3.2.Met het bestreden besluit heeft het college het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit 2 voor wat betreft de hoogte van de boete gegrond verklaard en voor het overige ongegrond verklaard, met de motivering zoals opgenomen in het advies. De boete is gematigd naar € 2.000,-, overeenkomstig het boetetarief voor niet bedrijfsmatige exploitatie, welke boete het college evenredig acht. Er is sprake van een overtreding van de Huisvestingswet 2014 en de Verordening toegang woningmarkt en samenstelling woningvoorraad 2019, omdat er een hennepkwekerij is aangetroffen in twee grote ruimten in de kruipruimte van de woning.
4. Op grond van artikel 5:1 tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), wordt onder overtreder verstaan: degene die de overtreding pleegt of medepleegt.
Op grond van artikel 5:25, eerste lid, van de Awb geschiedt de toepassing van bestuursdwang op kosten van de overtreder, tenzij deze kosten redelijkerwijze niet of niet geheel te zijnen laste behoren te komen.
Op grond van artikel 1a, tweede lid, van de Woningwet draagt een ieder die een bouwwerk bouwt, gebruikt, laat gebruiken of sloopt, dan wel een open erf of terrein gebruikt of laat gebruiken, er, voor zover dat in diens vermogen ligt, zorg voor dat als gevolg van dat bouwen, gebruik of slopen geen gevaar voor de gezondheid of veiligheid ontstaat dan wel voortduurt.
Op grond van artikel 21, eerste lid, aanhef en onder a, van de Huisvestingswet 2014 is het verboden om een woonruimte, behorend tot een met het oog op het behoud of de samenstelling van de woonruimtevoorraad door de gemeenteraad in de huisvestingsverordening aangewezen categorie woonruimte en die gelegen is in een in de huisvestingsverordening aangewezen gebied, zonder vergunning van burgemeester en wethouders anders dan ten behoeve van de bewoning of het gebruik als kantoor of praktijkruimte door de eigenaar aan de bestemming tot bewoning te onttrekken of onttrokken te houden.
Artikel 3.1.2. van de Verordening toegang woningmarkt en samenstelling woningvoorraad 2019 (Huisvestingsverordening), luidt:
1. Het is verboden om een in artikel 3.1.1 aangewezen woonruimte zonder een onttrekkingsvergunning, anders dan ten behoeve van de bewoning of het gebruik als kantoor of praktijkruimte door de eigenaar, aan de bestemming tot bewoning te onttrekken.
2. Voor het onttrekken van de woonruimte ten behoeve van vakantieverhuur is geen onttrekkingsvergunning noodzakelijk mits en zolang:
a. de hoofdbewoner de woning feitelijk als hoofdverblijf heeft en ook als zodanig in de Basisregistratie personen staat ingeschreven;
b. vakantieverhuur maximaal 60 dagen per kalenderjaar plaatsvindt; en
c. I. in de woning met een gebruiksoppervlak van minder dan 200 m² aan niet meer dan zes personen per nacht onderdak wordt verleend;
II. in de woning met een gebruiksoppervlak van meer dan 200 m² aan niet meer dan acht personen per nacht onderdak wordt verleend.
3. Onder het onttrekken aan de bestemming tot bewoning wordt niet verstaan het slopen of samenvoegen van woonruimten.
5. Eiser voert aan dat het college hem in verband met het verhalen van de kosten van de spoedeisende bestuursdwang op hem ten onrechte als overtreder heeft aangemerkt. Eiser wijst erop dat hij een verhuurdersverklaring heeft overgelegd. Eiser stelt zich op het standpunt dat hij aannemelijk heeft gemaakt dat hij niet wist of kon weten dat de woning als hennepkwekerij gebruikt werd. De hennepkwekerij is aangetroffen in de kruipruimte en hoewel van hem als verhuurder weliswaar verwacht mag worden dat hij zich over het gebruik van de woning informeert, kon in redelijkheid niet van hem worden verwacht dat hij ook steeds de kruipruimte zou inspecteren. Eiser heeft als verhuurder zicht op de woning gehouden door hier regelmatig een bezoek aan te brengen.