ECLI:NL:RBROT:2023:11794
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Betalingsverplichting voor inschrijving en identificatie van geïmporteerde voertuigen; beoordeling van redelijke termijn en schadevergoeding
In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 18 december 2023, zijn drie zaken behandeld waarin eisers, afkomstig uit verschillende plaatsen, bezwaar hebben gemaakt tegen betalingsverplichtingen opgelegd door de Dienst Wegverkeer (RDW) voor de inschrijving en identificatie van voertuigen uit andere EU-lidstaten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de RDW in eerdere besluiten, gedateerd 21 november 2016, 7 juni 2016 en 13 juni 2016, terecht betalingsverplichtingen heeft opgelegd voor de inschrijving en identificatie van de voertuigen, met tarieven van respectievelijk € 39,- en € 56,-. De bezwaren van de eisers zijn ongegrond verklaard, waarbij de rechtbank zich heeft gebaseerd op eerdere uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Eisers hebben aangevoerd dat de controles in strijd zijn met het Unierecht, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat de RDW zich aan de geldende wetgeving houdt. De rechtbank heeft ook de argumenten van eisers over de redelijke termijn overwogen. Hoewel de procedure lang heeft geduurd, heeft de rechtbank geen aanleiding gezien voor schadevergoeding, omdat de vertraging deels te wijten was aan afspraken tussen partijen en de complexiteit van de zaak. De rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard en de verzoeken om schadevergoeding afgewezen, zonder aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak benadrukt de noodzaak voor een eerlijke en openbare behandeling van zaken binnen een redelijke termijn, maar concludeert dat in dit geval geen overschrijding van de redelijke termijn heeft plaatsgevonden die tot schadevergoeding leidt. De rechtbank heeft de eisers in het ongelijk gesteld en de verzoeken om schadevergoeding afgewezen.