ECLI:NL:RBROT:2022:9722

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 november 2022
Publicatiedatum
11 november 2022
Zaaknummer
C/10/626084 / HA ZA 21-850
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige daad door het verstrekken van vervalste documenten ter verkrijging van financiering

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 9 november 2022 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen de coöperatie Rabobank U.A. en [gedaagde01]. De Rabobank vorderde betaling van een bedrag van € 250.000,00 en een schadevergoeding van € 1.616.209,12, voortvloeiend uit financieringsovereenkomsten die waren aangegaan met Red Dragon B.V., waarvan [gedaagde01] borg stond. De Rabobank stelde dat [gedaagde01] opzettelijk vervalste documenten had verstrekt om de financiering te verkrijgen. De rechtbank heeft vastgesteld dat [gedaagde01] betrokken was bij het verstrekken van deze vervalste documenten, wat leidde tot de conclusie dat hij onrechtmatig had gehandeld. De rechtbank oordeelde dat de Rabobank schade had geleden door dit handelen, en dat er een causaal verband bestond tussen het onrechtmatig handelen van [gedaagde01] en de schade die de Rabobank had geleden. De rechtbank heeft de vorderingen van de Rabobank toegewezen, met uitzondering van de vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten, en heeft [gedaagde01] veroordeeld tot betaling van de gevorderde bedragen, vermeerderd met wettelijke rente. De proceskosten werden eveneens aan [gedaagde01] opgelegd.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/626084 / HA ZA 21-850
Vonnis van 9 november 2022
in de zaak van
de coöperatie
COÖPERATIEVE RABOBANK U.A.,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres,
advocaat mr. F.J. Laagland te Eindhoven,
tegen
[gedaagde01],
wonende te [woonplaats01] ,
gedaagde,
advocaat mr. P.E. Epping te Rotterdam.
Partijen zullen hierna Rabobank en [gedaagde01] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 10 augustus 2021, met producties 1 tot en met 26,
  • de conclusie van antwoord, met een productie,
  • de brief van de rechtbank van 15 maart 2022, waarbij partijen zijn opgeroepen voor een mondelinge behandeling,
  • de brief van de rechtbank van 24 juni 2022, waarbij een zittingsagenda aan partijen is verzonden,
  • een nadere productie van [gedaagde01] ,
  • de nadere producties 27 tot en met 31 van Rabobank,
  • de nagezonden correcte versie van productie 5 van Rabobank,
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 27 september 2022 en de ter gelegenheid van die zitting overgelegde spreekaantekeningen van Rabobank.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde01] was tussen 2009 en 2016 registeraccountant (RA) en is uiteindelijk belanghebbende (UBO) van Stichting [stichting01] .
2.2.
[gedaagde01] heeft enige tijd een affectieve relatie gehad met [naam01] (hierna: [naam01] ). Zij was eveneens registeraccountant en sinds 16 oktober 2012 de enig bestuurder van Stichting [stichting01] .
2.3.
Stichting [stichting01] heeft op 20 januari 2014 Red Dragon B.V. (hierna: Red Dragon) opgericht met als aandeelhouders en bestuurders [gedaagde01] , [naam03] , [naam04] en [naam05] .
2.4.
Red Dragon had tot doel een horecaonderneming op te zetten in Duiven en heeft in het kader daarvan een financieringsaanvraag bij Rabobank gedaan. [naam06] (hierna: [naam06] ) was als accountmanager van Rabobank het eerste aanspreekpunt voor Red Dragon.
2.5.
Op 5 oktober 2014 is tussen (de rechtsvoorgangster van) Rabobank en Red Dragon een financieringsovereenkomst gesloten. Volgens deze overeenkomst zou er € 8 miljoen worden geïnvesteerd in de horecaonderneming, waarvan € 4,9 miljoen zou worden gefinancierd door Red Dragon met beschikbaar eigen vermogen en (achtergestelde) leningen van Stichting [stichting01] . Rabobank zou financiering verstrekken voor de resterende € 3,1 miljoen. Om aan de voorwaarden voor de financiering te voldoen, zijn door of namens Red Dragon diverse stukken aan Rabobank verstrekt (zie hierna randnummer 2.6 onder r.o. 2.15).
2.6.
Tot zekerheid van terugbetaling van de aan haar door Rabobank verstrekte geldlening heeft Red Dragon ten gunste van Rabobank onder meer een eerste recht van hypotheek gevestigd op de grond en het (te bouwen) horecapand van Red Dragon in Duiven.
2.7.
Daarnaast heeft [gedaagde01] zich door middel van een ‘akte borgtocht’ van 3 oktober 2014 borg gesteld voor alle schulden van Red Dragon aan Rabobank tot een maximum van € 150.000,00.
2.8.
Op 18 december 2014 heeft Rabobank ter uitvoering van de financieringsovereenkomst een bedrag van € 3 miljoen gestort op het op naam van Red Dragon geopende bouwdeposito.
2.9.
Bij overeenkomst van 16 oktober 2015 heeft Rabobank een aanvullende financiering van € 200.000,00 verstrekt aan Red Dragon, Stichting [stichting01] en Menalei B.V., waarvan [naam01] de enig bestuurder was.
2.10.
[gedaagde01] heeft zich door middel van een ‘akte borgtocht’ van 16 oktober 2015 borg gesteld voor alle schulden van Red Dragon aan Rabobank tot een maximum van € 100.000,00.
2.11.
[gedaagde01] is bij van vonnis van 28 juni 2016 van de rechtbank Gelderland in staat van faillissement verklaard. Dit faillissement is per 3 november 2020 opgeheven.
2.12.
Bij brief van 2 september 2016 heeft Rabobank de financieringsovereenkomsten met Red Dragon opgezegd en heeft zij Red Dragon gesommeerd om de openstaande schuld van – op dat moment – € 3.161.203,00 te voldoen.
2.13.
Red Dragon is bij vonnis van 6 december 2016 van de rechtbank Gelderland in staat van faillissement verklaard.
2.14.
In 2017 zijn de ten gunste van Rabobank gevestigde hypotheekrechten (zie r.o. 2.6) uitgewonnen. Na uitwinning bedroeg de schuld van Red Dragon aan Rabobank nog € 1.616.209,12.
2.15.
Bij uitspraak van 13 september 2019 van de Accountantskamer (ECLI:NL:TACAKN:2019:61) is bij wijze van tuchtmaatregel de inschrijving van [gedaagde01] als accountant in de registers doorgehaald voor de duur van tien jaar. Deze uitspraak, waarin [gedaagde01] is aangeduid als ‘betrokkene’, luidt voor zover hier van belang:
“(…)
2. De vaststaande feiten
Op grond van de inhoud van de gedingstukken en aan de hand van het verhandelde op de
zitting stelt de Accountantskamer het volgende vast.
