ECLI:NL:RBROT:2022:9039

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 oktober 2022
Publicatiedatum
25 oktober 2022
Zaaknummer
C/10/636460 / HA ZA 22-299
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid voor diefstal van een caravan uit een stallingsovereenkomst

In deze zaak vorderden eisers, [eiser01] c.s., een schadevergoeding van gedaagde, [gedaagde01] h.o.d.n. [bedrijf01], naar aanleiding van de diefstal van hun caravan die was gestald op het terrein van [bedrijf01]. De rechtbank Rotterdam oordeelde dat er geen sprake was van een toerekenbare tekortkoming van [bedrijf01] in de nakoming van de stallingsovereenkomst. De rechtbank overwoog dat [bedrijf01] aan zijn zorgplicht had voldaan, omdat hij de eisers voldoende had geïnformeerd over de aanpassingen aan het terrein en hen had gewezen op de noodzaak van beveiligingsmaatregelen. De rechtbank concludeerde dat de diefstal niet aan [bedrijf01] kon worden toegerekend, omdat hij redelijke maatregelen had genomen om de caravan te beveiligen, en dat de eisers zelf verantwoordelijk waren voor het afsluiten van een verzekering. De vorderingen van [eiser01] c.s. werden afgewezen, en zij werden veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ROTTERDAM
Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/636460 / HA ZA 22-299
Vonnis van 19 oktober 2022
in de zaak van

1..[eiser01] ,

2. [eiser02],
beiden wonende te [woonplaats01] ,
eisers,
advocaat mr. drs. P.A. Visser te Rotterdam,
tegen
[gedaagde01] h.o.d.n. [bedrijf01],
wonende te [woonplaats02] ,
gedaagde,
advocaat mr. M. van Gastel te Hellevoetsluis.
Eisers worden hierna gezamenlijk aangeduid met [eiser01] c.s. (in vrouwelijk enkelvoud). Gedaagde persoonlijk wordt aangeduid met [gedaagde01] en zijn eenmanszaak met [bedrijf01] .

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 28 maart 2022 met producties 1 tot en met 17;
- de conclusie van antwoord met producties 1 tot en met 14;
- de oproepingsbrieven van de rechtbank van 17 juni 2022 waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
- de brieven van de rechtbank van 8 augustus 2022 met een zittingsagenda;
- de akte overlegging producties van [eiser01] c.s. met producties 18 tot en met 24;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 2 september 2022, waarbij door [eiser01] c.s. en [bedrijf01] spreekaantekeningen zijn overgelegd;
- de brief van [bedrijf01] van 11 oktober 2022 met opmerkingen over het proces-verbaal.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2..De feiten

2.1.
[bedrijf01] is een eenmanszaak die zich richt op akkerbouw en het exploiteren van een caravanstalling. [bedrijf01] stelt voor het stallen een deel van zijn grond (hierna: het terrein) beschikbaar.
2.2.
[eiser01] c.s. heeft ongeveer 20 jaar geleden met (de vader van) [gedaagde01] een overeenkomst gesloten voor de stalling van haar caravan op het terrein.
2.3.
[eiser01] c.s. stalde haar caravan op een toegewezen en genummerde plek op het terrein. [eiser01] c.s. betaalde daarvoor jaarlijks een vergoeding aan [bedrijf01] . De hoogte van die vergoeding was in de periode voor 2006 minder dan € 140,-- en varieerde in de periode mei 2006 tot mei 2013 van € 140,-- tot € 170,--. Voor de periode mei 2019 tot mei 2020 bedroeg de vergoeding € 180,--.
2.4.
[bedrijf01] heeft jaarlijks facturen aan [eiser01] c.s. verzonden waarbij de vergoeding in rekening werd gebracht. Op de facturen van mei 2006 tot en met mei 2013 wordt op de voorzijde – bij de vermelding van de betalingstermijn – verwezen naar de “stallingsvoorwaarden en informatie” op de ommezijde van de factuur. Aan de achterzijde van de facturen is onder meer de volgende tekst afgedrukt:

ALGEMENE VOORWAARDEN
Algemeen
• Stalling geschiedt uitsluitend op eigen risico.
