ECLI:NL:RBROT:2023:11251

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 november 2023
Publicatiedatum
1 december 2023
Zaaknummer
C/10/660618 / HA RK 23-611
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen beslissing rechter-commissaris over procesmachtiging aan curator in faillissement

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een beschikking van de rechter-commissaris die op 9 juni 2023 een procesmachtiging heeft verleend aan de curator van de failliete Stichting [stichting01]. De appellant, [appellant01], is niet verschenen tijdens de mondelinge behandeling op 24 oktober 2024, maar zijn zoon en advocaat waren wel aanwezig. De rechtbank heeft kennisgenomen van het beroepschrift van [appellant01] en de schriftelijke reactie van de curator. De rechtbank oordeelt dat [appellant01] niet-ontvankelijk is in zijn beroep, omdat hij geen partij is bij de beschikking die niet tot hem is gericht. De rechtbank verwijst naar vaste rechtspraak die bepaalt dat alleen belanghebbenden die als 'partij' bij de beschikking zijn aangemerkt, het recht hebben om in hoger beroep te gaan. De rechtbank concludeert dat de rechtspositie van [appellant01] niet wordt aangetast door de beschikking van de rechter-commissaris, en dat zijn verzoek om de beschikking te vernietigen daarom niet kan worden ingewilligd. De beschikking is op 22 november 2023 openbaar uitgesproken door de rechters.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rekestnummer: C/10/660618 / HA RK 23-611
Beschikking van 22 november 2023
in het hoger beroep op grond van artikel 67 Faillissementswet (Fw) van
[appellant01],
wonende te [woonplaats01] ,
appellant,
advocaat mr. I.P. van Rossen te Amsterdam,
tegen de door de rechter-commissaris op 9 juni 2023 gegeven beschikking op grond van artikel 68 lid 3 Fw in het faillissement van
de Stichting
[stichting01],
curator: mr. M. Windt (hierna: de curator).
Appellant wordt hierna aangeduid als [appellant01] .

1.De procedure

1.1.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
  • het beroepschrift van [appellant01] van 14 juni 2023, met één bijlage;
  • de schriftelijke reactie van de curator van 17 oktober 2023.
1.2.
Op 24 oktober 2024 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. [appellant01] is niet verschenen. Namens [appellant01] zijn verschenen zijn zoon, [naam01] , en zijn advocaat, mr. Van Rossen. De curator is verschenen, bijgestaan door mr. E-J.W. Griffioen. Van de mondelinge behandeling heeft de griffier aantekeningen gemaakt. Ten slotte is de datum voor de beschikking bepaald op 22 november 2023.

2.De feiten

2.1.
Bij vonnis van de rechtbank Rotterdam van 5 februari 2019 is de Stichting [stichting01] (hierna: [afkorting stichting01] ) in staat van faillissement verklaard. Daarbij is de curator in die functie aangesteld. Sinds 10 november 2020 is mr. M. Aukema de rechter-commissaris (hierna: de rechter-commissaris).
2.2.
[appellant01] is bestuurder geweest van [afkorting stichting01] .
2.3.
Bij vonnis van de rechtbank Rotterdam van 15 maart 2023 (hierna: het strafvonnis, ECLI:NL:RBROT:2023:2142) is [appellant01] strafrechtelijk veroordeeld voor gedragingen binnen [afkorting stichting01] in de periode waarin hij bestuurder was. [appellant01] heeft hoger beroep ingesteld tegen het strafvonnis.
2.4.
De curator heeft [appellant01] aansprakelijk gesteld voor de schade van de boedel als gevolg van zijn handelen als (feitelijk) bestuurder van [afkorting stichting01] . [appellant01] heeft aansprakelijkheid betwist. Hierop heeft de curator de rechter-commissaris verzocht om hem te machtigen om een gerechtelijke procedure tegen [appellant01] te starten. Op 9 juni 2023 heeft de rechter-commissaris, na [appellant01] hierover op dezelfde datum te hebben gehoord, de gevraagde machtiging mondeling aan de curator verleend.

3.De standpunten van partijen

3.1.
[appellant01] verzoekt de rechtbank in hoger beroep de beschikking van de rechter-commissaris van 9 juni 2023 te vernietigen en het beroep gegrond te verklaren, met veroordeling van de curator in de proceskosten.
3.2.
[appellant01] legt aan zijn verzoek ten grondslag dat een procesmachtiging niet in het belang van de boedel is, de beslissing ten onrechte niet is gemotiveerd, ten onrechte geen proces-verbaal van de hoorzitting is opgesteld en voorafgaand aan de hoorzitting ten onrechte geen afschrift van de garantieverklaring van Dienst Justis aan [appellant01] is verstrekt.
3.3.
De curator voert verweer dat primair strekt tot niet-ontvankelijkverklaring omdat [appellant01] geen beroepsgerechtigde is. Als [appellant01] wel in het hoger beroep wordt ontvangen, dan dient het te worden afgewezen omdat de beschikking op goede gronden is gegeven.

4.De beoordeling

4.1.
Het hoger beroep is op grond van artikel 67 lid 1 Fw tijdig en op de juiste wijze ingesteld.
4.2.
Volgens vaste rechtspraak komt het recht van hoger beroep tegen een beschikking van de rechter-commissaris op grond van artikel 67 Fw uitsluitend toe aan twee categorieën belanghebbenden die als “partij” bij de beschikking dienen te worden aangemerkt; dat zijn (i) degene die – behorend tot een van de in artikel 69 Fw genoemde categorieën – het tot de beschikking leidende verzoek aan de rechter-commissaris heeft gedaan, en (ii) degene tot wie de beschikking is gericht (HR 15 maart 2013, ECLI:NL:HR:2013:BY4558). Voor het antwoord op de vraag of iemand tot de tweede categorie behoort, is van belang of diegene door de beschikking in zijn rechtspositie wordt aangetast (HR 22 december 2017, ECLI:NL:HR:2017:3253). Degene tegen wie de curator gemachtigd is een procedure aan te spannen, kan niet om die enkele reden als “partij” bij de beschikking worden aangemerkt; de beschikking is immers niet door hem verzocht of tot hem gericht. Weliswaar is zijn belang direct betrokken bij de door de rechter-commissaris verleende machtiging om een procedure tegen hem te beginnen, maar zijn rechtspositie wordt op zichzelf niet aangetast door gebruikmaking door de curator van die machtiging (HR 18 april 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC5694).
4.3.
[appellant01] behoort niet tot deze categorieën van beroepsgerechtigden. De machtiging is gevraagd door en gericht tot de curator en de rechtspositie van [appellant01] wordt door de beschikking niet aangetast. Het enkele feit dat [appellant01] met een daartoe strekkende machtiging in een zijn belangen rakende gerechtelijke procedure wordt betrokken, is geen aantasting van zijn rechtspositie. Anders dan [appellant01] betoogt, is de grondslag van zijn aansprakelijkstelling – waaronder de hoedanigheid waarin hij wordt aangesproken en de eventuele rol van het strafvonnis als onderbouwing voor de civiele vordering – voor dat oordeel niet van belang.
4.4.
Het voorgaande betekent dat [appellant01] niet-ontvankelijk is in het hoger beroep. Hetgeen verder door partijen is aangevoerd, behoeft daarom geen bespreking.

5.De beslissing

De rechtbank
verklaart [appellant01] niet-ontvankelijk in het beroep.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.B. Smits, mr. A.M. van Kalmthout en mr. B.J.M.P. Cremers en in het openbaar uitgesproken op 22 november 2023.
3268/3195/1775/1918