ECLI:NL:RBROT:2022:8320

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 oktober 2022
Publicatiedatum
6 oktober 2022
Zaaknummer
ROT 22/4084 en ROT 22/4086
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Mededingingsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling voorlopige voorziening inzake aanleg glasvezelnetwerken door Delta Fiber Netwerk B.V. en E-Fiber Castricum B.V.

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op 6 oktober 2022 uitspraak gedaan over de verzoeken om voorlopige voorzieningen van Delta Fiber Netwerk B.V. (DFN) en E-Fiber Castricum B.V. (E-Fiber) met betrekking tot de aanleg van glasvezelnetwerken in de gemeente Castricum. DFN en E-Fiber zijn beide aanbieders van glasvezelnetwerken en hebben instemming van het college van burgemeester en wethouders van Castricum nodig voor hun projecten. Het college had eerder instemming verleend aan E-Fiber voor de aanleg van een glasvezelnetwerk in de gehele gemeente, terwijl DFN slechts instemming had gekregen voor een deel van de gemeente, met een latere aanvangsdatum. DFN heeft bezwaar gemaakt tegen de besluiten van het college en verzocht om een ordemaatregel om te voorkomen dat E-Fiber met graafwerkzaamheden zou beginnen voordat DFN dat ook mocht. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een ordemaatregel afgewezen, maar heeft wel geoordeeld dat het college voldoende invulling heeft gegeven aan zijn coördinerende rol. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat het college niet kan worden verplicht om zijn toezichtcapaciteit uit te breiden enkel omdat DFN dat wenst, en dat het college de belangen van de betrokken partijen zorgvuldig heeft gewogen. De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat de aan DFN opgelegde graafrust niet onredelijk is en dat de termijn voor DFN niet kan aanvangen voor 1 september 2023. De uitspraak is gedaan in het openbaar en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummers: ROT 22/4084 en ROT 22/4086
uitspraak van de voorzieningenrechter van 6 oktober 2022 op de verzoeken om voorlopige voorziening in de zaken tussen

Delta Fiber Netwerk B.V. (DFN), te Schiedam, verzoekster,

(gemachtigde: mr. B.J.W. Walraven)
en
het college van burgemeester en wethouders van Castricum(het college), verweerder
(gemachtigden: R. Scheffer en Y. Ammerdorfer)
Als derde-partij is aangemerkt:

E-Fiber Castricum B.V. (E-Fiber), te Zeist

(gemachtigden: mr. P. Waszink en mr. J. van Roosmalen)

Inleiding

DFN en E-Fiber zijn aanbieders van glasvezelnetwerken. Zij willen beiden een glasvezelnetwerk in de gemeente Castricum aanleggen. Daarvoor hebben zij instemming van het college nodig.
Bij besluit van 26 januari 2022 heeft het college aan E-Fiber instemming verleend voor het aanleggen van glasvezelkabel in de grond in de gehele gemeente in de periode van 1 september 2022 tot 31 augustus 2023. Tegen dit besluit heeft DFN bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 21 april 2022 heeft het college aan DFN instemming verleend voor het aanleggen van glasvezelkabel in de grond in delen van de gemeente. De instemming ziet vanwege het inroepen van graafrust op de periode vanaf 1 januari 2024 en niet op de aangevraagde periode van 1 april 2022 tot 31 maart 2023. Tegen dit besluit hebben zowel DFN als E-Fiber bezwaar gemaakt.
Bij twee besluiten van 24 augustus 2022 (de bestreden besluiten) heeft het college beslist op de bezwaren van DFN en E-Fiber. Het college heeft het aan E-Fiber verleende instemmingsbesluit ongewijzigd gehandhaafd. Het college heeft ook de aan DFN verleende instemming gehandhaafd, met dien verstande dat de periode van instemming wordt vervroegd naar 1 september 2023 tot 1 november 2024.
DFN heeft op 30 augustus 2022 beroep ingesteld tegen de bestreden besluiten. Tegelijk met het instellen van beroep heeft zij verzocht om een ordemaatregel te treffen die ertoe strekt dat het E-Fiber wordt verboden met de graafwerkzaamheden te beginnen zolang DFN dat ook niet mag.
De voorzieningenrechter heeft op 31 augustus 2022 [1] het verzoek tot het treffen van een ordemaatregel afgewezen [2] en beslist dat na een zitting beoordeeld zal worden of alsnog naar de toekomst een voorlopige voorziening getroffen dient te worden. [3]
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 september 2022. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. Daarnaast zijn namens DFN verschenen [Naam] en [Naam]. Namens E-Fiber nam verder [Naam] deel.

