ECLI:NL:RBROT:2022:9938

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 november 2022
Publicatiedatum
17 november 2022
Zaaknummer
ROT 21/2382
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de opgelegde boete voor vangletsel bij kuikens en de rechtmatigheid van het besluit van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam op 21 november 2022 wordt het beroep van eiseres tegen een opgelegde boete van € 1.500,- voor een overtreding van de Wet dieren beoordeeld. De boete werd opgelegd door de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit naar aanleiding van een rapport van bevindingen van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA), waarin werd vastgesteld dat er sprake was van vangletsel bij kuikens. Eiseres betwist de vaststelling van de overtreding en voert aan dat de toezichthouder mogelijk kleurenblind is en dat de vaststelling van de bloedingen niet correct is. De rechtbank oordeelt dat de minister terecht de boete heeft opgelegd, omdat de toezichthouder deskundig is en de bevindingen in het rapport voldoende onderbouwd zijn. De rechtbank concludeert dat er geen reden is om te twijfelen aan de juistheid van het rapport en dat de opgelegde boete evenredig is aan de overtreding. Het beroep van eiseres wordt ongegrond verklaard.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 21/2382

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 november 2022 in de zaak tussen

[eiseres], te [plaats], eiseres,

(gemachtigde: mr. F.Th.M. Peters),
en

de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder,

(gemachtigde: mr. A.F. Kabiri).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de opgelegde boete van € 1.500,- voor een overtreding van de Wet dieren. Met het besluit van 20 november 2020 heeft verweerder eiseres de boete opgelegd.
1.1.
Met het bestreden besluit van 23 maart 2021 op het bezwaar van eiseres heeft verweerder de boete gehandhaafd.
1.2.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 25 oktober 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van verweerder.

Totstandkoming van het besluit

2. Verweerder heeft zijn besluit gebaseerd op het rapport van bevindingen dat op 17 maart 2020 is opgemaakt door een toezichthouder van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA). De toezichthouder schrijft in het rapport onder meer het volgende:

Datum en tijdstip van de bevinding: 11 maart 2020 omstreeks 10:30 uur.
Tijdens mijn inspectie bevond ik mij in de afdeling panklaar ter hoogte van het voorkeurbordes, direct na de eerste overhanger van lijn 1, voor het uitvoeren van een vangletselcontrole van koppel K2007106 afkomstig van pluimveehouderij [eiseres] (registratienummer: [nummer]).
Het betrof hier een koppel kuikens uit stal 2. De identiteit van dit koppel heb ik geverifieerd door de actuele slachtinformatie te vergelijken met de aanvoerplanning en de VKI van deze slachtdag. Daarnaast heb ik dit nagevraagd bij de chef Panklaar en deze bevestigde mij dat het koppel afkomstig was van [eiseres]. De vangletseltelling in kader van de Tactische Lijst Pluimvee voer ik uit op een koppel welke ik niet van tevoren uitkies. Evenals het koppel is het tijdstip waar ik de vangletsel op uitvoer ook willekeurig.
Tijdens de letseltelling, uitgevoerd volgens de werkinstructie uit bijlage 7 van de K-PL-WLZ-WV01 van de NVWA, zag ik dat er veel bloedingen aanwezig waren op de karkassen. Deze varieerden van donkerrood tot paarsrood. Ik stelde vast dat de meeste bloedingen ter hoogte van de vleugels en de borststreek zaten.
Ik heb van stal 2 in totaal twee tellingen uitgevoerd. Beide controles duurden twee minuten. De bandsnelheid tijdens de controle was 125 kuikens per minuut. Deze bandsnelheid heb ik geverifieerd aan de hand van het getal op de display van de teller van lijn 1, die zich in de panklaar bevindt. Deze teller geeft de actuele lijnsnelheid in kuikens per minuut.
In totaal heb ik per controle van twee minuten 250 kuikens gecontroleerd ervanuit gaande dat alle haken bezet waren.
- Koppel K2007106 stal 2: tellingen respectievelijk omstreeks 10:30 uur en 11:05 uur. Tijdens de eerste controle heb ik 7 letsels geteld, tijdens de tweede controle 8. Uit deze tellingen kwamen scores van respectievelijk 2.80 % en 3.20 % wat een gemiddelde score geeft van 3.00 %. Hieruit bleek mij dat de interventiegrens van 2% die de NVWA hanteert, overschreden was.
Uit niets is gebleken dat er tijdens het transport en het onderbrengen in het slachthuis een calamiteit is geweest wat letsels van deze aard heeft kunnen doen ontstaan.
Naar mijn deskundige mening als dierenarts is het welzijn van de kuikens ernstig geschaad tijdens het vangen van de dieren en plaatsen in de vervoerscontainers wat aanleiding heeft gegeven tot erge pijngewaarwording en stress bij de kuikens tijdens transport en in de tijd daarna tot aan het bedwelmen.
De letsels bestonden uit grote (>3 cm) donkerrode tot paarsrode bloedingen ter hoogte van de vleugels en de borststreek.
Bloedingen van deze aard zijn in de laatste 12 uur voorafgaand aan het doden van de dieren ontstaan door het vangen van de dieren.
De datum en vertrektijd van de pluimveehouderij geeft informatie over de mogelijke ouderdom van letsel. In dit geval:
• Vertrektijd van de houderij is 4.01 uur in de ochtend voor de eerste auto van dit koppel (zie bijlage Planning);
• Tijd inspectie is om 10.30 uur;
Het Iaden van de kuikens is om ongeveer 03.00 uur begonnen (gerekend wordt met 1 uur laadtijd per vrachtauto). Het letsel is dan maximaal tussen 7.30 en 6.30 uur oud. (Van dit koppel is de laatste auto om 5:30 vertrokken bij de pluimveehouder: in dat geval zou het letsel 6 uur oud zijn geweest.)
Vanuit mijn professionele ervaring als dierenarts concludeer ik uit bovenstaande feiten dat hier sprake is van ernstig dierenletsel ten gevolge van onaanvaardbaar verwijtbaar handelen tijdens het vangen van de kuikens. De kuikens zijn handmatig gevangen door vangploeg den Ouden, zie (bijlage planning).
3. Op grond van het rapport van bevindingen heeft verweerder vastgesteld dat eiseres het volgende beboetbare feit heeft gepleegd:
“De houder op de plaats van vertrek zorgde er niet voor dat de voorschriften met betrekking tot de behandeling van dieren nageleefd werden. Door het vangen is onnodig pijn en letsel veroorzaakt bij de dieren.”
Volgens verweerder heeft eiseres daarmee een overtreding begaan van artikel 2.5 en artikel 6.2, eerste lid, van de Wet dieren, gelezen in samenhang met artikel 4.8 van de Regeling houders van dieren, en gelezen in samenhang met artikel 3, aanhef en onder e, artikel 8, eerste lid, en Bijlage I, Hoofdstuk III, paragraaf 1.8, onder d, van Verordening (EG) nr. 1/2005 van de Raad van 22 december 2004 inzake de bescherming van dieren tijdens het vervoer en daarmee samenhangende activiteiten en tot wijziging van de Richtlijnen 64/432/EEG en 93/119/EG (de Transportverordening).
Verweerder heeft eiseres daarvoor een boete opgelegd van € 1.500,-. Dit is het standaardboetebedrag dat daarvoor geldt op grond van de Regeling handhaving en overige zaken Wet dieren.