(…)
2.6
De Rabobank heeft in verband met de financieringsaanvraag de volgende stukken ontvangen:
- een finale verkoopovereenkomst inzake de overname van de activiteiten van Dirk
accountants, waarin onder meer staat dat kopers in verband met de overname van de
aandelen van [naam accountantskantoor01] een bedrag van € 9.000.000, waarvan een bedrag van
€ 6.000.000 aan goodwill, aan betrokkene als verkoper zullen betalen. Onderaan de
overeenkomst staat dat deze is getekend op 15 september 2011. Als ondertekenaars staan de namen van betrokkene en de heren [naam015] en [naam07] vermeld,
- een niet-ondertekende jaarrekening 2012 van Stichting [stichting01] , volgens welke [stichting01]
per 31 december 2012 over een eigen vermogen van € 9.041.797 en een bedrag van
€ 9.020.843 aan liquide middelen beschikte (…),
- een niet-ondertekende jaarrekening 2013 van Stichting [stichting01] , volgens welke [stichting01]
per 31 december 2013 over een eigen vermogen van € 4.870.741 en een bedrag van
€ 5.447.326 aan liquide middelen beschikte (…). In deze jaarrekening staat verder dat in het derde kwartaal van 2013 in lijn met de statuten van de stichting een bedrag van € 3.700.000 aan dividend is uitgekeerd en dat daarover dividendbelasting is afgedragen. Verder wordt vermeld dat eind 2013 een toezegging van € 4.300.000 is gedaan aan Red Dragon voor de bouw van een nieuw restaurant in Duiven, waarvoor tevens een voorziening is gevormd,
- een ondertekende aangifte dividendbelasting 2013 van Stichting [stichting01] waarop
[naam01] als ondertekenaar is vermeld,
- een aangifte inkomstenbelasting 2013 van [gedaagde01] waarop bij `overige bezittingen` in box
3 een bedrag van € 3.699.488 is vermeld (…),
- 29 facturen op naam van bouwbedrijf Kreeft (op 18 november 2014 toegezonden (…) met een c.c. aan betrokkene),
- een budgetbestand (op 18 november 2014 toegezonden (…) met een c.c. aan betrokkene),
- kopieën van bankafschriften van een bankrekening bij ABN AMRO op naam van
[stichting01] , volgens welke afschriften in totaal circa € 4.700.000 aan bouwbedrijf Kreeft is
betaald (op 20 november 2014 toegezonden (…) met c.c. aan [gedaagde01] ),
- een ondertekende leningsovereenkomst Stichting [stichting01] — Red Dragon d.d. 3 oktober
2014, volgens welke [stichting01] een bedrag van € 2.300.000 leent aan Red Dragon en waarin
als ondertekenaars betrokkene en [naam01] worden vermeld.
(…)
2.1
Op 16 februari 2017 heeft de Fiscale Inlichtingen en OpsporingsDienst (FIOD) een aangifte van valsheid in geschrifte en oplichting ontvangen van de Rabobank. Deze
aangifte was gericht tegen Red Dragon, Stichting [stichting01] , betrokkene en [naam01] .
Vervolgens is op 20 april 2017 een strafrechtelijk onderzoek, met de naam Bekerzwam,
opgestart. Op 20 september 2017 zijn de woningen van betrokkene en van [naam01] , in
Warnsveld en in Rotterdam, doorzocht. Daarbij zijn fysieke documenten en vijf
gegevensdragers (een rode en een grijze Apple Macbook Air, een desktop pc en een grijze
USB-stick) in beslag genomen. De grijze Apple Macbook Air is eigendom van betrokkene,
de rode van [naam01] .
2.11
[naam06] is op 10 juli 2017 door (…) de Belastingdienst/FIOD, als getuige
gehoord. In het proces-verbaal van dat verhoor, dat mede door [naam06] is ondertekend, staat onder meer het volgende:
“(…)
Ik heb veel afspraken gehad met [gedaagde01] en ook veel telefonische contacten. Ook met de
andere aandeelhouders (…) heb ik persoonlijk contact gehad. In het begin was [gedaagde01] er bij aanwezig later omstreeks februari 2015 heb ik met deze drie aandeelhouders zonder [gedaagde01] contact gehad.
(…)
[gedaagde01] :
Dat was voor mij de contactpersoon. Ik heb hem het vaakste gesproken. Hij was
Registeraccountant (RA) en de financiële man van Red Dragon BV. Dat hij Registeraccountant was gaf vertrouwen.
(…)
Deze leenovereenkomst is tot stand gekomen door gesprekken met [gedaagde01] . Deze heeft hiervoor ook stukken ter onderbouwing aangeleverd (…).
(…)
Vraag verbalisanten:
Wij lezen als voorwaarde van de leenovereenkomst op bladzijde 5 van deze overeenkomst,
dat het door Red Dragon in te brengen vermogen, op een rekening van de Rabobank gestort moet worden. Is aan deze voorwaarde voldaan?
Antwoord gehoorde:
Nee. Daar is niet aan voldaan omdat [gedaagde01] toen aangaf dat de bouwtermijnen al
vooruitbetaald moesten worden. Omdat dit prefab delen waren wilde de leverancier eerst
betaald worden voor de bouw hiervan kon starten. [gedaagde01] had dit eigen deel van het geld al
gebruikt voor deze bouwtermijnen. Hij heeft aangegeven dat hij deze had voldaan vanaf de
ABN AMRO-rekening van Stichting [stichting01] waren voldaan. Hij verklaarde dat deze
bouwtermijnen werden voldaan, vóór de betaling van de grond, omdat dit prefab bouw
betrof en deze al aan de bouwer betaald moesten worden. Er was al wel een
koopovereenkomst afgesloten voor de grond volgens [gedaagde01] . Deze koopovereenkomst heb ik
uiteindelijk ook gezien, een aantal dagen na de overdracht heb ik de stukken daarvan ook
ontvangen.
U vraagt mij hoe de bedragen in de leenovereenkomst tot stand zijn gekomen? Deze zijn tot stand gekomen op basis van de begroting die ik van [gedaagde01] ontving. De onderbouwing
hiervoor is het bouwbudget die ik eerder al van [gedaagde01] had gekregen.
Vraag verbalisanten:
Wij tonen u "Finale verkoopovereenkomst inzake de overname van de activiteiten van [naam accountantskantoor01]
te Voorschoten" (…) Wat kunt u hierover verklaren?
Antwoord gehoorde:
Ja, deze heb ik eerder gezien. Deze is aangeleverd door [gedaagde01] op onze vraag om de
herkomst van het vermogen, wat hij beweerde te hebben, aan te tonen. Zonder dit 'eigen'
vermogen was deze lening nooit verstrekt. (...) Het feit dat hij zelf of Red Dragon zelf over
eigen geld beschikte was voor ons cruciaal om überhaupt een lening te verstrekken. In ons
systeem zie ik dat deze op 26 maart 2014 is gekoppeld. Ik heb deze toen of daarvoor dus al
ontvangen van [gedaagde01] .
(...)
Vraag verbalisanten:
Hebt u de jaarrekeningen 2012 van Stichting [stichting01] ontvangen? En wat las u daarin?
Antwoord gehoorde:
“Ja. Ik las daarin dat er een vermogen beschikbaar was van meer dan € 9 miljoen bij
Stichting [stichting01] en er ook liquiditeiten waren voor datzelfde bedrag. Het grootste bedrag
stond kennelijk bij ABN AMRO, € 9.000.000. Wij hebben gedurende de aanvraag meerdere
malen gevraagd om dit bedrag over te boeken naar een Rabobank rekening. Echter er waren bij [gedaagde01] bezwaren om dit niet over te maken. Onder andere dat zijn verklaring dat het rentepercentage bij ABN AMRO veel hoger was. (...)
Vraag verbalisanten:
Hebt u de jaarrekening 2013 van Stichting [stichting01] ontvangen? En wat las u daarin?
Antwoord gehoorde:
“Ja, die heb ik ook ontvangen. Dat kan ik me nog wel goed herinneren. Ik heb deze op 10
juli 2014 ontvangen van [naam08] . Ik heb hier ook een email van. (... ) Hierin lees ik dat [naam08] de jaarrekening 2013 doorstuurt aan [gedaagde01] . Hij stuurt hem
vervolgens weer aan mij door. In de jaarrekening las ik dat het vermogen van Stichting
[stichting01] aanzienlijk was gedaald, naar € 5.447.326 aan liquide middelen. Wij schrokken
hiervan omdat [gedaagde01] ons nooit had verteld had dat er geld uitgegeven zou worden. Wij
hebben hier toen contact over gehad met [gedaagde01] . De verklaring van [gedaagde01] voor de daling was gelegen in een persoonlijke dividenduitkering aan [gedaagde01] van Stichting [stichting01] . Deze was nodig voor een andere investering van hem (…).”
2.12
Op 4 augustus 2017 heeft de heer [naam09] (hierna: [naam09] )
tegenover (…) de FIOD verklaard dat de hem getoonde 'Finale verkoopovereenkomst inzake de overname van de activiteiten van [naam accountantskantoor01] te Voorschoten' hem onbekend is, dat hij nooit de aandelen van het in deze overeenkomst genoemde accountantskantoor heeft gekocht en dat de handtekeningen onder deze overeenkomst niet van hem of zijn compagnon [naam07] (hierna: [naam07] ) zijn.
2.13
Op 22 augustus 2017 heeft de heer [naam10] (hierna: [naam10] ) ,
directeur/eigenaar van Bouwbedrijf Kreeft, tegenover (…) de FIOD verklaard dat de aan hem getoonde 29 op naam van Bouwbedrijf Kreeft staande facturen die zijn gericht aan Red Dragon niet door zijn bedrijf zijn opgemaakt en dat zijn bedrijf evenmin betalingen van een op naam van Stichting [stichting01] staande bankrekening bij ABN AMRO heeft ontvangen. Daarnaast heeft [naam10] verklaard dat zijn bouwbedrijf voorbereidende werkzaamheden heeft gedaan voor Red Dragon en dat de contactpersoon [gedaagde01] was.
(…)
2.15
In het proces-verbaal van verhoor van 19 december 2017 staat dat [naam11] onder meer het volgende als getuige heeft verklaard (…):
“(…)
“Naar mijn gevoel was [voornaam gedaagde01] de aandeelhouder, maar hij kwam steeds met “de Stichting” op de proppen. Wij vroegen hem dan ook “Jij bent toch de Stichting?”. Dan zei [voornaam gedaagde01] dat klopt. Hij zei dat hij uiteindelijk wel over de Stichting besliste maar in eerste instantie besliste de Stichting zelf. Voor ons is [voornaam gedaagde01] altijd de partij geweest en niet Stichting [stichting01] .”
(…)
Wij, [gedaagde01] , [naam12] , [naam13] en ik waren de bestuurder bij oprichting van Red Dragon B.V. Wij zijn op een gegeven uitgeschreven als bestuurder. Hier hebben wij zelf geen toestemming voor gegeven. In die periode is er veel aangepast in de constructie, met name ook in de financiering door de Bank. Dit was steeds op initiatief van [voornaam gedaagde01] (…).
Vraag verbalisanten:
Wie had de feitelijke leiding bij Red Dragon B.V., wie nam alle beslissingen namens Dragon B.V .?
Antwoord gehoorde:
"Eigenlijk [gedaagde01] . We waren wel bestuurder, maar hadden eigenlijk niets te zeggen.
[voornaam gedaagde01] bepaalde alles.
(…)
Vraag verbalisanten:
Wie onderhield het contact met de Rabobank namens Red Dragon B.V.?
Antwoord gehoorde:
“ [gedaagde01] . Wij, de rest van het bestuur, werden niet of nauwelijks op de hoogte gehouden en kregen geen inzage in stukken over de financiering (…). U vraagt me wat mijn eigen contact met de Rabobank was. Ik heb een aantal gesprekken met [naam14] van de Rabobank gehad, maar die gingen niet over de financiering zelf, maar meer over het plan zelf. Deze gesprekken waren altijd samen met [voornaam gedaagde01] (…).
(…)
Vraag verbalisanten:
Beschikte Red Dragon B.V, of Stichting [stichting01] over deze € 4,9 miljoen?
Antwoord gehoorde:
Ik ging er van uit dat [voornaam gedaagde01] dat zou financieren. Dat was namelijk ook altijd de afspraak
geweest. Hij beschikte als enige over zoveel geld. U vraagt me waar dit geld vandaan
kwam? Dat kwam van Stichting [stichting01] .(...) Dat heeft [voornaam gedaagde01] altijd geroepen. En ik had
natuurlijk dat bankafschrift gezien van € 9 miljoen of meer (…)”
2.16
Het strafrechtelijk onderzoek is op 31 mei 2018 afgerond. In dit onderzoek is de
FIOD tot de conclusie gekomen dat de aan de Rabobank toegezonden stukken (hiervoor
genoemd onder 2.6) vals zijn.
