsunits om een bedrag met een materiële betekenis gaat, is in het geheel niet onderbouwd, zodat de rechtbank daaraan voorbijgaat, nog daargelaten in hoeverre de kruipluiken na herstelwerkzaamheden nog bruikbaar zijn.
2.14.
[eiser 1] c.s. stellen voorts dat een bedrag van € 5.695,- exclusief btw aan onderzoekskosten tot hun schade behoort, omdat zij een eigen onderzoek naar de toestand van de vloer hebben laten doen door Nauta bouw- en adviesburo. Rendant heeft niet bestreden dat dit onderzoek heeft plaatsgevonden en slechts als verweer gevoerd dat er geen urenverantwoording is bijgevoegd. Dit is op zichzelf geen vereiste zodat deze kosten, nu Rendant de hoogte van de factuur niet gemotiveerd heeft betwist en evenmin gemotiveerd heeft betoogd waarom deze kosten onredelijk zouden zijn, voor vergoeding in aanmerking komen. De onderzoekskosten van € 5.695,- komen daarom als redelijke kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid als vermogensschade voor vergoeding in aanmerking (artikel 6:96 lid 2 onder b BW). Zoals hiervoor al is overwogen is er geen reden om ook de door [eiser 1] c.s. over deze kosten gevorderde btw toe te wijzen.
2.15.
Naast de onderzoekskosten vorderen [eiser 1] c.s. een bedrag van € 21.000,- exclusief btw aan vergoeding voor de 300 uren die zij stellen zelf te hebben besteed aan deze zaak. Deze gestelde schade komt niet voor vergoeding in aanmerking. Zoals zo vaak bij zich over een bepaalde periode voortslepende geschillen besteden partijen daaraan veel tijd. Dat is echter niet tijd die aan de door de partij uitgeoefende beroepsactiviteiten moet worden toegerekend en betreft veeleer verloren vrije tijd (Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 5 februari 2019, ECLI:NL:GHARL:2019:1058, r.o. 5.23). Dat geldt in dit geval te meer nu niet is gesteld of gebleken dat [eiser 1] c.s. werkzaam zijn in de sfeer van (herstel van) betonvloeren. [eiser 1] c.s. hebben geen omstandigheden naar voren gebracht die maken dat in dit geval anders geoordeeld moet worden. Overigens is evenmin gesteld of gebleken dat de door [eiser 1] c.s. bestede eigen uren hebben geleid tot inkomensverlies aan hun zijde.
2.16.
Voor zover Rendant een beroep doet op eigen schuld, ziet zij eraan voorbij dat het volgens de door de rechtbank benoemde deskundige mogelijk was geweest om de kruipluiken op andere locaties te zagen zodat geen schade aan de VZA-kabels zou zijn veroorzaakt. Het beroep op eigen schuld faalt daarom.
2.17.
De buitengerechtelijke incassokosten ten bedrage van € 2.775,- exclusief btw worden afgewezen. Het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten mist toepassing, aangezien de vordering van [eiser 1] c.s. gegrond is op een onrechtmatige daad, en [eiser 1] c.s. hebben niet gesteld dat er meer werkzaamheden zijn uitgevoerd dan die om deze procedure voor te bereiden (artikel 241 Rv). Het versturen van één of meer aanmaningen zonder bijzondere inhoud is daartoe onvoldoende (Hoge Raad 12 april 2019, ECLI:NL:HR:2019:590).
2.18.
Gelet op het voorgaande begroot de rechtbank de door [eiser 1] c.s. geleden schade op een bedrag van € 27.945,-. De hierover gevorderde wettelijke rente zal overeenkomstig de onbetwiste vordering vanaf 1 januari 2018 worden toegewezen.
2.19.
Rendant is de grotendeels in het ongelijk gestelde partij en moet daarom de proceskosten betalen (artikel 237 Rv). De rechtbank stelt deze kosten aan de kant van [eiser 1] c.s. tot vandaag vast op € 81,83 aan dagvaardingskosten, € 914,- aan griffierecht, € 3.830,- aan salaris voor de gemachtigde (5 punten x € 766,-) en € 4.280,74 aan kosten voor het deskundigenbericht. Dit is totaal € 9.106,57.
2.20.
Dit vonnis zal, zoals verzocht, uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard (artikel 233 Rv). Dit betekent dat wanneer het geschil ook nog aan een hogere rechter wordt voorgelegd, in afwachting van die uitspraak voorlopig toch al naleving van dit vonnis kan worden afgedwongen door de partij die in het gelijk is gesteld, zij het op eigen risico (de hogere rechter kan anders oordelen).

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
veroordeelt Rendant om aan [eiser 1] c.s. te betalen € 27.945,-, onder de voorwaarde dat uit het onderzoek blijkt dat er nog één of twee spankabels extra zijn beschadigd en vervangen moeten worden nog te vermeerderen met een bedrag van één- of tweemaal € 1.375,-, met de wettelijke rente daarover zoals bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 1 januari 2018 tot aan de dag dat volledig is betaald;
3.2.
veroordeelt Rendant in de proceskosten, die aan de kant van [eiser 1] c.s. tot vandaag worden vastgesteld op € 9.106,57;
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. dr. P.G.J. van den Berg en in het openbaar uitgesproken op 20 december 2023.
3120