Beoordeling door de rechtbank

4. De rechtbank beoordeelt of verweerder terecht heeft vastgesteld dat eiseres het beboetbare feit heeft gepleegd en of verweerder eiseres daarvoor terecht een boete heeft gegeven. De rechtbank doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
5. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel is gekomen en welke gevolgen dit oordeel heeft.
6. Eiseres voertaan dat op een foto bij het rapport van bevindingen duidelijk te zien is dat de kleur helderrood is en het hoogst twijfelachtig is of de laesie groter is dan 3 cm. Ook kan het zo zijn dat de toezichthouder de kleur op de foto (helderrood) vanwege een gedeeltelijke kleurenblindheid betitelt als donkerrood; toezichthouders hoeven geen kleurenblindheidstest af te leggen terwijl 8 procent van de Nederlanders aan enige vorm van deze blindheid lijden. Maar het verschil tussen rood en donkerrood is sowieso niet eenduidig en een subjectieve kwalificatie. Bovendien vindt de bepaling van de kleur van een bloeding aan de lopende slachtlijn plaats waardoor de toezichthouder minder dan een halve seconde per kuiken heeft voor zijn waarneming. Daarnaast gaat het bij de geschatte ouderdom van bloedingen in de tabel in de Toelichting letseltelling om een glijdende schaal. De verkleuring van lichtrood naar donkerrood begint al na 2 minuten en een exacte tijdsbepaling op basis van een specifieke kleur is er niet. Daarnaast is van belang dat tijdens het slachtproces bloedingen kunnen ontstaan of toenemen. De kippen worden op het slachthuis eerst voorverdoofd met een relatief laag CO₂ percentage en kunnen dus deels bij bewustzijn komen. Weliswaar is de tijd na de verdoving te kort om bloedingen ontstaan bij en na het inhangen te laten ontwikkelen tot donkerrode bloedingen, maar niet te kort om tot de kleur rood te komen die op de foto is te zien. Tussen het lossen van de kippen en het definitief verbloeden zit 18 tot 24 minuten, maar niet is gecontroleerd of en hoeveel kippen langdurig gemist worden bij het inhangen en talloze rondjes draaien op het plateau voordat zij worden aangehangen. Verder is het werkvoorschrift Toezicht op welzijn van pluimvee (K-PL-WLZ-WV01) niet nageleefd. Zo blijkt uit het rapport van bevindingen niet dat de toezichthouder de welzijnscontroles van het slachthuis heeft geverifieerd en zich een beeld van de welzijnstoestand van de dieren heeft gevormd. Ook staat er geen aankomsttijd in het rapport zodat de reistijd onbekend is en blijkt niet dat gevraagd is naar calamiteiten onderweg, aldus eiseres.
6.1.
In een geval als het onderhavige waarin een boete is opgelegd rust de bewijslast dat sprake is van een overtreding, gelet op het vermoeden van onschuld, op het bestuursorgaan dat de boete heeft opgelegd. Volgens vaste jurisprudentie van het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb), onder meer herhaald in ECLI:NL:CBB:2022:168, mag een bestuursorgaan in beginsel uitgaan van het rapport van bevindingen, indien de controle is verricht en het rapport is opgemaakt door een hiertoe bevoegde toezichthouder en het rapport zelf geen grond biedt om aan de juistheid van de bevindingen te twijfelen. Een toezichthouder wordt geacht te beschikken over de benodigde expertise om het wettelijk geregelde toezicht te houden. Aan de bevindingen van een toezichthouder van de NVWA kan daarom niet lichtvaardig voorbij worden gegaan. Indien de bevindingen worden betwist, zal moeten worden onderzocht of er, gelet op de aard en inhoud van die betwisting, grond bestaat voor zodanige twijfel aan die bevindingen dat deze niet of niet volledig aan de vaststelling van de overtreding ten grondslag kunnen worden gelegd.
6.2.