Vooraf

1. Omdat het verzoek om een ordemaatregel zonder zitting is afgedaan, wordt, zoals aangekondigd, beoordeeld of er na een zitting alsnog reden bestaat tot het treffen van een voorlopige voorziening. [4] Nu er tevens beroep is ingesteld bij deze rechtbank, is ter zitting gesproken over de mogelijkheid om onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaken. [5] In verband daarmee is met E-Fiber afgesproken dat zij binnen drie dagen na de zitting laat weten of zij eveneens beroep zal instellen. Na de zitting heeft E-Fiber de voorzieningenrechter bericht dat zij inderdaad beroep zal instellen tegen het bestreden besluit dat ziet op de verlening van instemming aan DFN. Gelet hierop ziet de voorzieningenrechter geen ruimte om de hoofdzaken inhoudelijk af te doen.
2. Dit brengt mee dat het in deze uitspraak gaat om een voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter. Dit oordeel hoeft door de rechtbank bij de beoordeling van de hoofdzaken niet per se te worden gevolgd.

Voorgeschiedenis en toetsingskader

3. Voor de voorgeschiedenis van deze zaken en het wettelijk kader wijst de voorzieningenrechter op haar uitspraak tussen partijen van 20 juni 2022. [6]
4.1.
In die uitspraak heeft de voorzieningenrechter voor zover hier nog van belang het volgende overwogen.
4.2.
Het college komt geen beleidsvrijheid toe bij het verlenen van instemming als zodanig. Op grond van artikel 5.4, tweede lid, van de Telecommunicatiewet (Tw) is het college immers gehouden instemming te verlenen indien sprake is van een melding die voldoet aan de op grond van het vierde lid door de gemeenteraad vastgestelde voorschriften voor het doen van een melding. Wel kan het college voorschriften verbinden aan de instemming. In het derde lid is bepaald dat de voorschriften slechts betrekking kunnen hebben op: (a) de plaats van de werkzaamheden; (b) het tijdstip van de werkzaamheden, met dien verstande dat het toegestane tijdstip van aanvang, behoudens zwaarwichtige redenen van publiek belang als genoemd in het tweede lid, niet later mag liggen dan 12 maanden na de datum van afgifte van het instemmingsbesluit; (c) de wijze van uitvoering van de werkzaamheden; (d) het bevorderen van medegebruik van voorzieningen; en (e) het afstemmen van de voorgenomen werkzaamheden met beheerders van overige in de grond aanwezige werken.
4.3.
Met name gelet op de onderdelen (b) en (e) ligt het in de rede dat door het college voorschriften worden opgelegd in verband met het afstemmen van voorgenomen werkzaamheden van verschillende aanbieders die in dezelfde periode hun glasvezelnetwerk willen uitrollen in de gemeente. Onder omstandigheden zal het college tot de slotsom komen dat publieke belangen zich verzetten tegen een gelijktijdige uitrol door twee aanbieders. Het opleggen van graafrust acht de voorzieningenrechter niet zonder meer in strijd met de verplichting gelijke kansen te bieden aan aanbieders. In dit verband is redengevend dat de wet voorziet in de mogelijkheid tot het opleggen van graafrust en dat het college in dit verband een coördinerende taak is toebedeeld als hoeder van publieke belangen, zoals het beperken van overlast. [7]
4.4.
De wetgever heeft weliswaar uitsluitend publieke belangen voor ogen gestaan bij het stellen van voorwaarden door het college, maar dit laat onverlet dat deze wettelijke regeling niet in de weg hoeft te staan aan het bieden van gelijke kansen door het college, zolang de in aanmerking te nemen publieke belangen zich daar niet tegen verzetten. Dit betekent dat mededinging niet op voorhand wordt uitgesloten. Artikel 5.4 van de Tw – een wet in formele zin – brengt naar het oordeel van de voorzieningenrechter evenwel met zich dat aan het college geen aanvullende eisen met betrekking tot bekendmakingen aan potentiële aanbieders met het oog op een gelijk speelveld kunnen worden gesteld. Het college is gelet op artikel 5.4 van de Tw – zoals gezegd – primair belast met de behartiging van publieke belangen zoals het beperken van overlast. Het opzetten van een inschrijfsysteem of het proactief benaderen van potentiële andere aanbieders zodra zich een aanbieder heeft gemeld, heeft geen wettelijke basis en zou op gespannen voet kunnen staan met genoemde taak. Slechts indien zich twee of meer aanbieders tegelijkertijd melden ligt er op dit vlak een coördinerende taak voor het college.
