In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 2 september 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een stichting en een bedrijf over de huurprijs van een winkelruimte. De stichting, eiseres in conventie, vorderde betaling van een achterstand in huur en contractuele boetes, terwijl het bedrijf, gedaagde in conventie, een huurkorting eiste vanwege coronamaatregelen die leidden tot verplichte winkelsluitingen en omzetverlies. De kantonrechter oordeelde dat de coronamaatregelen als onvoorziene omstandigheden moeten worden aangemerkt volgens artikel 6:258 BW, wat betekent dat de huurprijs kan worden aangepast aan de gewijzigde omstandigheden. De kantonrechter paste de 'vastelastenmethode' toe om de huurprijsvermindering te berekenen, waarbij het nadeel gelijk werd verdeeld tussen verhuurder en huurder. Uiteindelijk werd vastgesteld dat het bedrijf te veel huur had betaald en werd de stichting veroordeeld tot terugbetaling van een bedrag van € 10.865,60 aan het bedrijf. De proceskosten werden ook aan de stichting opgelegd, en het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.