In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Rotterdam de beroepen van eiseres tegen drie boetes van € 7.500,- voor overtredingen van de Wet dieren. De boetes zijn opgelegd door de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit op basis van rapporten van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) die constateringen deden van condensvorming in de productieomgeving van de slachterij. De rechtbank behandelt de beroepen en komt tot de conclusie dat de boetes in twee van de drie zaken ongegrond zijn, terwijl het beroep in de derde zaak gegrond is. De rechtbank oordeelt dat de opgelegde boetes niet proportioneel zijn, gezien de geringe risico's voor de volksgezondheid, en verlaagt de boete in de gegronde zaak tot € 6.250,- vanwege overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit voor zover het de hoogte van de boete betreft en herroept het primaire besluit. Tevens wordt de Staat der Nederlanden veroordeeld tot vergoeding van griffierecht en proceskosten aan eiseres.