4.5.
In deze zaak komen de feiten en omstandigheden voor een groot deel overeen met de zaak die voorlag in de uitspraak van de voorzieningenrechter van 1 november 2013. [8] De oorspronkelijke melding van DFN is namelijk van dezelfde dag als die van E-Fiber, namelijk van 19 januari 2022. Niet in geschil is dat die melding van DFN verre van compleet was. Hoewel E-Fiber kan worden nagegeven dat die pro forma-melding veel weg heeft van ‘handdoekje leggen’, kan DFN niet het recht worden ontzegd om een melding te doen. Gelet op die gelijktijdige indiening had het college een coördinerende rol moeten vervullen, bijvoorbeeld door DFN te vragen de aanvraag te completeren, en had het college niet versneld aan E-Fiber instemming mogen verlenen, zoals nu wel is gebeurd. Daar komt bovendien bij dat DFN zich in december 2021 al had gewend tot werkorganisatie BUCH met het oog op een uitrol in de gemeente. Toen was er ook nog geen formele melding van E-Fiber. Juist omdat hier vanwege de ingeroepen graafrust sprake is van schaarse rechten, lag het in deze zaak – waarin nog geen sprake is van een onherroepelijk E-Fiber-instemmingsbesluit – in de rede dat het college een minder vrijblijvende coördinerende rol zou hebben vervuld alvorens DFN graafrust op te leggen. Het ligt in de rede dat dit alsnog in de heroverweging gebeurt.
4.6.
Van een gelijk speelveld is in dit geval sprake indien de aan DFN opgelegde graafrust wordt geschorst vanaf 1 september 2022, want vanaf dat tijdstip heeft E-Fiber instemming om te starten met haar uitrol. Mogelijk zal een gelijktijdige uitrol vanaf september 2022 op bezwaren stuiten gelet op de in het verweerschrift gesignaleerde uitvoeringsproblemen en mogelijke overlast voor burgers en bedrijven. De voorzieningenrechter ziet verder niet in dat het voor het college niet mogelijk is de heroverweging af te ronden voor 1 september 2022. Zo zou de hoorzitting bij de bezwarencommissie naar voren kunnen worden gehaald. In het kader van deze heroverweging kan het college alsnog invulling geven aan zijn coördinerende taak bij gelijktijdige aanvragen. Indien het college van mening blijft dat het gelijktijdig uitrollen van de glasvezelnetwerken van E-Fiber en DFN om redenen van openbare orde, veiligheid, het voorkomen of beperken van overlast, de bereikbaarheid van gronden of gebouwen, dan wel ondergrondse ordening in het instemmingsbesluit onaanvaardbaar is, zal hij dat deugdelijk dienen te motiveren.
4.7.
Verder wordt betwijfeld of het college in redelijkheid heeft kunnen besluiten een graafrust van twintig maanden aan DFN op te leggen. Uit artikel 5.4, derde lid, aanhef en onder b, van de Tw volgt dat het toegestane tijdstip van aanvang, behoudens zwaarwichtige redenen van publiek belang als genoemd in het tweede lid, niet later mag liggen dan twaalf maanden na de datum van afgifte van het instemmingsbesluit. De voorzieningenrechter is er niet van overtuigd dat zwaarwichtige redenen van publiek belang – te weten redenen van openbare orde, veiligheid, het voorkomen of beperken van overlast, de bereikbaarheid van gronden of gebouwen, dan wel ondergrondse ordening – zich gedurende twintig maanden voordoen.
4.8.
Daarom heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening toegewezen ten aanzien van het door het college aan DFN gegeven instemmingsbesluit, in die zin dat het daarin opgenomen voorschrift over de aanvang van de werkzaamheden wordt geschorst met ingang van 1 september 2022 en deze schorsing niet aanvangt of vervalt zodra het college op het bezwaar heeft besloten en die beslissing heeft bekendgemaakt.