• Alle gestalde voertuigen dienen verzekerd te zijn door de eigenaar.
(…)
• Het terrein is dagelijks geopend:
van 1 april tot en met 31 oktober van
07.00 — 21.00 uuren
van 1 november tot en met 31 maart van
08.00 —19.00 uur(…)
Buitenstalling
• Besteed voldoende aandacht aan de beveiliging van uw gestalde voertuig. Sluit (dak)ramen en deuren en maak gebruik van disselsloten en wielklemmen. (…)”
2.5.
In de factuur van 2 april 2012 (over de periode mei 2012 tot mei 2013) is de volgende tekst opgenomen: “Bijlage: gewijzigde voorwaarden”. De “Algemene Voorwaarden Buitenstalling” van [bedrijf01] zijn als bijlage meegezonden. Daarin is onder “Algemeen” en onder “Tips” dezelfde tekst opgenomen als hiervoor (onder “Algemeen” en “Buitenstalling”) is aangehaald uit de “stallingsvoorwaarden en informatie” op de achterzijde van de eerdere facturen.
2.6.
[bedrijf01] heeft begin december 2018 een brief gestuurd aan de eigenaren van de op zijn terrein gestalde voertuigen met het verzoek om de actuele contactgegevens via de website van [bedrijf01] door te geven, zodat [bedrijf01] hen op de hoogte kon houden van beoogde aanpassingen aan het terrein (hierna: de aankondigingsbrief). In die brief is, voor zover relevant, het volgende vermeld:
“Beste buitenstaller,
Het begint er steeds meer op te lijken dat wij onze plannen voor uitbreiding van onze stalling ten uitvoer kunnen gaan brengen. Uiteraard willen wij u graag op de hoogte houden van alle aankomende veranderingen. Zo zullen oude schuren worden afgebroken en een grote nieuwe schuur worden
gebouwd. (…) Een gedeelte van het buitenterrein zal worden verplaatst en een ander gedeelte opnieuw ingedeeld. Kortom heel veel mooie plannen die wel een grote logistieke operatie met zich meebrengt.
Om met name de communicatie van het logistieke gedeelte goed te laten verlopen is het nodig dat
wij beschikken over de juiste gegevens. Om tijdig en snel te kunnen communiceren is het van groot
belang om emailadressen en mobiele nummers ter beschikking te hebben.
Het kan zijn dat uw gegevens niet (meer) actueel of volledig in ons systeem zitten. Ter verificatie of
ter aanvulling willen wij u vragen om via onze website [website01] uw gegevens in te
vullen. Via "CONTACT", "VERIFICATIE" komt u op een beveiligde site. (…)
Zodra wij groen licht hebben om alles in gang te zetten zullen wij u uitvoerig op de hoogte brengen van alle plannen en de te verwachten planningen. (…)”
2.7.
Op 11 december 2018 heeft [eiser01] c.s. haar contactgegevens via de website van [bedrijf01] aan [bedrijf01] doorgegeven. In een e-mail van 11 december 2018 van [eiser01] c.s. aan [bedrijf01] is hierover onder meer opgenomen:
“VERIFICATIE
Contactgegevens:
[eiser01]
E-mail: (…)
Heeft kennis genomen van de Algemene voorwaarden en Privacy verklaring?
Toegestemd
Deze e-mail is verzonden vanuit het contactformulier op [bedrijf01] https:// [website02] (…)”
2.8.
[bedrijf01] heeft op 13 augustus 2019 aan [eiser01] c.s. een email verzonden met als bijlage een brief (hierna: de informatiebrief). In de informatiebrief heeft [bedrijf01] onder meer als volgt geschreven:
“Zoals beloofd zouden wij u op de hoogte houden van de ontwikkelingen aangaande de veranderingen van onze stalling.
(…) we [zijn] voorzichtig begonnen met voorbereidende werkzaamheden.
De afgelopen weken zijn er al een aantal bomen gesnoeid en worden er maatregelingen getroffen voor de waterafvoer van het nieuwe terrein. De verwachting is dat in het najaar een nieuwe sloot
gegraven kan worden en dat er 2 sloten worden gedempt. Al deze werkzaamheden vinden buiten het
bestaande terrein plaats. (…)”
2.9.
