ECLI:NL:RBROT:2023:11528
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen WOZ-waarde van onroerende zaak en verzoek om immateriële schadevergoeding
In deze zaak is in geschil de waarde van een onroerende zaak op de waardepeildatum van 1 januari 2020. Eiser, de eigenaar van een geschakelde twee-onder-een-kapwoning, stelt dat de door de gemeente Ridderkerk vastgestelde WOZ-waarde van € 456.000,- te hoog is en dat deze waarde € 430.000,- zou moeten zijn. De gemeente heeft de waarde vastgesteld op basis van een taxatierapport en vergelijkingsobjecten, maar eiser betwist de juistheid van deze waardering. De rechtbank heeft het beroep op 19 september 2023 behandeld, waarbij eiser zich liet vertegenwoordigen door een kantoorgenoot van zijn gemachtigde. De rechtbank constateert dat de gemeente niet voldoende inzicht heeft gegeven in de gehanteerde correcties en dat de WOZ-waarde niet aannemelijk is gemaakt. De rechtbank verklaart het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit, waarbij de waarde van de onroerende zaak wordt vastgesteld op € 448.000,-. Daarnaast heeft eiser verzocht om een immateriële schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank oordeelt dat eiser bij voorbaat heeft afgezien van deze vordering, waardoor het verzoek om schadevergoeding wordt afgewezen. De rechtbank veroordeelt de gemeente tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiser.