Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 oktober 2023 in de zaak tussen
[eiseres], uit [plaats], eiseres
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
de Staat der Nederlanden (de minister van Justitie en Veiligheid).
Procesverloop
Overwegingen
De rechtbank constateert dat dit een ruime norm is. Daarbij gaat het namelijk om elke vorm van verontreiniging en op grond van artikel 2, eerste lid, onder f, van Verordening 852/2004 is er sprake van verontreiniging bij de aanwezigheid of introductie van een gevaar. Daarnaast hoeft - gelet op het woord ‘kunnen’ - niet vast te staan dat de levensmiddelen daadwerkelijk zijn verontreinigd of niet meer geschikt zijn voor menselijke consumptie. Verweerder hoeft dus ook niet te onderzoeken of het vlees daadwerkelijk verontreinigd is geraakt en ongeschikt voor consumptie is geworden doordat er lekkagedruppels op vielen. Wel moet voldoende vaststaan dat het vlees niet tegen elke vorm van verontreiniging is beschermd. Naar het oordeel van de rechtbank is dat het geval. Verweerder heeft in het bestreden besluit namelijk toegelicht dat zodra water langs oppervlakten en/of de buitenzijde van leidingen komt, het wordt besmet met micro-organismen, zoals bacteriën. Het vlees kan als gevolg hiervan ongeschikt worden voor menselijke consumptie en schadelijk zijn voor de volksgezondheid. Daar doet niet aan af dat productieruimten dagelijks grondig gereinigd worden. De rechtbank volgt aldus het standpunt van verweerder.
in alle stadiavan de productie moeten worden beschermd tegen elke verontreiniging. Het gegeven dat eiseres een veiligheidsprotocol heeft en dat zij bij incidenten, zoals de onderhavige, conform dit protocol handelt teneinde mogelijke nadelige gevolgen zo veel als mogelijk te voorkomen en beperken, doet hier niet aan af. De beroepsgrond slaagt ook niet.
De termijn vangt aan op het moment dat het bestuursorgaan een handeling heeft verricht waaraan eiseres de verwachting kon ontlenen dat het bestuursorgaan haar een boete zou opleggen. Dit is in de regel het moment van het voornemen tot boeteoplegging. Voorts geldt dat de boete wordt verminderd met 5 % per half jaar dat de redelijke termijn is overschreden, met een maximum van in het algemeen € 2.500,-.
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit, voor zover dat ziet op de hoogte van de boete;
- herroept het primaire besluit, voor zover dat ziet op de hoogte van de boete;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde deel van het besluit;
- stelt de boete vast op € 2.250,-;
- bepaalt dat de Staat der Nederlanden (de minister van Justitie en Veiligheid) aan eiseres € 360,- aan griffierecht vergoedt;
- veroordeelt de Staat der Nederlanden (de minister van Justitie en Veiligheid) in de proceskosten van eiseres tot een bedrag aan € 418,50.