[bedrijf01] heeft aan [eiser01] c.s. een screenshot van Google streetview gestuurd (productie 3 bij dagvaarding) met het voorstel voor de nieuwe situatie op het perceel. [bedrijf01] heeft [eiser01] c.s. ook een screenshot van Google streetview gestuurd waarop de te handhaven bebouwing (in groen) en te slopen bebouwing (in rood) is weergegeven. Op het voorstel voor de nieuwe situatie is vermeld op welke plekken de sloot wordt gedempt en op welke plekken hagen en bomen worden aangebracht of weggehaald.
2.10.
In 2018 – vóór de beoogde aanpassingen – is de situatie op het terrein als volgt weergegeven (de bij productie 22 bij akte van [eiser01] c.s. overgelegde satellietfoto):
Op de satellietfoto is door de rechtbank ter zitting op aanwijzing van partijen vermeld waar zich de aardappelschuur (A) bevindt, waar zich vóór de aanpassingen aan het terrein de sloot (B) en de tot één meter hoog gesnoeide begroeiing (C) bevonden en waar na de aanpassingen aan het terrein de begroeiing is weggehaald (D) en waar [bedrijf01] landbouwvoorwerpen (E) – waaronder een zwaardere cultivator, twee grubbers, een hark met puin en een haspel – had geplaatst ter afzetting van het terrein. Ook is de ingang van het terrein (F) weergegeven.
2.11.
[eiser01] c.s. heeft in 2019 een nieuwe caravan aangeschaft en deze op het terrein van [bedrijf01] gestald. [eiser01] c.s. heeft een verzekering afgesloten voor de nieuwe caravan.
2.12.
Op 14 maart 2020 heeft [gedaagde01] de kentekenplaat van de caravan van [eiser01] c.s. op het terrein gevonden en [eiser01] c.s. hierover ingelicht. Partijen hebben vervolgens geconstateerd dat de caravan van [eiser01] c.s. niet langer op het terrein aanwezig was. Gebleken is dat de caravan was gestolen. De caravan was niet voorzien van een wielklem.
2.13.
Bij e-mail van 1 juli 2020 heeft de verzekeraar van [eiser01] c.s. de tussenpersoon van [eiser01] c.s. onder verwijzing naar haar verzekeringsvoorwaarden laten weten dat er geen dekking is voor de diefstalschade van [eiser01] c.s., omdat uit het expertiserapport blijkt dat [eiser01] c.s. de caravan niet had beveiligd met een extra wielklem. De verzekeringsvoorwaarden schrijven namelijk voor dat diefstalschade niet wordt vergoed als – kort samengevat – de caravan niet beveiligd is met een goedgekeurd koppelingsslot en wielklem. De verzekeraar van [eiser01] c.s. is niet overgegaan tot betaling van een vergoeding aan [eiser01] c.s. voor de caravan.
2.14.
[bedrijf01] is bij brief van 13 november 2020 namens [eiser01] c.s. aansprakelijk gesteld voor de schade en gesommeerd de nieuwwaarde van de caravan ad € 30.200 aan [eiser01] c.s. te betalen.

3..Het geschil

3.1.
[eiser01] c.s. vordert om bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I [bedrijf01] te veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiser01] c.s. te betalen een bedrag van € 35.947,65 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 maart 2020, althans 27 november 2020, althans een in goede justitie te bepalen datum;
II [bedrijf01] te veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiser01] c.s. te betalen een bedrag van € 1.372,72 aan buitengerechtelijke incassokosten;
III [bedrijf01] te veroordelen in de proces- en nakosten.
3.2.
Aan de vorderingen legt [eiser01] c.s. een tekortkoming in de nakoming van de teruggaveverplichting uit een mondelinge bewaarnemingsovereenkomst ten grondslag. De door [eiser01] c.s. gevorderde schade bestaat uit de gestelde nieuwwaarde van de caravan (€ 29.900,--) en de gestelde waarde van de in de caravan aanwezige inboedel (€ 6.047,65).
3.3.