(…)

4.De gronden van de beslissing

4.17
In de eerste plaats zal worden nagegaan welke documenten, waarvan het gebruik
aan betrokkene is tegengeworpen, als onjuist moeten worden aangemerkt. De
Accountantskamer overweegt hiertoe het volgende.
Verkoopovereenkomst
Onder de aan de Rabobank overgelegde overeenkomst met betrekking tot de verkoop van
[naam accountantskantoor01] staat een handtekening die overeen lijkt te komen met die van betrokkene
en staan handtekeningen die volgens de daarbij vermelde namen gezet zouden moeten zijn
door de (…) heren [naam09] en [naam07] . [naam09] heeft ontkend dat hij en [naam07] deze overeenkomst zijn aangegaan. Evenmin is een bedrag van € 9.000.000 betaald voor de overname van de aandelen van [naam accountantskantoor01] .
Jaarrekeningen [stichting01] en aangifte dividendbelasting
Ten aanzien van de aan de Rabobank toegezonden jaarrekeningen van [stichting01] over 2012
en 2013 en de aangifte dividendbelasting over 2013, stelt de Accountantskamer vast dat
betrokkene niet heeft weersproken dat [stichting01] in de jaren 2012 en 2013 niet beschikte
over een bankrekening bij de ABN AMRO, laat staan een bankrekening waarop een
aanzienlijk geldbedrag stond. Evenmin is in 2013 dividend uitgekeerd, daargelaten nog dat dat voor een stichting ook niet mogelijk is.
Facturen bouwbedrijf Kreeft
De 29 facturen van bouwbedrijf Kreeft aan Red Dragon en het bijbehorende
budgetbestand, die aan de Rabobank zijn toegezonden, beschrijven werkzaamheden die
door bouwbedrijf Kreeft zouden zijn uitgevoerd voor de bouw van het pand van Red
Dragon en vermelden bedragen die hiervoor door bouwbedrijf Kreeft in rekening zouden
zijn gebracht. De in het toegezonden budgetbestand vermelde bouwkosten, bedragen en
factuurnummers komen overeen met de toegezonden facturen van bouwbedrijf Kreeft. D.J.
van den Brink, directeur van bouwbedrijf Kreeft, heeft op 22 augustus 2017 tegenover
opsporingsambtenaren van de Belastingdienst/FIOD verklaard dat deze 29 facturen niet
door bouwbedrijf Kreeft zijn opgemaakt en dat de op de facturen beschreven werkzaamheden niet door bouwbedrijf Kreeft zijn uitgevoerd. Ook is de opbouw van de
facturen niet gelijk aan de opbouw zoals bouwbedrijf Kreeft die hanteert.
Bankafschriften ABN AMRO
Volgens de aan de Rabobank toegezonden kopieën van bankafschriften van de rekening
van [stichting01] bij de ABN AMRO is vanaf deze rekening in de periode van 29 augustus
2014 tot en met 31 oktober 2014 in totaal een bedrag van € 4.786.828 betaald aan
bouwbedrijf Kreeft. De op die bankafschriften vermelde betalingen komen overeen met de
facturen als vermeld op het eerder aan de Rabobank toegezonden budgetbestand. Zoals de
Accountantskamer hiervoor reeds heeft vastgesteld zijn bij de ABN AMRO geen
bankgegevens op naam van [stichting01] bekend.
Aangifte inkomstenbelasting
De aan de Rabobank toegezonden aangifte inkomstenbelasting van betrokkene over 2013
vermeldt onder “overige bezittingen” in box 3 een bedrag van € 3.699.488. Volgens op 19
april 2018 verstrekte, door betrokkene niet betwiste, gegevens van de Belastingdienst heeft
betrokkene in de daadwerkelijk door hem ingediende aangifte inkomstenbelasting over
2013 in het geheel geen vermogen in box 3 vermeld.
Leningsovereenkomst
De aan de Rabobank toegezonden leningsovereenkomst, volgens welke [stichting01] een
bedrag van € 2.300.000 leent aan Red Dragon, vermeldt dat dit document namens Red
Dragon is ondertekend door betrokkene en namens [stichting01] door [naam01] . Op het
document zijn handtekeningen geplaatst die overeen lijken te komen met die van
betrokkene en van [naam01] . Bovendien heeft [naam01] verklaard dat zij en [gedaagde01]
deze overeenkomst hebben ondertekend. In de overeenkomst is vermeld dat [stichting01] het
bedrag van € 2.300.000 binnen drie werkdagen beschikbaar zal stellen. Op 21 september
2017 heeft [naam01] tegenover opsporingsambtenaren van de Belastingdienst/FIOD
verklaard dat [stichting01] wel over iets aan vermogen beschikte, maar niet over tonnen.
Hieruit volgt dat [stichting01] niet over het in de leningsovereenkomst genoemde bedrag
beschikte. Dit bedrag is ook nooit ter beschikking van Red Dragon gesteld.
Beoordeling onjuistheid documenten
De FIOD heeft na onderzoek de conclusie getrokken dat de aan de Rabobank overgelegde
overeenkomst met betrekking tot de verkoop van Dirk Accountants, de leningsovereenkomst tussen [stichting01] en Red Dragon, de toegezonden jaarrekeningen van
[stichting01] over 2012 en 2013, de aangifte dividendbelasting, de facturen van bouwbedrijf
Kreeft, de bankafschriften van de rekening van [stichting01] bij de ABN AMRO en de door
betrokkene gedane aangifte inkomstenbelasting over 2013 vals zijn. Deze conclusie is door
betrokkene niet althans niet gemotiveerd weersproken. Dat betekent dat de juistheid van
die conclusie niet in geschil is.
Het ter beschikking stellen van de documenten aan de Rabobank
4.18
De Accountantskamer zal vervolgens nagaan of betrokkene de onjuiste
documenten (opzettelijk) ter beschikking heeft gesteld van de Rabobank, om daarmee een
financiering van € 3.100.000 te verkrijgen. Zij overweegt hiertoe het volgende.
4.19
Op de verkoopovereenkomst met betrekking tot [naam accountantskantoor01] is een
handtekening geplaatst die overeen lijkt te komen met die van betrokkene. Verder staan op
de in de Rotterdamse woning aangetroffen desktop computer toebehorend aan betrokkene
twee documenten waarvan de inhoud overeenkomt met de aan de Rabobank overgelegde
verkoopovereenkomst met betrekking tot [naam accountantskantoor01] . Daarbij komt dat betrokkene
volgens [naam06] heeft verklaard over een aanzienlijk vermogen te beschikken als gevolg
van de verkoop van zijn accountantskantoor. Het is dan ook aannemelijk dat betrokkene
dit document valselijk heeft opgesteld en aan de Rabobank heeft doen toekomen om een
financiering van € 3.100.000 te verkrijgen.