Advisering bezwarencommissie gemeente Castricum

5. Voorafgaand aan de bestreden besluiten heeft de bezwarencommissie gemeente Castricum (de commissie) advies uitgebracht. Volgens de commissie zijn de meldingen van DFN en E-Fiber niet aan te merken als gelijke gevallen, ook al zijn hier de meldingen op dezelfde dag gedaan. De melding van E-Fiber was namelijk het sluitstuk van een lange periode van intensief overleg, die (daardoor) binnen een week kon leiden tot een instemmingsbesluit. De melding van DFN daarentegen was het begin van overleg, werd in eerste instantie afgekeurd en werd in maart 2022 in behandeling genomen. Het is de commissie duidelijk geworden dat DFN in het coördinatieoverleg van 8 maart 2022 en sinds de uitspraak van de voorzieningenrechter van 20 juni 2022 diverse opties heeft aangedragen (gezamenlijke aanleg, beide partijen met vier graafploegen laten werken, meer toezichthouders aanstellen op kosten van DFN), dat beide partijen er belang bij hebben om in de kern van de gemeente met de werkzaamheden te beginnen en dat E-Fiber heeft aangegeven dat zij alle aannemers al heeft gecontracteerd en het gehele proces al heeft geregisseerd en georkestreerd. Het is de commissie daarnaast gebleken dat E-Fiber gezamenlijke aanleg niet mogelijk acht wegens eerdere slechte ervaringen daarmee en dat partijen van mening verschillen over de mogelijkheid van medegebruik van het glasvezelnetwerk van de ander. DFN beweert dat er geen architectuurprobleem is, terwijl E-Fiber van mening is dat dat wél het geval is. Volgens de commissie heeft het college in het verweerschrift gemotiveerd aangegeven waarom hij van oordeel is dat het niet mogelijk is om twee partijen gelijktijdig aan het werk te laten. Daarbij is het college ingegaan op de acties die zijn ondernomen om te komen tot de instemmingsbesluiten. De commissie vindt de argumenten die het college heeft aangevoerd voldoende overtuigend om een periode van graafrust te kunnen opleggen. In het verlengde hiervan vindt de commissie het in dit geval niet onredelijk dat E-Fiber de werkzaamheden eerder mag uitvoeren nu gelijktijdige uitvoering ongewenst is, terwijl de aanvraag van DFN aanvankelijk ook niet volledig was op de indieningsdatum en die van E-Fiber dat wel was. Dat er toch een keuze dient te worden gemaakt ten aanzien van de partij die als eerste de werkzaamheden kan aanvangen, maakt volgens de commissie niet dat het gelijkheidsbeginsel fundamenteel wordt aangetast. Wel meent de commissie dat het college in de beslissing op bezwaar uitvoeriger en concreter moet motiveren waarom er geen sprake is van gelijke gevallen, hoe het zijn coördinerende rol heeft opgepakt en op basis van welke overwegingen het college tot de volgorde van partijen en de aanvangsdatum van de werkzaamheden is gekomen.
6. De commissie heeft het volgende overwogen over de periode van graafrust. Het college heeft aangevoerd dat het zomerseizoen, waarin Castricum veel badgasten herbergt, ertoe noodzaakt dat de werkzaamheden voor E-Fiber pas per 1 september 2022 kunnen aanvangen en dat daarom de werkzaamheden van DFN later dan de in de wet genoemde termijn van twaalf maanden na datum afgifte van het instemmingsbesluit (21 april 2022) kunnen aanvangen. Gelet op de bereikbaarheid van de gronden en de beperking van de overlast, zijnde zwaarwichtige redenen van publiek belang, vindt de commissie dit een acceptabele termijn. Dat daarmee de in de wet gestelde termijn van twaalf maanden na afgifte van het instemmingsbesluit niet wordt gehaald is daarvan een uitvloeisel. De commissie geeft het college de suggestie mee dat in de heroverweging de mogelijkheid wordt betrokken dat de datum van aanvang in de gemeente door DFN wordt gerelateerd aan de beëindiging van de werkzaamheden van E-Fiber in de kern van de gemeente. Met andere woorden, DFN hoeft in dat geval met haar werkzaamheden niet te wachten totdat de gehele gemeente van glasvezelkabel is voorzien. De commissie geeft aan dat zij de inhoudelijke gevolgen van deze suggestie niet overziet.