[bedrijf01] voert verweer en concludeert tot nietontvankelijkverklaring van [eiser01] c.s. in haar vorderingen, althans afwijzing daarvan, met een uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eiser01] c.s. in de proces- en nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente indien de proceskosten niet binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis zijn voldaan.
3.4.
[bedrijf01] voert aan dat sprake is van een schriftelijke huurovereenkomst en dat [eiser01] c.s. de daarop van toepassing zijnde algemene voorwaarden niet in acht heeft genomen. Verder betwist [bedrijf01] de gestelde tekortkoming, het causaal verband en de schade en voert hij aan dat de tekortkoming hem niet kunnen worden toegerekend. Daarnaast doet [bedrijf01] een beroep op vermindering van de vergoedingsplicht wegens eigen schuld van [eiser01] c.s. en betoogt hij dat [eiser01] c.s. de informatieplicht heeft geschonden.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1.
Tussen partijen is in geschil of [bedrijf01] gehouden is de schade, die het gevolg is van de diefstal van de caravan, aan [eiser01] c.s. te vergoeden.
4.2.
[eiser01] c.s. grondt haar vorderingen op een tekortkoming in de nakoming van een verbintenis van [bedrijf01] (artikel 6:74 BW). [eiser01] c.s. stelt dat [bedrijf01] is tekortgeschoten in zijn, uit een bewaarnemingsovereenkomst voortvloeiende, verplichting tot teruggave van de in bewaring gegeven caravan. [bedrijf01] betwist dat de tussen partijen gesloten stallingsovereenkomst gekwalificeerd moet worden als een bewaarnemingsovereenkomst. Indien wel sprake is van een bewaarnemingsovereenkomst, voert [bedrijf01] aan dat hij aan de op hem als goed bewaarnemer rustende zorgplicht heeft voldaan. Als dit verweer van [bedrijf01] slaagt, is de door [eiser01] c.s. gevorderde schadevergoeding niet toewijsbaar is. Daarom wordt dit verweer eerst behandeld. Daarbij gaat de rechtbank er veronderstellenderwijs van uit dat de tussen partijen gesloten stallingsovereenkomst kwalificeert als een bewaarnemingsovereenkomst.
Toerekenbare tekortkoming?
4.3.
[bedrijf01] voert aan dat hij – gelet op wat partijen van elkaar mochten verwachten – aan zijn zorgplicht heeft voldaan. [bedrijf01] stelt daartoe het volgende. [eiser01] c.s. heeft zich nooit uitgelaten over bepaalde verwachtingen die zij had van het terrein. [eiser01] c.s. was zich bewust van de feitelijke situatie op het terrein voor en na de aanpassingen daaraan. Het terrein bood vóór de aanpassingen geen zekerheid tegen diefstal. [bedrijf01] heeft de beoogde aanpassingen aan het terrein aangekondigd en toegelicht. [eiser01] c.s. heeft de werkzaamheden aan het terrein waargenomen, dan wel had zij deze behoren waar te nemen.
4.4.
[eiser01] c.s. heeft in reactie hierop aangevoerd dat [bedrijf01] zijn zorgplicht heeft geschonden. [eiser01] c.s. stelt daartoe het volgende. [bedrijf01] had [eiser01] c.s. vooraf duidelijk moeten informeren over de voorgenomen wijzigingen aan het terrein en haar moeten wijzen op de wenselijkheid van aanvullende veiligheidsmaatregelen om diefstal te bemoeilijken. Dan had [eiser01] c.s. mogelijk wel een wielklem aangebracht. Ook heeft [bedrijf01] de natuurlijke bescherming van het terrein weggehaald en daarna onvoldoende voorzorgsmaatregelen genomen om te voorkomen dat onbevoegden het terrein zouden betreden en is niet gebleken dat [bedrijf01] camera apparatuur heeft opgehangen om de ontstane doorgang van het terrein te kunnen monitoren. Tot slot heeft [bedrijf01] geen adequate verzekering afgesloten.
4.5.