Ten aanzien van de niet-ondertekende jaarrekening 2012 van Stichting [stichting01] wordt
overwogen dat [naam06] heeft verklaard dat hij in deze jaarrekening had gelezen dat er voor
meer dan € 9 miljoen euro aan liquiditeiten waren, waarvan het grootste deel,
€ 9 miljoen euro, op een bankrekening van ABN AMRO stond, dat hij gedurende de
aanvraag meerdere malen heeft gevraagd om dit bedrag over te maken naar een rekening
van Rabobank, maar dat betrokkene dit niet wilde omdat het rentepercentage bij ABN
AMRO veel hoger was. Ten aanzien van de toegezonden concept-jaarrekening over 2013
staat vast dat deze oorspronkelijk is verzonden vanaf het bij [naam01] in gebruik zijn e-mailadres (…) naar het bij betrokkene in gebruik zijnde emailadres (…). Vanaf dit laatste e-mailadres is dit document in een email op naam van betrokkene doorgezonden naar een e-mailadres van de Rabobank. [naam06] heeft verklaard dat hij contact heeft opgenomen met betrokkene naar aanleiding van de daling van de liquide middelen van [stichting01] in 2013 en dat betrokkene hem vervolgens heeft gezegd dat een persoonlijke dividenduitkering had plaatsgevonden.
In de doorzochte woning in Rotterdam zijn exemplaren van de jaarrekeningen over 2012
en 2013 aangetroffen die overeenkomen met de aan de Rabobank toegezonden
documenten. Ook zijn op de Macbooks van betrokkene en [naam01] digitale
documenten aangetroffen die hiermee overeenkomen, terwijl op de Macbook van
[naam01] een Excelbestand staat met daarin een cijfermatige opstelling die gelijk is aan
de cijfers van [stichting01] over 2013. In de doorzochte woning in Warnsveld is op een
gegevensdrager een digitaal document aangetroffen dat overeenkomt met de aangifte
dividendbelasting 2013.
Zoals hiervoor reeds is overwogen, staat vast dat [stichting01] niet over een ABN AMRO
bankrekening met een saldo van € 9 miljoen heeft beschikt. Nu betrokkene dat wel heeft
doen voorkomen aan [naam06] en hem (concept-)jaarrekeningen van [stichting01] over 2012 en
2013 heeft verstrekt, waarin bedragen van € 9 miljoen respectievelijk 5.428.883 aan
liquide middelen met de omschrijving ABN AMRO zijn opgenomen, acht de
Accountantskamer het, mede gelet op de overige hiervoor vermelde feiten, voldoende
aannemelijk dat de (concept)jaarrekeningen 2012 en 2013 en de aangifte dividendbelasting 2013 (mede) door betrokkene valselijk zijn opgesteld en aan de Rabobank zijn toegezonden om een financiering van € 3.100.000 te verkrijgen.
Op de Macbook van [naam01] staan 29 pdf-documenten die overkomen met de aan de
Rabobank toegezonden facturen van bouwbedrijf Kreeft. Ook is een blanco document
aangetroffen met het logo en de kop- en voettekst van dit bouwbedrijf. Daarnaast zijn op
dezelfde gegevensdrager in twee andere bestandsmappen Word-bestanden aangetroffen
waarvan de tekst overeenkomt met die van de toegezonden facturen van bouwbedrijf
Kreeft. Verder zijn 29 vellen blanco briefpapier van "bouwbedrijf Kreeft", met een
opmaak in de boven- en onderbalk die overeenkomt met de toegezonden facturen
aangetroffen. Op de in de doorzochte woningen aangetroffen gegevensdragers staan
documenten die overeenkomen met het aan de Rabobank toegezonden budgetbestand.
Op de Macbook van [naam01] en de desktop computer van betrokkene zijn bestanden
aangetroffen, zowel als WORD-document als als PDF, die overeenkomen met de aan de
Rabobank toegezonden bankafschriften van ABN AMRO.
De aan de Rabobank toegezonden aangifte inkomstenbelasting over 2013 is vanaf het emailadres [e_mail01] in een e-mail op naam van betrokkene toegezonden aan de Rabobank. Op de Macbook van [naam01] en de desktop van betrokkene zijn
documenten aangetroffen die overeenkomen met de aan de Rabobank toegezonden
aangifte inkomstenbelasting over 2013.
De leningsovereenkomst, volgens welke [stichting01] een bedrag van € 2.300.000 leent aan
Red Dragon, is op naam van betrokkene en vanaf het bij betrokkene in gebruik zijnde emailadres [e_mail01] toegezonden aan de Rabobank. Op de Macbook van
[naam01] is een document dat overeenkomt met de aan de Rabobank toegezonden
leningsovereenkomst, aangetroffen. Conceptteksten van de overeenkomst zijn ook
aangetroffen op de desktopcomputer van [gedaagde01] .
4.2
De hiervoor vermelde feiten vormen, bezien in samenhang met de verklaringen die onder meer [naam06] en [naam04] als getuige hebben afgelegd, een stevige onderbouwing van het verwijt dat betrokkene onjuiste documenten aan (een medewerker van) de Rabobank ter beschikking heeft gesteld, om daarmee een financiering van € 3.100.000 te verkrijgen.
Betrokkene heeft zich slechts in algemene bewoordingen verweerd tegen deze klacht.
Deze algemene ontkenning is naar het oordeel van de Accountantskamer onvoldoende om
daarmee de met een veelheid van stukken onderbouwde klacht te weerleggen. Van
betrokkene kon worden verlangd dat hij op zijn minst een (aannemelijke) verklaring had
gegeven voor het feit dat de hiervoor genoemde valse stukken op zijn naam en/of vanaf
zijn e-mailadres of dat van zijn partner naar de Rabobank zijn gezonden. Dit geldt te meer
nu toezending van deze stukken plaatsvond in het kader van een financieringsaanvraag
waarbij betrokkene belang had.
4.21
De Accountantskamer is gelet op wat hiervoor is overwogen van oordeel dat
voldoende aannemelijk is gemaakt dat betrokkene onjuiste documenten ter beschikking heeft gesteld of doen stellen van de Rabobank om daarmee een financiering van
€ 3.100.000 te kunnen verkrijgen (…)”.
2.16.