Bestreden besluiten

7.1.
Bij de bestreden besluiten heeft het college onder meer het volgende overwogen. Het college heeft bij de afweging de belangen van tienduizenden belanghebbenden in ogenschouw te nemen. Het is dan ook niet voor niets dat het op grond van artikel 5.4 van de Tw om redenen van onder andere het waarborgen van veiligheid, het voorkomen of beperken van overlast en de bereikbaarheid van gronden of gebouwen, voorwaarden aan het instemmingsbesluit kan verbinden. Die voorwaarden mogen onder andere betrekking hebben op het tijdstip van de werkzaamheden. Het college wijst in dit verband op de totstandkomingsgeschiedenis van artikel 5.4 van de Tw, want daarin is overwogen dat indien er meerdere voornemens worden gemeld, het college kan besluiten deze werkzaamheden qua tijdstip op elkaar af te stemmen om hiermee de overlast te beperken. [9] Ook is daarin overwogen dat de publieke belangen door de gedoogplicht niet mogen worden aangetast en voor zover deze gewaarborgd moeten zijn, deze ook onverminderd gewaarborgd blijven. Een aanbieder moet daarom voldoen aan gerechtvaardigde eisen die een gemeente op grond van de Telecommunicatiewet kan stellen ter bescherming van de publieke belangen. [10]
7.2.
Het college vindt dat zij haar coördinerende rol heeft opgepakt door transparant te zijn naar beide partijen en door in maart 2022 te spreken met DFN en E-Fiber. Daarbij is geprobeerd om partijen met elkaar te laten samenwerken en het publieke belang onder de aandacht te brengen door onder meer het aantal ploegen aan te geven dat de gemeente qua toezicht aankan. Dat heeft echter niet tot resultaat geleid en het college kan partijen ook niet dwingen. Na de uitspraak van de voorzieningenrechter heeft het college zijn coördinerende rol verder opgepakt. Onder andere is op 28 juni 2022 met DFN gesproken en daarbij is haar gevraagd naar het concretiseren van werkafspraken en de tijdens de zitting van 13 juni 2022 gedane toezegging over het overnemen van garanties. Op 7 juli 2022 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen de aannemer van DFN en het college over de procesvoortgang en hoe het college de coördinatie verder wil voorzetten. Dit was volgens het college een positief gesprek, waarbij afgesproken is om het advies van de commissie en beslissing op het bezwaar van het college af te wachten en daarna verder met elkaar te spreken. DFN lijkt er daarbij van uit te gaan dat een gesprek alleen kan gaan over hoe E-Fiber en DFN vanaf 1 september 2022 gezamenlijk kunnen gaan aanleggen. Dat is echter niet het geval. Het college heeft erop gewezen dat zij al ruim twee jaar in gesprek is met E-Fiber in het kader van de aanleg van een glasvezelnetwerk en dat E-Fiber als sluitstuk van die gesprekken een instemmingsbesluit heeft aangevraagd. Op dezelfde dag heeft DFN een onvolledige aanvraag gedaan. Volgens het college gaat de coördinerende rol niet zover dat, als zich na het voeren van gesprekken gedurende twee jaar met een partij, ineens een andere partij meldt, alles stil moet vallen en de al gevoerde gesprekken opnieuw gevoerd moeten worden.
7.3.
Het college heeft verder onder meer het volgende overwogen over waarom het volgens haar niet mogelijk is om twee glasvezelnetwerken tegelijkertijd in de gemeente te laten aanleggen:
“Onze gemeente heeft per jaar te maken met honderden aanvragen van telecom- en nutsbedrijven en meldingen voor werkzaamheden aan kabels en leidingen. Verder heeft de gemeente te maken met een enorme hoeveelheid en diversiteit aan aanspraken op de openbare ruimte door inwoners, bedrijven, verenigingen, e.d. Bijvoorbeeld voor het plaatsen van voorwerpen, zoals tijdelijk voor evenementen, langduriger ten behoeve van werkzaamheden, of structureel bij een bedrijfsvoering zoals een horecaterras. Maar ook eenvoudigweg de aanspraak die men op de openbare ruimte heeft om zichzelf van A naar B te kunnen verplaatsen en het eigen huis of bedrijf te kunnen bereiken, moet de gemeente in ogenschouw nemen. Daarbij komt dat er binnen de gemeente bouwprojecten en infrastructurele werkzaamheden plaatsvinden.
(…)
En ook de gevolgen van een reeds verleend instemmingsbesluit aan een ander bedrijf voor het aanleggen van een glasvezelnetwerk in de volledige gemeente moet ons college in ogenschouw nemen.
E-Fiber komt met 8 graafploegen. Elke graafploeg bestaat uit 5 à 6 personen, een graafmachine en materieel, zoals voertuigen en afzettingen, om in de straten, stoepen, bermen en groenstroken te kunnen werken. Veel werkzaamheden worden in trottoirs verricht. Dit betekent dat voetgangers gedurende de werkzaamheden moeten worden omgeleid, hetgeen een impact heeft op de veiligheid en doorstroom van zowel de voetgangers als de overige weggebruikers. Indien aan het eind van de dag de straat niet dicht gemaakt kan worden, moeten er planken over de opengebroken straten heen, zodat men zijn huis weer kan bereiken. Ook heeft het werken in trottoirs tot gevolg dat auto's van bewoners en bedrijven daar tijdelijk niet geparkeerd kunnen worden en dat zij elders extra parkeerdruk geven. Op de plekken waar niet gegraven kan worden, zoals op kruisingen, moeten grondboringen verricht worden, waardoor wegafzettingen en omleidingen nodig zijn. Los van de impact die dit alles voor de omgeving heeft op de openbare ruimte, heeft het voor de gemeente personele impact. Voorafgaand aan de werkzaamheden dient de detailplanning immers doorgenomen te worden en dienen de locaties geschouwd te worden. Onder ander ten behoeve van het straatwerk, maar ook voor het in kaart brengen en oplossen van knelpunten. Gedurende de werkzaamheden wordt er toezicht gehouden en worden knelpunten die men gaandeweg tegen komt opgelost. En als een gedeelte klaar is, wordt er geschouwd bij de opleveringen.
Over de capaciteit die ons college ter beschikking heeft, willen wij nog opmerken dat de ambtelijke capaciteit van Castricum is ondergebracht in de Werkorganisatie BUCH. De Werkorganisatie BUCH werkt voor Bergen, Uitgeest, Castricum en Heiloo. De werkorganisatie heeft per jaar te maken met zo’n 500 vergunningen voor zowel telecom als nuts en zo'n 1700 meldingen voor werkzaamheden kabels en leidingen per jaar. Om al deze werkzaamheden en vergunningen goed te coördineren en te begeleiden is er een team van kabels en leidingen dagelijks belast met deze werkzaamheden. Dit team bestaat uit 5 personen, wat een totaal van 3 FTE vertegenwoordigt. Om een glasvezelnetwerk te begeleiden in de uitvoering hebben de gemeenten geen capaciteit beschikbaar en daarom wordt deze extern ingehuurd. Het maximale dat één toezichthouder kan begeleiden en bijhouden in de uitvoering is zo’n 8 graafploegen gelijktijdig.
Al die belangen, gecombineerd met de beschikbare capaciteit om dat alles in goede en veilige banen te leiden, vormen de realiteit waarbinnen ons college zijn besluit heeft moeten nemen. Wij zijn van oordeel dat wij de belangen zorgvuldig hebben gewogen. Twee glasvezelnetwerken gelijktijdig in uitvoering binnen één gemeente geeft onevenredig veel overlast voor de omgeving en de inwoners.”
7.4.
Het college heeft wel aanleiding gezien om de geldigheidsperiode van het aan DFN verleende instemmingsbesluit aan te passen, in die zin dat deze loopt van 1 september 2023 tot 1 november 2024, zodat deze direct aansluit op het aan E-Fiber verleende instemmingsbesluit.