De rechtbank overweegt als volgt. Indien sprake zou zijn van bewaarneming rust op [bedrijf01] als bewaarnemer de hoofdverplichting om de caravan te bewaren en aan [eiser01] c.s. terug te geven in de staat waarin hij die heeft ontvangen (artikel 7:600 in samenhang met artikel 7:605 lid 4 BW). Vanwege de diefstal kan [bedrijf01] deze teruggaveverplichting niet nakomen, waardoor hij ten opzichte van [eiser01] c.s. tekortschiet. Of die tekortkoming tot aansprakelijkheid en schadeplichtigheid van [bedrijf01] moet leiden is niet bij voorbaat bevestigend of ontkennend te beantwoorden. Dit is afhankelijk van de vraag of de tekortkoming aan [bedrijf01] kan worden toegerekend (artikel 6:74 in samenhang met artikel 6:75 BW), waarvoor nodig is dat de tekortkoming is te wijten aan de schuld van [bedrijf01] of dat de wet, een rechtshandeling of de in het verkeer geldende opvattingen bepalen dat het niet kunnen teruggeven van de caravan voor zijn rekening komt. Hierbij is in het kader van bewaarneming doorslaggevend of [bedrijf01] aan de op hem als goed bewaarnemer rustende zorgplicht heeft voldaan (artikel 7:602 BW). Hoe ver de zorgplicht van de bewaarnemer ( [bedrijf01] ) in een concreet geval reikt en wat de bewaargever ( [eiser01] c.s.) daarvan mag verwachten, is afhankelijk van de concrete omstandigheden van het geval, waaronder in de eerste plaats de inhoud van de overeenkomst, maar ook de aard van de zaak en wat de bewaarnemer daarover weet, de persoon van de bewaarnemer, het gebruik, de hoogte van het eventuele bewaarloon en de redelijkheid en billijkheid. Het is aannemelijk dat de nodige maatregelen ter voorkoming van diefstal moeten worden getroffen. Onder omstandigheden kan van de bewaarnemer worden verwacht dat hij zich tegen diefstal verzekert, waarbij van belang is of sprake is van een bewaarloon waarin voor een dergelijke verzekering een vergoeding is begrepen.
Dit betekent dat indien [bedrijf01] heeft gedaan wat van een goed bewaarnemer mag worden verwacht, het niet aan hem is toe te rekenen dat hij de caravan niet meer aan [eiser01] c.s. kan teruggeven. Van aansprakelijkheid is dan geen sprake. Indien [bedrijf01] niet aan de op hem rustende zorgplicht heeft voldaan, is sprake van een toerekenbare tekortkoming en is [bedrijf01] aansprakelijk voor de door [eiser01] c.s. geleden schade (Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 2 april 2019, ECLI:NL:GHSHE:2019:1214, r.o. 2.4 en analoge toepassing van Hoge Raad 30 juni 2017, ECLI:NL:HR:2017:1186, r.o. 3.3.2 m.b.t. bruikleen).
4.6.
[eiser01] c.s. stelt dat [bedrijf01] niet aan zijn zorgplicht heeft voldaan omdat [bedrijf01] (i) haar onvoldoende duidelijk heeft geïnformeerd, (ii) onvoldoende voorzorgsmaatregelen heeft genomen, en (iii) geen verzekering heeft afgesloten. De door [eiser01] c.s. gestelde schendingen van de zorgplicht door Caravanstelling M. Mol worden hierna getoetst aan de onder 4.5 weergegeven maatstaf/criteria.
Zorgplicht - informatie over het terrein en veiligheidsmaatregelen
4.7.
De stelling van [eiser01] c.s. dat [bedrijf01] haar niet duidelijk heeft geïnformeerd over de voorgenomen aanpassingen aan het terrein en de wenselijkheid van het nemen van voorzorgsmaatregelen (en dat [eiser01] c.s. als zij wel geïnformeerd was mogelijk wel een wielklem had aangebracht), gaat niet op. Uit de door [bedrijf01] aan [eiser01] c.s. verzonden correspondentie blijkt immers dat [bedrijf01] de aanpassingen aan het terrein heeft aangekondigd en heeft toegelicht dat – onder meer – beplanting zou worden gesnoeid en sloten zouden worden gedempt. [bedrijf01] heeft die beoogde aanpassingen voor [eiser01] c.s. inzichtelijk gemaakt in de aan [eiser01] c.s. verzonden screenshots (zie onder 2.6, 2.8 en 2.9). De opmerking van [eiser01] c.s. dat de brieven van [bedrijf01] niet duidelijk genoeg waren, volstaat – gelet op de inhoud van de door [gedaagde01] verstrekte documenten – niet. De beoogde aanpassingen zijn immers expliciet vermeld.