[gedaagde01] heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de Accountantskamer. In hoger beroep heeft [gedaagde01] aangevoerd dat 1) hij nog steeds niet beschikt over zijn dossier, zodat hij niet in gelegenheid is zich te verweren, 2) dat de tegen hem ingediende klacht niet-ontvankelijk is wegens overschrijding van de driejaarstermijn en 3) dat de werkzaamheden voor de financieringsaanvraag bij Rabobank ten behoeve van Red Dragon niet kunnen worden beschouwd als professionele dienst, omdat hij daarbij geen gebruik heeft gemaakt van zijn vakbekwaamheid als accountant. Bij uitspraak van 21 juni 2022 heeft het College van beroep voor het bedrijfsleven deze beroepsgronden verworpen en het hoger beroep ongegrond verklaard (ECLI:NL:CBB:2022:329). Deze uitspraak, waarin [gedaagde01] is aangeduid als appellant, luidt voor zover hier van belang:
“(…)
Beoordeling van het geschil in hoger beroep
(…)
3.2
Het College stelt vast dat uit de correspondentie in het dossier in eerste aanleg en in hoger beroep het volgende blijkt.
(…)
- Bij e-mailbericht van 6 november 2018 is appellant namens de voorzitter van de
accountantskamer medegedeeld dat de stukken diezelfde dag naar het door hem opgegeven
postadres worden gezonden met een nieuwe termijn voor het indienen van het verweerschrift.
(…)
- Uit het proces-verbaal van de zitting van de accountantskamer van 11 februari 2019 blijkt dat appellant heeft verklaard dat hij de door de accountantskamer toegezonden stukken ontvangen heeft, maar niet weet of deze stukken volledig zijn (…).
(…)
- Op 19 oktober 2021 is door het College een afschrift van het procesdossier aan de
gemachtigde van appellant gezonden.
(…)
3.3
Uit het vorenstaande blijkt naar het oordeel van het College dat appellant en/of zijn
gemachtigde(n) wel degelijk tijdig in het bezit zijn gesteld van de klacht en de stukken uit het tuchtdossier (…). Daarbij wordt opgemerkt dat stukken die zich niet in het tuchtdossier
bevinden geen rol kunnen hebben gespeeld in de beoordeling, omdat ook het College niet
over deze stukken beschikt.
(…)”.
2.17.
Bij vonnis van 20 mei 2020 van deze rechtbank (ECLI:NL:RBROT:2020:4679) is [naam01] veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 1.616.209,12 aan Rabobank. Dit vonnis luidt voor zover hier van belang:
“(…)
4.18
Op grond van het hierboven overwogene komt de rechtbank tot het oordeel dat [naam01] onrechtmatig heeft gehandeld door onder valse voorwendselen de Rabobank ertoe te bewegen tot uitbetaling van de kredietgelden onder de met Red Dragon gesloten financieringsovereenkomsten (van 5 oktober 2014 en 16 oktober 2015) over te gaan. De rechtbank acht zonder meer aannemelijk dat de Rabobank (…) dat niet zou hebben gedaan als zij van de valsheid van de facturen en bankafschriften op de hoogte was geweest. [naam01] dient aldus de door de Rabobank gelden schade te vergoeden (…).
Hoogte schade
4.19
De Rabobank heeft (…) gesteld dat haar schade (…) een bedrag ter hoogte van € 1.616.209,12 bedraagt (…). [naam01] heeft de hoogte van voornoemd schadebedrag onvoldoende gemotiveerd betwist, zodat de rechtbank uitgaat van de juistheid hiervan. De vordering van de Rabobank zal dan ook voor dit bedrag worden toegewezen.
(…)”.

3.Het geschil

3.1.
Rabobank vordert, na vermindering van eis ter zitting, [gedaagde01] , bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, te veroordelen tot betaling van:
1) € 250.000,00 als zijnde de vorderingen voortvloeiend uit de getekende borgtochtaktes met Rabobank,
2) een schadevergoeding van € 1.616.209,12, althans een bedrag dat gelijk is aan het restant van de hoofdsommen van de financieringen (de restschuld van Red Dragon aan Rabobank), althans een in goede justitie te bepalen bedrag, te vermeerderen met de verschuldigde rente ex artikel 6:119 BW, te berekenen vanaf 28 november 2018,
3) een bedrag van € 6.775,00, zijnde de buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW te berekenen vanaf veertien dagen na betekening van het vonnis, zulks tot aan de dag der algehele voldoening,
4) de kosten van deze procedure, daaronder begrepen de kosten voor de advocaat van Rabobank, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na betekening van het vonnis, zulks tot aan de dag der algehele voldoening,
5) indien niet binnen veertien dagen na betekening tot vrijwillige voldoening aan het vonnis is voldaan, nakosten van € 131,00, zonder betekening van het vonnis, te verhogen met € 68,00 ingeval het vonnis wel is betekend.
3.2.
Rabobank legt aan het gevorderde onder 1) ten grondslag dat zij de financieringsovereenkomst met Red Dragon heeft opgezegd, dat zij het openstaande bedrag heeft opgeëist bij Red Dragon en dat Red Dragon niet aan haar terugbetalingsverplichting heeft voldaan. Rabobank is daarom overgegaan tot het uitwinnen van de verstrekte zekerheden, waaronder de borgstellingen. Uit hoofde van de afgegeven borgstellingen is [gedaagde01] een bedrag van in totaal € 250.000,00 aan Rabobank verschuldigd. [gedaagde01] heeft dit bedrag niet aan Rabobank voldaan.
Aan het gevorderde onder 2) legt Rabobank ten grondslag dat [gedaagde01] zowel persoonlijk als in zijn hoedanigheid van bestuurder dan wel feitelijk beleidsbepaler bij Red Dragon onrechtmatig heeft gehandeld. Zij stelt – kort gezegd – dat [gedaagde01] (samen met [naam01] ) doelbewust en opzettelijk vervalste gegevens heeft verstrekt aan Rabobank ter verkrijging van de financiering aan Red Dragon. Als [gedaagde01] de valse documenten niet had overgelegd, had Rabobank de financiering niet verstrekt. Rabobank lijdt schade door het onrechtmatig handelen van [gedaagde01] . De restschuld van Red Dragon aan Rabobank bedraagt € 1.616.209,12 en is niet verhaalbaar bij Red Dragon.
3.3.
De conclusie van [gedaagde01] strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van Rabobank, dan wel afwijzing van het gevorderde, met veroordeling van Rabobank in de proceskosten en de nakosten.
3.4.
[gedaagde01] voert – kort gezegd – het volgende aan. [gedaagde01] erkent dat hij de borgtochten heeft afgegeven, maar niet duidelijk is dat de borg is opgeëist.