De rechtbank ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van het rapport van bevindingen. In het rapport is duidelijk beschreven wat voor letsel de toezichthouder heeft gezien en is de kleur en grootte van de geconstateerde bloedingen beschreven. Ook staat in het rapport dat er volgens de werkinstructie K-PL-WLZ-WV01 bijlage 7 is geteld. In die werkinstructie staat dat alleen bloedingen worden geteld die minimaal drie centimeter groot en donkerrood tot paars van kleur zijn. Volgens de instructie is een bloeding van één centimeter of kleiner, die helderrood van kleur is, minder dan twee minuten oud en verandert de kleur van de bloeding in de tijd tussen 2 minuten en 12 uur van rood naar donkerrood tot paars. Zoals het CBb heeft overwogen in ECLI:NL:CBB:2021:470 maakt de omstandigheid dat sprake is van een grofmazige, glijdende schaal van verkleuring de vaststelling van het tijdsverloop sinds het letsel werd veroorzaakt op zichzelf niet onbruikbaar. Daaruit kan namelijk wel worden afgeleid dat als een bloeding donkerrood of paars is, deze niet recent is veroorzaakt. Daarbij heeft het CBb ook de toelichting van de senior toezichthoudend dierenarts aannemelijk geacht dat het tijdstip waarop de kleur overgaat naar donkerrood of paars afhankelijk is van de aard, ernst en plaats van het letsel, maar dat na een uur of vijf een bloeding niet meer helderrood maar donkerrood of paars zal zijn. Daarbij merkt de rechtbank op dat het bij de beoordeling door de toezichthouder aan de slachtlijn ook niet gaat om de exacte kleurschakeringen en een nauwkeurige tijdsbepaling maar om het algemeen uitgangspunt dat een donkerrood tot paarse bloeding niet recent maar al langer (meerdere uren) geleden is ontstaan.
6.3.
De rechtbank vindt het voldoende aannemelijk dat er een aanzienlijk verschil zit tussen de kleur van een verse bloeding en die van een oudere bloeding waarvan het bloed al (deels) gestold is of onderhuids verkleurd en dat dit verschil door een deskundig dierenarts goed kan worden vastgesteld. De rechtbank ziet zich hierin bevestigd in uitspraken van het CBb (onder meer ECLI:NL:CBB:2021:470 en ECLI:NL:CBB:2022:149). Eiseres heeft erop gewezen dat een substantieel deel van de Nederlandse mannen aan een vorm van kleurenblindheid lijdt. Zij heeft echter niet benoemd wat daarvan de relevantie is voor de vaststelling van vangletsel (en het bepalen van een onderscheid tussen een licht- en donkerrode bloeding). Een mogelijke relevantie is ook niet onderbouwd. Er is ook geen enkele aanwijzing dat deze toezichthouder de kleur van de bloeding niet goed zou kunnen vaststellen. Daarbij is ook al meermaals door verweerder in zaken toegelicht dat de toezichthoudend dierenartsen worden getraind in het uitvoeren van letseltellingen en dat er ook steekproefsgewijs controles plaatsvinden door een senior toezichthoudend dierenarts.
De rechtbank acht het verder ook niet onmogelijk om een foutloze telling te doen vanwege de bandsnelheid, zoals het CBb in laatstgenoemde uitspraak ook heeft geoordeeld na het zien van filmbeelden waarbij sprake was van dezelfde bandsnelheid als hier aan de orde.
6.4.
Bij het rapport van bevindingen zijn ook twee foto’s gevoegd die op zitting zijn besproken. Op de zitting heeft verweerder ook duidelijkere afdrukken van de foto’s getoond dan de afdrukken aanwezig in het dossier van de rechtbank. Anders dan eiseres ziet de rechtbank op foto 2 bij het rapport wel duidelijk een paarse (en niet een lichtrode) bloeding. Maar wat daar ook van zij, zoals verweerder heeft toegelicht, dienen deze foto’s alleen ter illustratie van wat er aan letsel in het koppel is aangetroffen en zijn daarop niet de getelde letsels te zien.
6.5.
Het betoog van eiseres dat in deze zaak het werkvoorschrift “Toezicht op welzijn van pluimvee” niet is nageleefd, slaagt niet. Dit werkvoorschrift omvat het gehele toezicht op dierenwelzijn op het slachthuis waarvan een vangletseltelling een onderdeel kan zijn. Het rapport van bevindingen ziet specifiek op de vaststelling van vangletsel en behoeft dus ook geen punten over andere welzijnscontroles te benoemen. Een beoordeling van het welzijn van de dieren bij aankomst is in zoverre ook niet relevant voor een beoordeling van letsel aan karkassen aan de slachtlijn. In het rapport van bevindingen wordt inderdaad geen aankomsttijd of reistijd genoemd, maar dit acht de rechtbank ook niet noodzakelijk. Voor het vaststellen van vangletsel in relatie tot de ouderdom van de bloedingen is relevant te weten hoeveel tijd er ongeveer zit tussen het vangen van de kuikens en de constatering van het letsel op het slachthuis. En dat blijkt voldoende duidelijk uit het rapport van bevindingen.
6.6.
