Uitspraak
1..Inleiding
2..Procesverloop
3..Adviezen
4..Standpunt van partijen
5..Beoordeling
“Zoals hierboven vermeld, is de termijn van de terbeschikkingstelling aangevangen op 12 juli 2018. De hierna te geven beslissing wijzigt die datum niet.”.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 11 juli 2022 uitspraak gedaan over de vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling van een ter beschikking gestelde, die sinds 12 juli 2018 onder deze maatregel valt. De rechtbank heeft eerder in 2018 de terbeschikkingstelling gelast vanwege belaging en schennis van de eerbaarheid. De officier van justitie heeft op 19 mei 2022 een vordering tot verlenging ingediend, die op 30 juni 2022 is behandeld. De ter beschikking gestelde, bijgestaan door zijn raadsman mr. E.W.B. van Twist, heeft zich verzet tegen de verlenging. De rechtbank heeft geconstateerd dat de ter beschikking gestelde zich gedurende de afgelopen jaren in de veronderstelling heeft bevonden dat de terbeschikkingstelling op 12 juli 2022 zou eindigen, wat voortvloeit uit eerdere uitspraken van de rechtbank. De rechtbank heeft het belang van het vertrouwensbeginsel en het rechtszekerheidsbeginsel zwaarder laten wegen dan het belang van de officier van justitie om de behandeling voort te zetten. De rechtbank heeft daarom de vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling afgewezen, met de aanbeveling aan de ter beschikking gestelde om vrijwillige behandeling en begeleiding te zoeken om de risico's te beperken.