Ten aanzien van het aan hem verweten onrechtmatig handelen betwist [gedaagde01] dat hij betrokken was bij het verstrekken van valse documenten aan Rabobank. Uit de enkele omstandigheid dat [naam01] betrokken was bij de vermeende bankoplichting, kan niet worden afgeleid dat ook [gedaagde01] daarbij betrokken was. Datzelfde geldt voor de omstandigheid dat [gedaagde01] wel eens optrad als contactpersoon voor – onder andere – Rabobank.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Borgtocht

4.1.
[gedaagde01] heeft ter zitting (alsnog) erkend dat hij op grond van de onder r.o. 2.7 en 2.10 vermelde borgstellingen in totaal een bedrag van € 250.000,00 aan Rabobank verschuldigd is. Dit bedrag zal daarom als erkend worden toegewezen. Nu Rabobank hierover geen rente heeft gevorderd, kan in het midden blijven wanneer Rabobank de borgstelling heeft ingeroepen.
Onrechtmatig handelen
4.2.
In deze zaak gaat het om de vraag of [gedaagde01] aansprakelijk is voor de schade die Rabobank heeft geleden doordat doelbewust en opzettelijk vervalste gegevens aan Rabobank zijn verstrekt ter verkrijging van de financiering aan Red Dragon.
4.3.
Tussen partijen is niet in geschil dat Rabobank de financiering (mede) op basis van de in randnummer 2.6 van de uitspraak van de Accountantskamer (zie r.o. 2.15) vermelde stukken aan Red Dragon heeft verstrekt. Ter onderbouwing van haar stelling dat deze stukken vervalst waren, heeft Rabobank verwezen naar deze uitspraak, waarin is vermeld dat na uitgebreid onderzoek door de FIOD is vastgesteld dat de hiervoor bedoelde stukken vals waren (zie randnummer 4.17 onder r.o. 2.15). [gedaagde01] heeft dat in de tuchtprocedure bij de Accountantskamer niet (gemotiveerd) weersproken (zie randnummer 4.20 onder r.o. 2.15). Ook in de onderhavige procedure heeft [gedaagde01] niet gemotiveerd betwist dat de stukken die aan Rabobank zijn verstrekt om de financiering aan Red Dragon te verkrijgen, vervalst waren. [gedaagde01] heeft weliswaar aangevoerd dat de stukken waarover de FIOD beschikte voor hem niet inzichtelijk waren en dat in de strafzaak nog zal moeten worden beoordeeld of er daadwerkelijk sprake was van vervalste stukken, maar in het licht van hetgeen de Accountantskamer heeft overwogen en nu [gedaagde01] ter zitting heeft verklaard dat de overeenkomst waarbij hij aandelen zou hebben verkocht voor een bedrag van € 9 miljoen niet juist kan zijn, is dat onvoldoende. Op grond van het voorgaande staat daarom in deze procedure als onvoldoende gemotiveerd weersproken vast dat de stukken die aan Rabobank zijn verstrekt ter verkrijging van de financiering aan Red Dragon (zie r.o. 2.5) vervalst waren.
4.4.
De vraag is vervolgens of – zoals Rabobank stelt – [gedaagde01] betrokken is geweest bij het ter beschikking stellen van de vervalste documenten aan Rabobank. Ter onderbouwing van haar stelling dat dat het geval was, heeft Rabobank onder andere opnieuw verwezen naar de uitspraak van de Accountantskamer. De vaststelling van feiten door de Accountantskamer betekent op zichzelf niet dat die feiten ook in de onderhavige procedure vast staan, net zo min als het oordeel van de tuchtrechter over het handelen van de betrokken accountant zonder meer bepalend is voor het oordeel door de civiele rechter (vergelijk HR 13 oktober 2006, ECLI:NL:HR:2006:AW2080). Rabobank kan die vaststellingen door de Accountantskamer echter wel aanvoeren als onderbouwing voor de door haar gestelde betrokkenheid van [gedaagde01] . Naar het oordeel van de rechtbank vormt de inhoud van de uitspraak van de Accountantskamer voldoende onderbouwing voor de hiervoor bedoelde stelling van Rabobank. Op basis van hetgeen in de tuchtprocedure is vastgesteld, deelt de rechtbank de visie van de Accountantskamer dat aannemelijk is dat [gedaagde01] – kort gezegd – betrokken was bij het verstrekken van de vervalste documenten aan Rabobank om de financiering aan Red Dragon te verkrijgen (zie randnummers 4.20 en 4.21 onder r.o. 2.15). Steun hiervoor bieden ook de in deze procedure door Rabobank overgelegde schriftelijke verklaringen van derden, waaronder die van Bouwbedrijf Kreeft en van de heer [naam09] , die ook in de uitspraak van de Accountantskamer aan de orde komen. Gelet hierop had het op de weg van [gedaagde01] gelegen om zijn betwisting te concretiseren en te onderbouwen. Dat heeft hij niet gedaan. [gedaagde01] heeft slechts in algemene zin aangevoerd dat hij niets met het verschaffen van vervalste documenten aan Rabobank te maken heeft gehad. Dat is onvoldoende.
4.5.
De rechtbank verwerpt het standpunt van [gedaagde01] dat hij niet bekend is met de stukken waaruit zou blijken dat hij betrokken was bij het verschaffen van vervalste stukken aan Rabobank, waardoor hij zich daartegen ook niet kon verweren. De Accountskamer is tot het oordeel gekomen dat [gedaagde01] bij het verstrekken van vervalste stukken aan Rabobank betrokken was, op basis van de stukken in het tuchtdossier en het verhandelde ter zitting. De voormalig curator van [gedaagde01] heeft tijdens de mondelinge behandeling van 27 september 2022 onweersproken verklaard dat hij het gehele tuchtdossier destijds heeft gescand en per e-mail aan [gedaagde01] heeft gestuurd en dat hij daarvan een ontvangstbevestiging heeft gekregen. Daarnaast heeft het College van beroep voor het bedrijfsleven geoordeeld dat [gedaagde01] in bezit is gesteld van het tuchtdossier (zie r.o. 2.16). Tegen deze achtergrond kon [gedaagde01] niet volstaan met de enkele stelling dat hij niet alle stukken kent.
4.6.
[gedaagde01] voert nog aan dat hij door het handelen van de curator in zijn faillissement niet meer beschikt over gegevens die cruciaal zijn voor het voeren van verweer, maar hij heeft niet concreet gesteld welke gegevens dit zijn en op welke manier deze gegevens zouden kunnen dienen ter onderbouwing van zijn verweer. De rechtbank gaat hier dan ook aan voorbij.