Weliswaar kan ook na het vangen bij de kuikens letsel (of schade) ontstaan, maar verweerder heeft in het bestreden besluit en het verweerschrift voldoende gemotiveerd dat het getelde letsel niet tijdens transport of op het slachthuis kan zijn ontstaan. De rechtbank verwijst daarbij naar de uitspraken ECLI:NL:CBB:2021:470 en ECLI:NL:CBB:2021:706. Ook verwijst de rechtbank naar de uitspraak van de meervoudige kamer van 15 december 2021 (ECLI:NL:RBROT:2021:12231) waarin zij heeft geoordeeld dat voldoende vaststaat dat als een toezichthoudend dierenarts aan de slachtlijn donkerrode tot paarse bloedingen van minimaal drie centimeter aan vleugel, poot of lichaam constateert, er sprake is van vangletsel. Verweerder heeft in deze zaak in het bijzonder toegelicht dat op de betreffende slachterij waar de constatering is gedaan de kuikens in de containers geleidelijk worden verdoofd met een stijgend percentage CO₂ waardoor heftige reacties van de kuikens wordt vermeden en dat pas daarna de containers met de kuikens worden gekanteld. Eventuele bloedingen die daarbij ontstaan worden niet meegenomen in de vangletseltelling omdat ze nog te klein en lichtrood zijn en zich vanwege het doorsnijden van de aanvoerende vaten ook niet verder kunnen ontwikkelen. Wat betreft de door eiseres geopperde mogelijkheid dat dieren lang op een draaiplateau blijven liggen, heeft verweerder toegelicht dat dit slachthuis geen gebruik maakt van een carrousel maar van afvoerbanden waarop dieren niet kunnen blijven liggen. Dit is door eiseres niet weersproken. Wat betreft het vervoer van de kuikens is in onder meer de hiervoor genoemde uitspraken door verweerder toegelicht dat calamiteiten bij transport voornamelijk andersoortig letsel geeft en dat het dan een aanzienlijk groter deel van de kuikens betreft (30-40 procent) dan de percentages die bij vangletseltellingen naar voren komen. Daarbij is vaste werkwijze dat door de toezichthoudend dierenarts wordt nagegaan of er calamiteiten zijn geweest onderweg. De rechtbank ziet geen reden om ervan uit te gaan dat dat in dit geval niet ook is gebeurd. De toezichthoudend dierenarts vermeldt immers in het rapport dat van een calamiteit niet is gebleken.
6.7.
Ter zitting is nog aangevoerd dat eiseres 180 keer kuikens bij een slachthuis heeft aangevoerd en alleen deze keer vangletsel is geconstateerd. Daarin ziet de rechtbank echter geen reden om te twijfelen aan de vaststelling van de toezichthoudend dierenarts dat bij de kuikens van eiseres (in elk geval deze keer) wel sprake was van vangletsel.
7. Gelet op het voorgaande heeft verweerder terecht vastgesteld dat eiseres de overtreding heeft begaan. Verweerder was dus bevoegd om eiseres daarvoor een boete op te leggen. Wat betreft de hoogte van de opgelegde boete overweegt de rechtbank dat de wetgever reeds een afweging heeft gemaakt welke boete bij een bepaalde overtreding evenredig moet worden geacht. Het met de Transportverordening gediende doel - bescherming van het dierenwelzijn - staat voorop. De rechtbank vindt de boete van € 1.500,- voor dit soort overtredingen in het algemeen evenredig en vindt het de hoogte ook in deze zaak niet onredelijk. De toezichthoudend dierenarts concludeert in het rapport dat sprake is van ernstig dierenletsel ten gevolge van onaanvaardbaar verwijtbaar handelen bij het vangen van de kuikens. Voor matiging vanwege geringe gevolgen voor het dierenwelzijn bestaat dus geen enkele grond. Verder heeft eiseres geen omstandigheden aangevoerd op grond waarvan de boete zou moeten worden gematigd en ook de rechtbank is daar niet van gebleken.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is dus ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.R. Houweling, rechter, in aanwezigheid van mr. A.L. van der Duijn Schouten, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 21 november 2022.
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een hogerberoepschrift sturen naar het College van Beroep voor het bedrijfsleven waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kunnen zij de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kunnen zij de voorzieningenrechter van het College van Beroep voor het bedrijfsleven vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.