23.1.De rechtbank stelt vast dat verweerder dit object heeft opgenomen in de matrix als vergelijkingsobject. Eiser onderbouwt niet cijfermatig hoe dit verkoopcijfer zou leiden tot een lagere waarde. Deze beroepsgrond slaagt niet.
24. In geschil is of verweerder de waarde van de onroerende zaak op de waardepeildatum 1 januari 2019 op een te hoog bedrag heeft vastgesteld. Eiser stelt dat dit het geval is en voert aan dat de waarde € 69.000,- bedraagt. Verweerder is van mening dat hij de waarde niet te hoog heeft vastgesteld.
25. De onroerende zaak is een kleine bedrijfsruimte (niet-woning), met een gebruiksoppervlakte van 90 m². Het bouwjaar is 2000. De onroerende zaak maakt onderdeel uit van het bedrijvencomplex ‘[naam complex]’, dat in totaal bestaat uit 30 bedrijfsunits.
26. De waarde, bedoeld in artikel 17, tweede lid, Wet WOZ, kan bij niet-woningen op grond van artikel 4, eerste lid, aanhef en onderdeel b, van de Uitvoeringsregeling instructie waardebepaling Wet WOZ (Uitvoeringsinstructie) bepaald worden door middel van een huurwaardekapitalisatiemethode (hwk-methode).
27. Verweerder moet aannemelijk maken dat hij de waarde van de onroerende zaak niet te hoog heeft vastgesteld. Hiertoe legt hij een taxatierapport over van 22 november 2021 opgemaakt door [naam 5] en een ‘Onderbouwing kapitalisatiefactor en huurwaarde’. Verweerder heeft de hwk-methode toegepast en dit is tussen partijen niet in geschil. Verweerder legt een viertal verkoopcijfers aan zijn waardering ten grondslag: [adres 14], [adres 15]+[adres 16], [adres 17] en [adres 18]. De rechtbank acht deze vergelijkingsobjecten goed vergelijkbaar nu zij alle kleine bedrijfsruimtes zijn, gelegen in hetzelfde bedrijvencomplex. [adres 14] acht de rechtbank het meest vergelijkbaar aangezien dit object, net als de onroerende zaak, beschikt over dezelfde oppervlakte.
28. In geschil is de kapitalisatiefactor. Verweerder heeft bij de onroerende zaak (en de vergelijkingsobjecten) een kapitalisatiefactor gehanteerd van 10,6 en eiser stelt zich op het standpunt dat dit 9,1 moet zijn rekening houdend met een hoog leegstandsrisico, hogere onderhoudskosten, hogere beheerskosten en een relatief hoog opslag risico. Dit heeft te maken met de leeftijd en de grootte van de onroerende zaak en de marktsituatie.
Ter zitting heeft eiser een berekening aangeleverd en aangevoerd dat het percentage risico-opslag hoger geschaald moet worden nu het object in eigen gebruik is en er niets aan is gedaan.