4.7.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat [gedaagde01] onrechtmatig heeft gehandeld door op basis van vervalste stukken Rabobank ertoe te bewegen financieringsovereenkomsten met Red Dragon aan te gaan en over te gaan tot uitbetaling van de kredietgelden onder die financieringsovereenkomsten. Voor zover [gedaagde01] handelde als bestuurder of feitelijk beleidsbepaler van Red Dragon, is dat handelen zodanig onzorgvuldig dat [gedaagde01] daarvan persoonlijk een ernstig verwijt kan worden gemaakt. Rabobank heeft onbetwist gesteld dat zij de financieringsovereenkomsten niet zou zijn aangegaan en de betalingen onder die overeenkomsten niet zou hebben verricht als zij de desbetreffende (vervalste) documenten niet zou hebben ontvangen. Er is dus sprake van causaal verband tussen het onrechtmatig handelen en de door Rabobank geleden schade. [gedaagde01] zal aldus die schade moeten vergoeden.
Schade
4.8.
Rabobank stelt dat haar schade € 1.616.209,12 bedraagt. Dat betreft de restschuld van Red Dragon aan Rabobank per 28 november 2018, na uitwinning van de ten gunste van Rabobank gevestigde hypotheekrechten, aldus Rabobank. Zij heeft dit standpunt nader onderbouwd met behulp van voorafgaande aan de zitting overgelegde stukken. Hierop heeft [gedaagde01] niet gereageerd, hoewel dit punt met zoveel woorden was benoemd in de zittingsagenda. Voor zover [gedaagde01] de hoogte van de restschuld heeft willen betwisten, geldt daarom dat die betwisting niet gemotiveerd is, zodat de rechtbank uitgaat van de juistheid van de door Rabobank gestelde restschuld.
4.9.
Op dit bedrag moet het bedrag van € 250.000,00 dat Rabobank ter zake de door [gedaagde01] gestelde borgtochten vordert in mindering worden gebracht, aangezien die borgtochten tot zekerheid van de (rest)schuld van Red Dragon aan Rabobank strekken en Rabobank ten aanzien van die borgtochten door middel van dit vonnis een zelfstandige executoriale titel verkrijgt. Rabobank kan dus dat gedeelte van de restschuld langs die weg verhalen.
4.10.
De rechtbank verwerpt het verweer van [gedaagde01] dat Rabobank haar schadebeperkingsplicht heeft geschonden. [gedaagde01] , op wie in dit verband de stelplicht rust, stelt weliswaar dat Rabobank eraan heeft meegewerkt dat in het kader van de uitwinning van de ten gunste van Rabobank gevestigde hypotheekrechten (zie r.o. 2.14) het horecapand en de grond voor te lage bedragen zijn verkocht, maar hij heeft die stelling in het geheel niet onderbouwd. Met zijn uitlatingen in dit verband aan het slot van de mondelinge behandeling heeft [gedaagde01] dit gebrek niet weggenomen, alleen al niet omdat Rabobank hierop niet meer heeft kunnen reageren.
4.11.
Ook het verweer van [gedaagde01] dat Rabobank reeds een titel heeft voor verhaal van de hierboven bedoelde schade op [naam01] , zodat Rabobank hem om die reden niet meer kan aanspreken, treft geen doel. Vaststaat dat [naam01] bij vonnis van deze rechtbank van 20 mei 2020 is veroordeeld tot vergoeding van de door Rabobank geleden schade van € 1.616.209,12 (zie r.o. 2.17). Zoals hiervoor is overwogen, rust echter ook op [gedaagde01] zelfstandig de verplichting tot vergoeding van die schade (zie r.o. 4.7). Artikel 6:102 lid 1 BW bepaalt immers dat twee of meer personen op wie een verplichting tot vergoeding van dezelfde schade rust, hoofdelijk aansprakelijk zijn. Dat betekent dat de benadeelde (hier Rabobank) ieder van hen voor zijn gehele schade kan aanspreken, met dien verstande dat hij niet meer kan verhalen dan zijn totale schade. Dus voor zover Rabobank haar vordering incasseert bij [naam01] , kan Rabobank [gedaagde01] niet meer aanspreken.
4.12.
Op grond van het voorgaande zal de rechtbank aan schadevergoeding een bedrag van € 1.366.209,12 (1.616.209,12 -/- 250.000,00) toewijzen, met dien verstande dat indien en voor zover Rabobank betaling door [naam01] verkrijgt, [gedaagde01] zal zijn bevrijd. Rabobank vordert de wettelijke rente met ingang van 28 november 2018. Deze ingangsdatum is door [gedaagde01] niet betwist, en overigens staat buiten kijf dat het onrechtmatige handelen van [gedaagde01] zich ruimschoots voor die datum heeft voorgedaan. De wettelijke rente wordt dus toegewezen zoals gevorderd.
Buitengerechtelijke kosten
4.13.
Rabobank heeft aanspraak gemaakt op vergoeding van buitengerechtelijke kosten van € 6.775,00. Deze vordering zal – mede gelet op de door deze rechtbank gevolgde aanbevelingen van het Rapport BGK-integraal – worden afgewezen. Rabobank heeft immers niet gesteld dat kosten zijn gemaakt die betrekking hebben op verrichtingen die meer omvatten dan een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een (niet aanvaard) schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. De kosten waarvan Rabobank vergoeding vordert, moeten dan ook worden aangemerkt als betrekking hebbend op verrichtingen waarvoor de proceskostenveroordeling wordt geacht een vergoeding in te sluiten.
Proceskosten
4.14.
[gedaagde01] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Rabobank worden begroot op:
- dagvaarding € 100,32
- griffierecht 4.200,00
- salaris advocaat
7.998,00(2,0 punten × tarief € 3.999,00)
Totaal € 12.298,32
4.15.
Hier kan nog een bedrag aan nakosten bijkomen. In dit vonnis hoeft hierover geen aparte beslissing te worden genomen (ECLI:NL:HR:2022:853).

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
veroordeelt [gedaagde01] om aan Rabobank te betalen een bedrag van € 250.000,00,
5.2.
veroordeelt [gedaagde01] om aan Rabobank te betalen een bedrag van € 1.366.209,12, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW hierover met ingang van 28 november 2018 tot de dag van volledige betaling, en met dien verstande dat, indien en voor zover [naam01] betaalt, [gedaagde01] zal zijn bevrijd,
5.3.
veroordeelt [gedaagde01] in de proceskosten, aan de zijde van Rabobank tot op heden begroot op € 12.298,32, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Th. Veling, mr. J.B. Smits en mr. J.M.J Arts. Het is ondertekend door de rolrechter en in het openbaar uitgesproken op 9 november 2022.
[2083/1980/3195/3455]