ECLI:NL:RBROT:2022:7339

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
31 augustus 2022
Publicatiedatum
31 augustus 2022
Zaaknummer
ROT 22/4084 en ROT 22/4086
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Mededingingsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke geschillen over instemming voor graafwerkzaamheden

Op 31 augustus 2022 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van Delta Fiber Netwerk B.V. (DFN) tegen het college van burgemeester en wethouders van Castricum en E-Fiber Castricum B.V. DFN had verzocht om schorsing van de aan E-Fiber verleende instemming voor graafwerkzaamheden, die op 1 september 2022 zouden beginnen. DFN had echter gewacht met het indienen van het verzoek tot de avond van 30 augustus, terwijl de voorzieningenrechter al had aangegeven dat er een beslissing zou vallen voor 1 september 2022. De voorzieningenrechter oordeelde dat DFN door deze vertraging de mogelijkheid om een zitting te organiseren voor 1 september had bemoeilijkt, wat de verzochte ordemaatregel niet dichterbij bracht.

De voorzieningenrechter heeft de bestreden besluiten van 24 augustus 2022, waarin de instemming voor E-Fiber werd gehandhaafd, niet onrechtmatig geacht. DFN had bezwaar gemaakt tegen de besluiten van 26 januari en 21 april 2022, maar de voorzieningenrechter concludeerde dat er geen aanleiding was om een voorlopige voorziening te treffen voordat de zaak op een zitting werd behandeld. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen en aangegeven dat er op korte termijn een zitting zal worden georganiseerd om te beoordelen of alsnog een voorlopige voorziening getroffen dient te worden. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is openbaar gedaan en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Bestuursrecht
zaaknummers: ROT 22/4084 en ROT 22/4086
uitspraak van de voorzieningenrechter van 31 augustus 2022 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaken tussen

Delta Fiber Netwerk B.V. (DFN), te Schiedam, verzoekster,

gemachtigde: mr. B.J.W. Walraven,
en

het college van burgemeester en wethouders van Castricum, verweerder.

Als derde-partij is aangemerkt:

E-Fiber Castricum B.V. (E-Fiber), te Zeist.

Procesverloop

Bij besluit van 26 januari 2022 heeft verweerder EFiber instemming verleend voor het aanleggen van glasvezelkabel in de grond in de gehele gemeente Castricum in de periode van 1 september 2022 tot 31 augustus 2023. Tegen dit besluit heeft DFN bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 21 april 2022 heeft verweerder aan DFN instemming verleend voor het aanleggen van glasvezelkabel in de grond in delen van Castricum. De instemming ziet vanwege het inroepen van graafrust op de periode vanaf 1 januari 2024 en niet op de aangevraagde periode van 1 april 2022 tot 31 maart 2023. Tegen dit besluit hebben zowel DFN als E-Fiber bezwaar gemaakt.
Bij twee besluiten van 24 augustus 2022 (bestreden besluiten) heeft verweerder beslist op de bezwaren van DFN en E-Fiber. Verweerder heeft het aan E-Fiber verleende instemmingsbesluit ongewijzigd gehandhaafd. Verweerder heeft ook de aan DFN verleende instemming gehandhaafd, met dien verstande dat de periode van instemming wordt vervroegd naar 1 september 2023 tot 1 november 2023.
DFN heeft in de avond van 30 augustus beroep ingesteld tegen de bestreden besluiten. Tegelijk met het instellen van beroep heeft zij verzocht om een ordemaatregel te treffen die ertoe strekt dat het E-Fiber wordt verboden met de graafwerkzaamheden te beginnen zolang DFN dat ook niet mag.

Overwegingen

1. De voorzieningenrechter doet uitspraak zonder zitting met toepassing van artikel 8:83, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2. Uit artikel 8:81, eerste lid, van de Awb volgt onder meer dat indien tegen een besluit bezwaar is gemaakt, de voorzieningenrechter van de rechtbank op verzoek een voorlopige voorziening kan treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. Gelet op artikel 8:87, eerste lid, kan de voorzieningenrechter, ook ambtshalve, een voorlopige voorziening opheffen of wijzigen.
3. Voor de voorgeschiedenis van deze zaken wijst de voorzieningenrechter op zijn uitspraak tussen partijen van 20 juni 2022 (ECLI:NL:RBROT:2022:4911).
4. De voorzieningenrechter stelt vast dat DFN heeft gewacht met het doen van een verzoek om voorlopige voorziening tot de avond van 30 augustus, terwijl zij vandaag – dus op 31 augustus 2022 – een uitspraak wenst die ertoe strekt dat de aan E-Fiber verleende instemming wordt geschorst zodat E-Fiber niet morgen kan starten met de graafwerkzaamheden. Gelet op de hangende bezwaar gedane uitspraak van de voorzieningenrechter had DFN er op bedacht moeten zijn dat verweerder voor 1 september 2022 zou beslissen op de bezwaren. In die uitspraak heeft de voorzieningenrechter immers het aan E-Fiber verleende instemmingsbesluit geschorst met ingang van 1 september 2022 en bepaald dat deze schorsing niet aanvangt, of vervalt zodra verweerder op het bezwaar heeft besloten en die beslissing heeft bekendgemaakt. Door zonder aantoonbare noodzaak een aantal dagen te wachten met de indiening van het verzoek, heeft DFN het de voorzieningenrechter onmogelijk gemaakt om de zaak voor 1 september 2022 voor te bereiden en voor die datum een zitting te organiseren, terwijl zij het met haar handelwijze ook voor verweerder en E-Fiber onmogelijk heeft gemaakt voor die datum verweer te voeren respectievelijk een zienswijze te geven. Deze proceshouding van DFN brengt de verzochte ordemaatregel niet dichterbij.
5. De voorzieningenrechter ziet voorts bij eerste lezing van de bestreden besluiten geen grond om die onrechtmatig te achten. De voorzieningenrechter betrekt daarbij dat verweerder gemotiveerd uiteen heeft gezet waarom E-Fiber de graafwerkzaamheden eerder mag aanvangen dan DFN, terwijl verweerder voorts de uitspraak van de voorzieningenrechter van 20 juni 2022 indachtig de instemmingsperiode voor DFN naar voren heeft gehaald. Er is daarom geen aanleiding om een ordemaatregel te treffen voordat de zaak op een zitting wordt behandeld.
6. De voorzieningenrechter zal het verzoek tot het treffen van een ordemaatregel daarom afwijzen.
7. Wel ziet de voorzieningenrechter aanleiding om op korte termijn een zitting te organiseren. Naar analogie met artikel 8:87 van de Awb zal de voorzieningenrechter dan beoordelen of met ingang van een latere datum alsnog een voorlopige voorziening getroffen dient te worden.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat vooralsnog geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.C. Rop, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van
mr. R. Stijnen, griffier. De uitspraak is in het openbaar gedaan op 31 augustus 2022.
De voorzieningenrechter en de griffier zijn verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
griffier voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.