4.8.
[eiser01] c.s. heeft ter zitting nog gesteld dat [bedrijf01] naar klanten heeft gecommuniceerd dat caravans wegens de verbouwing moesten worden verplaatst en dat zij hieruit heeft afgeleid dat een disselslot of wielklem in die periode niet was toegestaan. [bedrijf01] heeft verklaard dat pertinent onjuist is dat hij heeft gecommuniceerd dat een disselslot of wielklem tijdens de verbouwing niet was toegestaan. Deze stelling van [eiser01] c.s., die zij niet heeft onderbouwd, wordt gepasseerd. Uit de tekst of strekking van de aankondigings- en informatiebrief kan dit immers niet worden afgeleid.
4.9.
Ook de stelling dat [bedrijf01] c.s. niet heeft gewezen op het nemen van aanvullende veiligheidsmaatregelen om diefstal te voorkomen, gaat niet op. [bedrijf01] heeft [eiser01] c.s. er immers jaarlijks op gewezen om voldoende aandacht te besteden aan de beveiliging van de gestalde caravan en gebruik te maken van disselsloten en wielklemmen (zie onder 2.4 en 2.5 onder ‘buitenstalling’ en ‘tip’ in de informatie bij de jaarlijkse facturen vanaf in elk geval 2006 tot en met 2012). Daarnaast is [eiser01] c.s. eind 2018 bij het invullen van de contactgegevens op de website van [bedrijf01] gewezen op de informatie in de algemene voorwaarden uit 2012. Daarin is dit ook opgenomen (zie onder 2.4 en 2.5).
4.10.
[eiser01] c.s. stelt nog dat zij de informatie in de aankondigings- en informatiebrief en de met de facturen meegezonden informatie niet heeft gelezen. [bedrijf01] betwist dit en verwijst naar de akkoordverklaring via de website (zie onder 2.7). Wat daar ook van zij, mocht [eiser01] c.s. al deze informatie niet gelezen hebben, dan komt dat voor haar rekening. Niet valt in te zien dat dit voor rekening van [bedrijf01] zou moeten komen. [bedrijf01] heeft de informatie immers aan [eiser01] c.s. verstrekt en ernaar verwezen. Bovendien heeft [eiser01] c.s. op de aankondigingsbrief van [bedrijf01] gereageerd door op de website van [bedrijf01] haar gegevens achter te laten om nadere informatie over de aanpassingen te ontvangen (zie onder 2.7) en heeft [eiser01] c.s. volgens haar eigen stellingen het plaatsen van een wielklem achterwege gelaten vanwege de informatie in de brieven. Hieruit leidt de rechtbank af dat zij dus bekend was of – zoals [bedrijf01] terecht stelt – bekend had moeten zijn met de beoogde aanpassingen aan het terrein. Indien het behouden van de staat van het terrein voor [eiser01] c.s. van zodanig belang was, had het dan ook op haar weg gelegen om de door [bedrijf01] verstrekte informatie over de aanpassingen tot zich te nemen en enige zorgen daarover aan [bedrijf01] kenbaar te maken.
4.11.
Uit het voorgaande volgt dat niet is komen vast te staan dat [bedrijf01] zijn zorgplicht heeft geschonden door [eiser01] c.s. onvoldoende te hebben ingelicht over het nemen van voorzorgsmaatregelen en de aanpassingen aan het terrein.
Zorgplicht - voorzorgsmaatregelen en camerabeveiliging
4.12.