Standpunt DFN

8. DFN betoogt dat het college gelijke gevallen ongelijk behandelt en onvoldoende invulling heeft gegeven aan zijn coördinerende rol, zodat de bestreden besluiten geen stand kunnen houden. Het is volgens DFN evident dat er veel minder overlast is wanneer door beide partijen gelijktijdig wordt gewerkt, uiteraard onder daartoe door het college te stellen regieaanwijzingen. De straten hoeven dan niet twee keer open. Volgens DFN valt niet in te zien waarom het college, gelet op de belangen met het oog waarop voorschriften kunnen worden gesteld, aan E-Fiber niet de verplichting had kunnen opleggen om zodanig samen te werken met DFN dat overlast beperkt blijft en ook andere relevante belangen gewaarborgd worden. DFN heeft in een nader stuk van 23 september 2022 nog gewezen op het volgende. Volgens lokaal nieuwsblad De Castricummer van 14 september 2022 heeft E-Fiber vertraging opgelopen. Indien dat het geval is en E-Fiber niet is begonnen met de graafwerkzaamheden, dan dient dit mee te wegen in de belangenafweging. DFN is ervan overtuigd dat gezamenlijk aanleggen technisch goed mogelijk is en niet tot grote vertragingen behoeft te leiden. Zij heeft daarom bij een aannemer die voor meerdere partijen aanlegt, waaronder DFN en E-Fiber, de vraag uitgezet om te komen met een praktisch en werkbaar voorstel over hoe deze gezamenlijke aanleg er in de praktijk uit zou kunnen zien. Wanneer alsnog serieus coördinatieoverleg zal plaatsvinden met de gemeente, zal DFN dit stuk inbrengen. DFN heeft verder nog een planning van haar aannemer overgelegd waaruit volgens haar volgt dat de werkzaamheden tegelijkertijd zouden kunnen plaatsvinden.