[eiser01] c.s. stelt dat [bedrijf01] zijn zorgplicht heeft geschonden, omdat hij na de aanpassingen aan het terrein onvoldoende voorzorgsmaatregelen tegen diefstal heeft genomen. [eiser01] c.s. stelt hierover als volgt. Gelet op de ratio achter de stalling van een caravan bij een professionele stalling en omdat er sprake is van een bewaarnemingsovereenkomst, mocht [eiser01] c.s. erop vertrouwen dat de caravan veilig was weggezet en niet zomaar kon worden gestolen. Door de aanpassingen aan het terrein was het terrein niet meer met een natuurlijke bescherming omheind en was er een doorgang ontstaan. Die doorgang van het terrein was niet zichtbaar vanaf de woning van [gedaagde01] , die zich bij de ingang van het terrein bevindt. Daarom was het op zijn plaats geweest dat [bedrijf01] camera apparatuur had opgehangen om toezicht te houden op de ontstane doorgang. Niet is gebleken dat [bedrijf01] dit heeft gedaan.
4.13.
Naar de rechtbank begrijpt, stelt [eiser01] c.s. dat uit de omstandigheid dat sprake zou zijn van een stalling- en bewaarnemingsovereenkomst, zonder meer volgt dat [bedrijf01] gehouden is om zorg te dragen voor een omheind terrein en om toezicht te houden op het terrein door camerabewaking. Zoals [bedrijf01] terecht stelt, gaat [eiser01] c.s. eraan voorbij dat hiervoor is vereist dat partijen dit zijn overeengekomen en [bedrijf01] zich hiertoe heeft verplicht. Tussen partijen is echter niet in geschil dat zij geen specifieke afspraken hebben gemaakt over het stallen van de caravan op een omheind, afsluitbaar terrein of over de beveiliging van het terrein met volledige camerabewaking. Verklaringen of gedragingen van partijen waaruit redelijkerwijs kan worden afgeleid dat een bepaalde mate van bewaking deel uitmaakte van de stallingsovereenkomst zijn door [eiser01] c.s. niet gesteld.
4.14.
De enkele toelichting van [eiser01] c.s. dat – naar de rechtbank begrijpt – zij dat zo heeft mogen begrijpen of dat [bedrijf01] dat zou hebben moeten begrijpen omdat het terrein voorheen aan een zijde een sloot en gesnoeide begroeiing had (zie de afbeelding onder 2.10 onder B en D), volstaat niet. De enkele aanwezigheid van de sloot en begroeiing is onvoldoende om bij [eiser01] c.s. het gerechtvaardigd vertrouwen te wekken dat [bedrijf01] de door haar verwachte beveiligingsmaatregelen zou treffen. Zoals [bedrijf01] terecht stelt, is dan ook niet gebleken dat hij de verplichting is aangegaan om – na de aanpassingen aan het terrein – toezicht te houden op het volledige terrein via camerabewaking of zorg te dragen voor een omheinde stalling. De inhoud van de overeenkomst biedt dus geen aanknopingspunten voor de stellingen van [eiser01] c.s.
4.15.
Nu er in het onderhavige geval op deze punten geen specifieke afspraken tussen partijen zijn gemaakt, komt het voor de vraag of het niet kunnen teruggeven van de caravan voor risico van [bedrijf01] moet komen, vooral aan op wat gebruikelijk en redelijk is in het licht van de overeengekomen vergoeding. Naar mate de vergoeding hoger is, mag er meer zorg worden verwacht.
4.16.
De rechtbank stelt vast dat de jaarlijkse stallingsvergoeding laag is geweest (voor 2006 minder dan € 140,-- en laatstelijk in 2019 € 180,--).Vast staat dat [bedrijf01] bij de ingang van het terrein een hek had geplaatst, dat [bedrijf01] het hek buiten de openingstijden sloot en dat hij bij de ingang een camera had geplaatst. [eiser01] c.s. was op de hoogte van de manier waarop de caravan werd gestald. [eiser01] c.s. is een overeenkomst aangegaan waarbij de caravan op een in beginsel vrij toegankelijk terrein stond dat niet voorzien was van een volledig afsluitbare omheining of van volledige camerabewaking. [eiser01] c.s. moest de gestalde caravan zelf verzekeren en van sloten voorzien. Daar komt bij dat [bedrijf01] c.s. tot 2012 jaarlijks heeft opgeroepen om aandacht te besteden aan de beveiliging van de caravan en heeft gewezen op de beoogde aanpassingen aan het terrein, zodat [eiser01] c.s. daarvan op de hoogte was of had kunnen zijn. Daarnaast heeft [bedrijf01] tijdens de verbouwing landbouwvoorwerpen ter afsluiting van het terrein geplaatst (zie de afbeelding onder 2.10 onder E). Deze omstandigheden in onderlinge samenhang bezien maken dat de zorgplicht van [bedrijf01] niet zo ver reikt dat hij had moeten zorgen voor aanvullende voorzorgsmaatregelen of toezicht op de ontstane doorgang in de vorm van camerabewaking. Mede in het licht van de wetenschap van [eiser01] c.s. over de wijze van de stalling van de caravan, heeft [bedrijf01] immers voldoende gemotiveerd aangevoerd dat hij met voorgenoemde maatregelen redelijke maatregelen heeft genomen om de caravan voor en na de aanpassingen tegen diefstal te beveiligen. Dat de diefstal van de caravan niet is voorkomen, maakt niet dat dit in de gegeven omstandigheden aan [bedrijf01] is toe te rekenen.
4.17.
Op grond van het voorgaande slaagt het verweer van [bedrijf01] dat hij aan zijn zorgplicht heeft voldaan. In de gegeven omstandigheden reikt de zorgplicht van [bedrijf01] niet zo ver dat hij voor een verdergaande beveiliging van het terrein moest zorgen dan hij in dit geval feitelijk heeft gedaan.
Zorgplicht - verzekering
4.18.
[eiser01] c.s. stelt dat [bedrijf01] zijn zorgplicht heeft geschonden door geen adequate verzekering tegen diefstal af te sluiten voor de bij hem gestalde caravan. Zoals [bedrijf01] terecht betoogt, staat de overeengekomen vergoeding voor de stalling van de caravan niet in verhouding tot de waarde van de caravan. Die vergoeding was dan ook niet zodanig hoog dat [eiser01] c.s. redelijkerwijs mocht verwachten dat daarin een verzekering tegen diefstal en andere risico’s was begrepen. Gebruikelijk is dat een caravaneigenaar zijn eigen caravan verzekert tegen dergelijke risico's, hetgeen [eiser01] c.s. ook heeft gedaan. Er zijn verder geen bijzondere omstandigheden in de verhouding tussen partijen aangevoerd of komen vast te staan die de conclusie rechtvaardigen dat [bedrijf01] in dit concrete geval uit hoofde van de stalling verplicht was om een diefstalrisico te verzekeren. Bovendien is tussen partijen niet in geschil dat [bedrijf01] c.s. erop heeft gewezen dat zij een verzekering moest afsluiten. Onder die omstandigheden kan [eiser01] c.s. [bedrijf01] niet verwijten dat [bedrijf01] geen verzekering heeft afgesloten. Van schending van de zorgplicht is ook op dit punt dus geen sprake.
Slotsom
4.19.
Gelet op het voorgaande heeft [bedrijf01] in dit concrete geval aan de op hem rustende zorgplicht voldaan en is het hem daarom niet toe te rekenen dat hij niet kan voldoen aan zijn verplichting de caravan aan [eiser01] c.s. terug te geven. Van aansprakelijkheid van [bedrijf01] is dan ook geen sprake. Dit leidt ertoe dat de vorderingen van [eiser01] c.s. worden afgewezen. De overige geschilpunten tussen partijen hoeven niet te worden besproken.
Proceskosten
4.20.
[eiser01] c.s. wordt als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde01] worden begroot op:
- griffierecht € 1.301,00
- salaris advocaat €
1.442,00(2,0 punten × tarief € 721,00)
Totaal € 2.743,00
4.21.
De over de proceskosten gevorderde wettelijke rente wordt als onweersproken toegewezen met inachtneming van de hierna in de beslissing te bepalen termijn.
4.22.
Uit de uitspraak van 10 juni 2022 van de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2022:853), onder nummer 2.3, leidt de rechtbank af dat in dit vonnis geen aparte beslissingen hoeven te worden genomen over nakosten en wettelijke rente daarover.

5 ..De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [eiser01] c.s. in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde01] tot op heden begroot op € 2.743,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling onder 5.2 uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.M. Rocha. Het is ondertekend door de rolrechter en in het openbaar uitgesproken op 19 oktober 2022.
1573/3497