Beoordeling verzoeken DFN

9.1.
De voorzieningenrechter is vooralsnog van oordeel dat het college voldoende invulling heeft gegeven aan haar coördinerende rol. Het college heeft gemotiveerd uiteengezet dat van de zijde van E-Fiber bezwaren bestaan tegen gezamenlijke aanleg van een glasvezelnetwerk en dat ook van de zijde van de gemeente bezwaren bestaan tegen gelijktijdige aanleg van twee glasvezelnetwerken. Hierbij weegt mee dat het college capaciteit heeft om toezicht te houden op maximaal acht graafploegen tegelijkertijd. Van het college kan naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter niet worden gevergd dat het zijn toezichtcapaciteit uitbreidt enkel omdat één partij tegelijkertijd met een andere partij wil graven, waarbij het nog de vraag is of het tegelijkertijd uitvoeren van graafwerkzaamheden in de gemeente niet tot onevenredig veel overlast leidt. Het college moest dus kiezen welke partij als eerste mag starten met de graafwerkzaamheden. De voorzieningenrechter vindt dat het college heeft kunnen besluiten om E-Fiber daarbij voorrang te geven ten opzichte van DFN. Daarbij heeft het college van doorslaggevend belang mogen achten dat E-Fiber al langer in gesprek was met het college en een aantal maanden voordat DFN een melding deed die door het college in behandeling werd genomen al een volledige melding had gedaan.
9.2.
Daar komt bij dat ter zitting naar voren is gekomen dat de planning van DFN nog steeds niet volledig is. Zo zijn de zogenoemde POP-locaties nog niet ingepland. Verder heeft E-Fiber er niet ten onrechte op gewezen dat de overgelegde planning van de aannemer van DFN geen inzicht biedt in de door DFN voorgestelde coördinatie van werkzaamheden. Verder komt het voor eigen rekening en risico van DFN dat zij eerst in het kader van nader coördinatieoverleg bereid is een stuk in te brengen over de mogelijkheden tot afstemming van gelijktijdige werkzaamheden. Verder heeft E-Fiber ter zitting de juistheid van de berichtgeving in het overgelegde lokale nieuwsbericht weersproken en gesteld dat de werkzaamheden door de aannemer van E-Fiber wel zijn aangevangen.
10. Voor zover het beroep van DFN zich richt tegen de bij de bestreden besluiten meer beperkte graafrust dan aanvankelijk was bepaald, is de voorzieningenrechter vooralsnog van oordeel dat het college voldoende heeft gemotiveerd waarom de termijn voor DFN niet kan aanvangen voor 1 september 2023.
11. Gelet op wat hiervoor is overwogen, ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding tot het treffen van een voorlopige voorziening. Wat E-Fiber en DFN verder nog hebben aangevoerd hoeft geen bespreking.
12. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E. Lunenberg, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. R. Stijnen, griffier. De uitspraak is in het openbaar gedaan op 6 oktober 2022.
De griffier en de voorzieningenrechter zijn verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
griffier voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

2.Met toepassing van artikel 8:83, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
3.Met overeenkomstige toepassing van artikel 8:87 van de Awb.
4.Zoals bedoeld in artikel 8:81 van de Awb.
5.Op grond van artikel 8:86, eerste lid, van de Awb.
7.Kamerstukken II 2004/05, 29 834, nr. 3, blz. 6.
9.Kamerstukken II 2004/05, 29 834, nr. 3, blz. 53.
10.Kamerstukken II 2004/05, 29 834, nr. 3, blz. 9.